Onderwerpen
Als-dan
Het woord ‘dan’ wordt gebruikt wanneer er sprake is van ongelijkheid,
bijvoorbeeld: ‘Mijn tas is zwaarder dan die van jou’. In deze zin worden
twee tassen met elkaar vergeleken. De ene tas is zwaarder dan de ander
dus is er sprake van een ongelijkheid. Daarom wordt in deze zin het woord
‘dan’ gebruikt. Het woord ‘dan’ wordt ook gebruikt na de woorden ‘ander’,
‘andere’ of ‘anders’, bijvoorbeeld: ‘Anders dan mijn moeder heb ik bruin
haar’ of ‘Zij heeft haar tas op een andere plek gelegd dan ik’.
Het woord ‘als’ wordt gebruikt bij vergelijkingen in combinatie met de
woorden ‘net’, ‘(net) zo’ of ‘even’. Bijvoorbeeld: ‘Hans is even groot als
Timo’ en ‘Mijn auto is net zo duur als die van jou’.
Ezelsbruggetjes: maak de zin langer: ik ben langer als jou bent kan niet
maar: ik ben langer dan jij bent kan wel.
Oefenen:
- Duitsland is veel groter ___ Nederland.
- Ik heb meer huiswerk ___ jij.
- Die broek is drie keer zo duur ___ de trui.
Apostrof
De officiële regel is dat de bezits-s aan een naam vast geschreven wordt:
- Piets fiets
- Mariekes vriendin
- Oscars moeder
Ook als de naam eindigt op een combinatie van twee klinkers die als één
klank worden uitgesproken, komt er geen apostrof:
- Lidewijs gedicht
- Leonies huis
- Mickeys hond
Als en naam op een é eindigt, komt er ook geen apostrof:
- Renés boek
De apostrof is verplicht als de naam eindigt op:
- Een lange klank die met één enkele a, i, o, u of y wordt geschreven
(Anna’s jas, Evi’s moeder, Otto’s jas, Randy’s vader);
- Op een enkele e die klinkt als ‘ee’: Zoë’s baan.
Ook na een afgekorte naam of initiaal komt een apostrof, net zoals na een
cijfer:
- A.F.Th.’s boek
- M’s rol in de film
, - R2D2’s geluiden
- Willem II’s overwinning
Na een naam die op een hoorbare sisklank eindigt, komt wel een apostrof
maar geen extra s:
- Mattijs’ kroketten
- Bas’ column
- Max’ boek
- Inez’ werk
(Voor dit onderdeel is dit een goede oefening:
https://www.onlineexambuilder.com/index.php?r=exam/quiz&language=nl
&PHPSESSID=new)
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand
van een ander woord (vaak een zelfstandig naamwoord) benoemt.
Voorbeelden:
- De rode auto
- De groene jas
- Het mooie huis
De hoofdregel voor de spelling van bijvoeglijke naamwoorden is dat je ze
zo kort mogelijk schrijft klinkers of medeklinkers alleen verdubbelen als
dat nodig is voor de uitspraak van het woord.
Let op! Bovenstaande regel geldt niet voor een stoffelijk bijvoeglijk
naamwoord. Deze eindigen bijna altijd op -en:
- De gouden koets
- De wollen trui
- De houten deur
- De betonnen bodem
- De strooien hoed
Uitzonderingen:
- Een plastic verpakking
- Een suède tas
- Een aluminium regenpijp
- Een nylon doek
Een bijvoeglijk voornaamwoord staat niet altijd voor het woord waar het
iets over zegt. In de zin ‘Lisa vindt de hond van haar buurman erg lief’ is
lief het bijvoeglijk naamwoord. Het zegt iets over de hond (zelfstandig
naamwoord).
Er zijn verschillende manieren waarop een bijvoeglijk naamwoord gebruikt
kan worden:
- Attributief: het woord staat direct voor het zelfstandig naamwoord
waar het iets over zegt ‘De lieve poes’.