Samenvatting trillingen en golven (domein B1)
Trilling= periodieke beweging rond een evenwichtsstand.
o Evenwichtsstand= de positie in rust, zonder trilling.
o Harmonische trilling= een trilling met één frequentie en een sinuslijn als
oscillogram.
Een zuivere toon; kan gemaakt worden door luidspreker of toongenerator.
o Trillingstijd T/periode= de periode van één hele trilling met de eenheid s.
o Amplitude A= de maximale uitwijking van een trilling.
Bij een elektrisch signaal wordt het aangegeven in V.
o Samengestelde trilling= een groot aantal frequenties door elkaar heen.
o Eigenfrequentie= de frequentie waarmee een voorwerp uit zichzelf trilt.
o Resonantie= een trillend voorwerp kan een ander voorwerp in trilling brengen,
doordat de trillingen via een tussenstof worden doorgegeven.
Optimaal als de eigenfrequentie en de trillingen van buiten gelijk zijn.
o Fase φ = geeft het aantal trillingen weer sinds het tijdstip t=0.
o Gereduceerde fase φ r= het deel van een trilling dat is uitgevoerd tussen 0 en 1.
o Faseverschil ∆ φ= is het verschil in fase tussen twee trillende voorwerpen.
1
f=
T
o f = de frequentie in Hz.
o T = de trillingstijd in s.
F t=−C∗u
o F t= terugdrijvende nettokracht in N.
o −C = de veerconstante in N/m
o u= uitwijking uit de evenwichtsstand m.
π∗1
u ( t )= A∗sin (2 ) of u ( t )= A∗sin ( 2 π∗f )
T
o u= de uitwijking in m.
o A= de amplitude in m.
o T= de trillingstijd in s.
o f = de frequentie in Hz.
t
φ= of φ=f∗t
T
o φ = de fase.
Meestal geschreven in breuken.
o t = de tijd in s.
o T = de trillingstijd in s.
o f = frequentie in Hz.
∆t
∆ φr= of ∆ φr=∆ t∗f
T
o ∆ φr = gereduceerde faseverschil.
o ∆ t = het verschil in tijd tussen een doorgang door de evenwichtsstand in positieve
zin van de twee trillingen.
o T = trillingstijd in s.
Trilling= periodieke beweging rond een evenwichtsstand.
o Evenwichtsstand= de positie in rust, zonder trilling.
o Harmonische trilling= een trilling met één frequentie en een sinuslijn als
oscillogram.
Een zuivere toon; kan gemaakt worden door luidspreker of toongenerator.
o Trillingstijd T/periode= de periode van één hele trilling met de eenheid s.
o Amplitude A= de maximale uitwijking van een trilling.
Bij een elektrisch signaal wordt het aangegeven in V.
o Samengestelde trilling= een groot aantal frequenties door elkaar heen.
o Eigenfrequentie= de frequentie waarmee een voorwerp uit zichzelf trilt.
o Resonantie= een trillend voorwerp kan een ander voorwerp in trilling brengen,
doordat de trillingen via een tussenstof worden doorgegeven.
Optimaal als de eigenfrequentie en de trillingen van buiten gelijk zijn.
o Fase φ = geeft het aantal trillingen weer sinds het tijdstip t=0.
o Gereduceerde fase φ r= het deel van een trilling dat is uitgevoerd tussen 0 en 1.
o Faseverschil ∆ φ= is het verschil in fase tussen twee trillende voorwerpen.
1
f=
T
o f = de frequentie in Hz.
o T = de trillingstijd in s.
F t=−C∗u
o F t= terugdrijvende nettokracht in N.
o −C = de veerconstante in N/m
o u= uitwijking uit de evenwichtsstand m.
π∗1
u ( t )= A∗sin (2 ) of u ( t )= A∗sin ( 2 π∗f )
T
o u= de uitwijking in m.
o A= de amplitude in m.
o T= de trillingstijd in s.
o f = de frequentie in Hz.
t
φ= of φ=f∗t
T
o φ = de fase.
Meestal geschreven in breuken.
o t = de tijd in s.
o T = de trillingstijd in s.
o f = frequentie in Hz.
∆t
∆ φr= of ∆ φr=∆ t∗f
T
o ∆ φr = gereduceerde faseverschil.
o ∆ t = het verschil in tijd tussen een doorgang door de evenwichtsstand in positieve
zin van de twee trillingen.
o T = trillingstijd in s.