Leereenheid 1 “Staat, staats- en bestuursrecht”
Leerdoelen:
1- Wat zijn de beginselen van een democratische rechtstaat?
2- Wat houdt het vak staatsrecht in?
3- Hoe kan de herkomst en legitimatie van statelijk gezag worden verklaard?
4- Hoe beschrijf je de ontwikkeling van de moderne staat?
5- Wat zijn de beginselen van de klassiek-liberale rechtsstaat en beschrijf deze?
6- Wat zijn de problemen in het functioneren van de moderne rechtstaat?
Het staatsrecht:
- In het staatrecht gaat het om de bestudering van de wijze waarop de Nederlandse staat is
georganiseerd.
Het bestuursrecht:
- In het bestuursrecht gaat het om de regels die aan de verschillende vormen van
overheidsoptreden ten grondslag liggen.
Nederland is een:
- gedecentraliseerde eenheidstaat waarin een constitutionele monarchie en een parlementair
stelsel aanwezig zijn.
- Deze vorm dateert uit het begin van de 19e eeuw.
Rechtstaat:
- Hiermee wordt aangeduid dat de staat zelf gebonden is aan het recht.
Juridische verschijnselen op het terrein van staats- en bestuursrecht:
a. er zijn organen (ambten) met een verschillende wijze van samenstelling (bv. verkiezingen vs.
benoeming);
b. er zijn organen met verschillende bevoegdheden;
c. er zijn besluiten van verschillende aard (algemeen verbindende voorschriften en beschikkingen);
d. er zijn verschillende controlemechanismen (verantwoordingsplicht parlement en vormen van
bestuurlijk toezicht);
e. er zijn verschillende bevoegdheidsverdelingen (territoriaal d.w.z. naar grondgebied en functioneel
d.w.z. naar beleidsterrein);
f. er zijn verschillende rechtsbeschermingvoorzieningen
- Het gaat dan ook om een veelheid van verschillende instanties, bevoegdheden,
rechtshandelingen e.d.
Positief recht is:
- Het geheel van het geldend recht.
Positief c.q. geldend recht wordt onderverdeeld in:
1. Privaatrecht
2. Staats- en bestuursrecht
3. Strafrecht
- Traditioneel wordt de hoofdonderscheiding gehanteerd tussen enerzijds het privaatrecht en
anderzijds het publiekrecht.
Het privaatrecht:
- houdt zich bezig met de rechtsbetrekkingen tussen particulieren onderling.
Het publiekrecht:
- Dit is dan het strafrecht en het staats- en bestuursrecht;
- Hier gaat het primair om de verhouding tussen overheid en burgers en tussen overheidsinstanties
onderling.
, Ieder recht kan men onderscheiden in:
1. Formeel deel d.w.z. procedurele normen;
2. Materieel deel d.w.z. inhoudelijke normen.
- Het staats- en bestuursrecht omvat dus de formele en materiële rechtsnormen inzake het
handelen van de overheid en de rechtsbetrekkingen van burgers ten opzicht van de overheid.
Er zijn twee soorten handelingen van de overheid:
1. Feitelijke handelingen : bv. het opbreken van de weg;
2. Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen.
a. eenzijdige publiekrechtelijke rechtshandelingen: besluiten die eenzijdig bindend zijn;
b. tweezijdige publiekrechtelijke rechtshandelingen: gemeenschappelijke regeling tussen
gemeenten of het sluiten van een verdrag.
c. Tweezijdige privaatrechtelijke rechtshandelingen: uitgifte van bouwrijpe grond; aanschaf
auto’s.
- Bij privaatrechtelijke rechtshandelingen zal de overheid veelal niet op dezelfde wijze deelnemen
aan het rechtsverkeer als een burger. Overeenkomstig artikel 1 van de Grondwet moet gelijkheid
van behandeling worden betracht. De overheid moet op grond van algemene criteria en niet op
grond van toevallige voorkeuren handelen. Dit geldt niet zozeer voor een burger.
Kenmerkend voor de overheid is:
- Dat het publiekrechtelijk handelen door middel van eenzijdig bindende besluiten gebeurd. Deze
besluiten vormen dan ook het basismateriaal van het staats- en bestuursrecht.
- Het staatsrecht betreft voornamelijk de besluiten van de hoogste staatsorganen en de
organisatorische structuur van deze organen;
- Het bestuursrecht betreft voornamelijk de besluiten van organen die zich op specifieke terreinen
tot de burgers richten, alsmede de organisatorische structuur van specifieke organen.
- De organisatorische structuur van veel organen waarmee het staatsrecht zich bezig houdt, zijn
geregeld in de Grondwet of de organieke wetten d.w.z. wetten totstandkoming in opdracht van de
Grondwet (Provinciewet; Gemeentewet);
- Vaak dragen bestuurswetten specifieke bestuursrechtelijke bevoegdheden aan organen op.
Bijvoorbeeld het college van burgemeester en wethouders is belast met het verlenen van bijstand
ingevolge de Wet Werk en bijstand. Deze bestuursrechtelijke wet geeft nadere regels over de
uitoefening van deze bevoegdheid door het College. Ook kan een bestuursrechtelijke wet een
apart orgaan in het leven roepen, dat niet tot de staatsrechtelijke organen hoort zoals bijv. een
Commissie gelijke behandeling die toezicht houdt op de naleving van de Algemene wet gelijke
behandeling.
Het verschil tussen staats- en bestuursrecht:
- Is conventioneel en didactisch van aard; op grond van historie en gewoonte worden sommige
terreinen tot het staatsrecht gerekend en andere tot het bestuursrecht. De beide disciplines liggen
dus dicht bij elkaar en lopen in elkaar over.
- Globaal kan worden gezegd dat het staatsrecht veeleer de grondslagen voor het optreden van
overheidsorganen reguleert: instelling van organen, toekenning van bevoegdheden en onderlinge
verhoudingen, terwijl het bestuursrecht regels geeft over de wijze waarop bevoegdheden door de
overheid vooral in de richting van burgers kunnen en mogen worden aangewend.
- Het staatsrecht is vooral organisatierecht. Echter omvat het ook meer. De staatsrechtelijke
normen vormen een waarborg tegen de uitoefening van willekeur van het overheidsgezag. Er zijn
regels in het staatsrecht die specifiek de relatie tussen de overheid en de burgers bepalen. Hierbij
kan met name gedacht worden aan de grondrechten (vrijheidsrechten, sociale grondrechten e.d.).
Verschillende soorten overheidsbesluiten:
1. Eenzijdig bindende overheidsbesluiten: de gelding van het besluit niet afhankelijk is van de
instemming van het tot wie het besluit is gericht.
2. Meerzijdig bindende overheidsbesluiten: gemeenschappelijke regeling tussen twee
gemeenten.
3. Niet bindende overheidsbesluiten: een plan dat slechts indicatieve betekenis heeft.
Leerdoelen:
1- Wat zijn de beginselen van een democratische rechtstaat?
2- Wat houdt het vak staatsrecht in?
3- Hoe kan de herkomst en legitimatie van statelijk gezag worden verklaard?
4- Hoe beschrijf je de ontwikkeling van de moderne staat?
5- Wat zijn de beginselen van de klassiek-liberale rechtsstaat en beschrijf deze?
6- Wat zijn de problemen in het functioneren van de moderne rechtstaat?
Het staatsrecht:
- In het staatrecht gaat het om de bestudering van de wijze waarop de Nederlandse staat is
georganiseerd.
Het bestuursrecht:
- In het bestuursrecht gaat het om de regels die aan de verschillende vormen van
overheidsoptreden ten grondslag liggen.
Nederland is een:
- gedecentraliseerde eenheidstaat waarin een constitutionele monarchie en een parlementair
stelsel aanwezig zijn.
- Deze vorm dateert uit het begin van de 19e eeuw.
Rechtstaat:
- Hiermee wordt aangeduid dat de staat zelf gebonden is aan het recht.
Juridische verschijnselen op het terrein van staats- en bestuursrecht:
a. er zijn organen (ambten) met een verschillende wijze van samenstelling (bv. verkiezingen vs.
benoeming);
b. er zijn organen met verschillende bevoegdheden;
c. er zijn besluiten van verschillende aard (algemeen verbindende voorschriften en beschikkingen);
d. er zijn verschillende controlemechanismen (verantwoordingsplicht parlement en vormen van
bestuurlijk toezicht);
e. er zijn verschillende bevoegdheidsverdelingen (territoriaal d.w.z. naar grondgebied en functioneel
d.w.z. naar beleidsterrein);
f. er zijn verschillende rechtsbeschermingvoorzieningen
- Het gaat dan ook om een veelheid van verschillende instanties, bevoegdheden,
rechtshandelingen e.d.
Positief recht is:
- Het geheel van het geldend recht.
Positief c.q. geldend recht wordt onderverdeeld in:
1. Privaatrecht
2. Staats- en bestuursrecht
3. Strafrecht
- Traditioneel wordt de hoofdonderscheiding gehanteerd tussen enerzijds het privaatrecht en
anderzijds het publiekrecht.
Het privaatrecht:
- houdt zich bezig met de rechtsbetrekkingen tussen particulieren onderling.
Het publiekrecht:
- Dit is dan het strafrecht en het staats- en bestuursrecht;
- Hier gaat het primair om de verhouding tussen overheid en burgers en tussen overheidsinstanties
onderling.
, Ieder recht kan men onderscheiden in:
1. Formeel deel d.w.z. procedurele normen;
2. Materieel deel d.w.z. inhoudelijke normen.
- Het staats- en bestuursrecht omvat dus de formele en materiële rechtsnormen inzake het
handelen van de overheid en de rechtsbetrekkingen van burgers ten opzicht van de overheid.
Er zijn twee soorten handelingen van de overheid:
1. Feitelijke handelingen : bv. het opbreken van de weg;
2. Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen.
a. eenzijdige publiekrechtelijke rechtshandelingen: besluiten die eenzijdig bindend zijn;
b. tweezijdige publiekrechtelijke rechtshandelingen: gemeenschappelijke regeling tussen
gemeenten of het sluiten van een verdrag.
c. Tweezijdige privaatrechtelijke rechtshandelingen: uitgifte van bouwrijpe grond; aanschaf
auto’s.
- Bij privaatrechtelijke rechtshandelingen zal de overheid veelal niet op dezelfde wijze deelnemen
aan het rechtsverkeer als een burger. Overeenkomstig artikel 1 van de Grondwet moet gelijkheid
van behandeling worden betracht. De overheid moet op grond van algemene criteria en niet op
grond van toevallige voorkeuren handelen. Dit geldt niet zozeer voor een burger.
Kenmerkend voor de overheid is:
- Dat het publiekrechtelijk handelen door middel van eenzijdig bindende besluiten gebeurd. Deze
besluiten vormen dan ook het basismateriaal van het staats- en bestuursrecht.
- Het staatsrecht betreft voornamelijk de besluiten van de hoogste staatsorganen en de
organisatorische structuur van deze organen;
- Het bestuursrecht betreft voornamelijk de besluiten van organen die zich op specifieke terreinen
tot de burgers richten, alsmede de organisatorische structuur van specifieke organen.
- De organisatorische structuur van veel organen waarmee het staatsrecht zich bezig houdt, zijn
geregeld in de Grondwet of de organieke wetten d.w.z. wetten totstandkoming in opdracht van de
Grondwet (Provinciewet; Gemeentewet);
- Vaak dragen bestuurswetten specifieke bestuursrechtelijke bevoegdheden aan organen op.
Bijvoorbeeld het college van burgemeester en wethouders is belast met het verlenen van bijstand
ingevolge de Wet Werk en bijstand. Deze bestuursrechtelijke wet geeft nadere regels over de
uitoefening van deze bevoegdheid door het College. Ook kan een bestuursrechtelijke wet een
apart orgaan in het leven roepen, dat niet tot de staatsrechtelijke organen hoort zoals bijv. een
Commissie gelijke behandeling die toezicht houdt op de naleving van de Algemene wet gelijke
behandeling.
Het verschil tussen staats- en bestuursrecht:
- Is conventioneel en didactisch van aard; op grond van historie en gewoonte worden sommige
terreinen tot het staatsrecht gerekend en andere tot het bestuursrecht. De beide disciplines liggen
dus dicht bij elkaar en lopen in elkaar over.
- Globaal kan worden gezegd dat het staatsrecht veeleer de grondslagen voor het optreden van
overheidsorganen reguleert: instelling van organen, toekenning van bevoegdheden en onderlinge
verhoudingen, terwijl het bestuursrecht regels geeft over de wijze waarop bevoegdheden door de
overheid vooral in de richting van burgers kunnen en mogen worden aangewend.
- Het staatsrecht is vooral organisatierecht. Echter omvat het ook meer. De staatsrechtelijke
normen vormen een waarborg tegen de uitoefening van willekeur van het overheidsgezag. Er zijn
regels in het staatsrecht die specifiek de relatie tussen de overheid en de burgers bepalen. Hierbij
kan met name gedacht worden aan de grondrechten (vrijheidsrechten, sociale grondrechten e.d.).
Verschillende soorten overheidsbesluiten:
1. Eenzijdig bindende overheidsbesluiten: de gelding van het besluit niet afhankelijk is van de
instemming van het tot wie het besluit is gericht.
2. Meerzijdig bindende overheidsbesluiten: gemeenschappelijke regeling tussen twee
gemeenten.
3. Niet bindende overheidsbesluiten: een plan dat slechts indicatieve betekenis heeft.