V5 thema 4 DNA
4.1 de bouw en functie van DNA
DNA bepaalt de functie van een cel en levert de instructies waarmee ribosomen in
de cel verschillende soorten eiwitten kunnen synthetiseren.
Genoom= geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme.
kernDNA= het DNA in alle chromosomen in de celkern.
o Binas tabel 70B
mtDNA= het DNA in de mitochondriën.
o Mitochondriën en chloroplasten functioneren onafhankelijk van de rest van
de cel.
Gebruik van eigen DNA.
Plasmiden= korte stukjes circulair DNA.
DNA-molecuul is een nucleïnezuur.
o Binas tabel 71C
DNA bestaat uit twee ketens aan elkaar gekoppelde nucleotiden.
o Nucleotide:
Monosacharide: desoxyribose
-OH groep zit gebonden aan de derde C-atoom van de
desoxyribose, ‘3-uiteinde.
Fosfaatgroep
Gebonden aan de vijfde C-atoom van een nucleotide -> ‘5-
uiteinde.
Stikstofbase
Gebonden aan het eerste C-atoom van een nucleotide.
Adenine (A) en thymine (T).
Cytosine (C) en guanine (G).
o Basenparen komen tot stand door waterstofburggen.
DNA wordt van ‘3-uiteinde naar ‘5-uiteinde gelezen en gekopieerd.
Dubbelstrengs DNA-molecuul= twee ketens die lopen in tegengestelde richting.
o Helixstructuur= spiraalvorm.
Histonen= eiwitten waarom DNA wordt gewikkeld.
Nucleosoom= histonen met daaromheen gewikkeld DNA.
Koppelings-DNA= DNA tussen twee opeenvolgende nucleotiden.
Sequentie= volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt.
Gen= een deel van een DNA-molecuul dat de code bevat waarmee ribosomen een of
meer eiwitten kunnen synthetiseren.
Niet-coderend DNA= overige DNA dat niet codeert voor eiwitten.
o Bestaat uit repetitief DNA= herhalingen van korte nucleotidesequenties.
, 4.2 DNA-replicatie
DNA-replicatie= het kopiëren van het DNA.
o Vindt plaats tijdens de S-fase van de celcyclus.
Werking van DNA-replicatie: Binas tabel 71D
o Begint bij een replicatiestartpunt.
o Helicase (enzym) verbreekt in twee richtingen de waterstofbruggen tussen de
basenparen.
o Helixstructuur verdwijnt en er ontstaat een replicatiebel.
o SSBP’s (single-strand DNA-binding proteins) = zorgen dat de
waterstofbruggen verbroken blijven, dus de strengen uit elkaar blijven.
o Primer (van de enzym primase) hecht aan het beginstuk van de ‘3-uiteinde.
o Vanaf de primer kan DNA-polymerase ketens uit het kernplasma (dATP, dTTP,
dGTP, dCTP) binden aan de vrijgekomen stikstofbasen.
Leidende streng= de streng die zonder onderbrekingen gevormd kan worden.
o Van ‘3-uiteinde naar ‘5-uiteinde afgelezen (orginele streng).
o Van ‘5-uiteinde naar ‘3-uiteinde gemaakt (nieuwe streng).
o Van replicatiestartpunt naar buiten gesynthetiseerd.
Volgende streng= DNA-polymerase kan korte stukjes (Okazaki-fragmenten)
synthetiseren vanaf de primer.
o Van ‘3-uiteinde naar ‘5-uiteinde afgelezen (orginele streng).
o Van ‘5-uiteinde naar ‘3-uiteinde gemaakt (nieuwe streng)
o DNA-ligase koppelt de Okazaki-fragmenten aan elkaar.
o Van buiten naar replicatiestartpunt gesyntheticeerd.
Op de plaats waar de primer begint kan het enkelstrengs DNA niet gekopieerd
worden.
o Hierdoor wordt de oude streng iedere celdeling korter.
4.1 de bouw en functie van DNA
DNA bepaalt de functie van een cel en levert de instructies waarmee ribosomen in
de cel verschillende soorten eiwitten kunnen synthetiseren.
Genoom= geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme.
kernDNA= het DNA in alle chromosomen in de celkern.
o Binas tabel 70B
mtDNA= het DNA in de mitochondriën.
o Mitochondriën en chloroplasten functioneren onafhankelijk van de rest van
de cel.
Gebruik van eigen DNA.
Plasmiden= korte stukjes circulair DNA.
DNA-molecuul is een nucleïnezuur.
o Binas tabel 71C
DNA bestaat uit twee ketens aan elkaar gekoppelde nucleotiden.
o Nucleotide:
Monosacharide: desoxyribose
-OH groep zit gebonden aan de derde C-atoom van de
desoxyribose, ‘3-uiteinde.
Fosfaatgroep
Gebonden aan de vijfde C-atoom van een nucleotide -> ‘5-
uiteinde.
Stikstofbase
Gebonden aan het eerste C-atoom van een nucleotide.
Adenine (A) en thymine (T).
Cytosine (C) en guanine (G).
o Basenparen komen tot stand door waterstofburggen.
DNA wordt van ‘3-uiteinde naar ‘5-uiteinde gelezen en gekopieerd.
Dubbelstrengs DNA-molecuul= twee ketens die lopen in tegengestelde richting.
o Helixstructuur= spiraalvorm.
Histonen= eiwitten waarom DNA wordt gewikkeld.
Nucleosoom= histonen met daaromheen gewikkeld DNA.
Koppelings-DNA= DNA tussen twee opeenvolgende nucleotiden.
Sequentie= volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt.
Gen= een deel van een DNA-molecuul dat de code bevat waarmee ribosomen een of
meer eiwitten kunnen synthetiseren.
Niet-coderend DNA= overige DNA dat niet codeert voor eiwitten.
o Bestaat uit repetitief DNA= herhalingen van korte nucleotidesequenties.
, 4.2 DNA-replicatie
DNA-replicatie= het kopiëren van het DNA.
o Vindt plaats tijdens de S-fase van de celcyclus.
Werking van DNA-replicatie: Binas tabel 71D
o Begint bij een replicatiestartpunt.
o Helicase (enzym) verbreekt in twee richtingen de waterstofbruggen tussen de
basenparen.
o Helixstructuur verdwijnt en er ontstaat een replicatiebel.
o SSBP’s (single-strand DNA-binding proteins) = zorgen dat de
waterstofbruggen verbroken blijven, dus de strengen uit elkaar blijven.
o Primer (van de enzym primase) hecht aan het beginstuk van de ‘3-uiteinde.
o Vanaf de primer kan DNA-polymerase ketens uit het kernplasma (dATP, dTTP,
dGTP, dCTP) binden aan de vrijgekomen stikstofbasen.
Leidende streng= de streng die zonder onderbrekingen gevormd kan worden.
o Van ‘3-uiteinde naar ‘5-uiteinde afgelezen (orginele streng).
o Van ‘5-uiteinde naar ‘3-uiteinde gemaakt (nieuwe streng).
o Van replicatiestartpunt naar buiten gesynthetiseerd.
Volgende streng= DNA-polymerase kan korte stukjes (Okazaki-fragmenten)
synthetiseren vanaf de primer.
o Van ‘3-uiteinde naar ‘5-uiteinde afgelezen (orginele streng).
o Van ‘5-uiteinde naar ‘3-uiteinde gemaakt (nieuwe streng)
o DNA-ligase koppelt de Okazaki-fragmenten aan elkaar.
o Van buiten naar replicatiestartpunt gesyntheticeerd.
Op de plaats waar de primer begint kan het enkelstrengs DNA niet gekopieerd
worden.
o Hierdoor wordt de oude streng iedere celdeling korter.