Unité 5 : Les resources humaines
Les resources humaines
HRM, personeelsbeleid; la gestion des ressources humaines, la gestion du personnel
de personeelsdirecteur; le directeur/la directrice des ressources humaines, le/la DRH, le directeur/la
directrice du personnel
de personeelsdienst; le service du personnel, la direction des ressources humaines, la DRH
Les travailleurs
een werknemer; un(e) salarié(e)
een werkgever; un employeur, une employeuse
een ambtenaar (iemand in dienst van de overheid); un(e) fonctionnaire
een bediende; un(e) employé(e)
een arbeider; un ouvrier, une ouvrière
een geschoolde arbeider; un ouvrier qualifié [kalifje]
een ongeschoold arbeider; un(e) manceuvre
het personeel; le personnel
het personeelsbestand het aantal personeelsleden in een bedrijf; les effectifs
een zelfstandige; un(e) indépendant(e)
een vrij beroep; une profession libérale
werken voor zichzelf, voor eigen rekening; travailler à / pour son (propre) compte
voor zichzelf, voor eigen rekening beginnen; s'installer /se mettre à son (propre) compte
L’emploi
het werk; le travail, (fam.) le boulot
werk vinden; trouver du travail
de arbeidsmarkt; le marché du travail
de werkgelegenheid; remploi
de volledige werkgelegenheid; le plein-emploi
een baan, betrekking; un emploi
een baan zoeken; chercher un emploi
op zoek zijn naar werk; être à la recherche d'un emploi
, een baan in de wacht slepen; décrocher un emploi
een beroep; une profession
een stiel; un métier
een beroep uitoefenen; exercer une profession
een functie; une fonction
een betrekking, plaats; un poste
een baan; un emploi, (fam.) un job
een baantje; (fam.) un job, (fam.) un petit boulot
een opdracht, taak; une tâche
zijn taak aankunnen; être à la hauteur de sa tâche
de taakverdeling; la répartition des tâches
de taken verdelen; répartir les tâches
de werkplaats; le lieu de travail
Le recrutement
solliciteren; postuler
naar een baan solliciteren; postuler un emploi, postuler à un emploi, postuler pour un emploi
een advertentie; une annonce
een jobadvertentie; une offre d'emploi
een vacature; un poste à pourvoir
een vacante betrekking; un poste vacant
een kandidaat; un(e) candidat(e)
zich kandidaat stellen; se porter candidat(e) à, être candidat(e) à, poser sa candidature
een solicitatie; une candidature
een cv, curriculum vitae; un cv, un curriculum vitae
een sollicitatiebrief; une lettre d'accompagnement, une lettre de motivation
een spontane sollicitatie; une candidature spontanée
het profiel; le profil
deskundig zijn; être compétent
een deskundigheid; une compétence
bekwaam zijn voor; être qualifié [kalifie] pour
Les resources humaines
HRM, personeelsbeleid; la gestion des ressources humaines, la gestion du personnel
de personeelsdirecteur; le directeur/la directrice des ressources humaines, le/la DRH, le directeur/la
directrice du personnel
de personeelsdienst; le service du personnel, la direction des ressources humaines, la DRH
Les travailleurs
een werknemer; un(e) salarié(e)
een werkgever; un employeur, une employeuse
een ambtenaar (iemand in dienst van de overheid); un(e) fonctionnaire
een bediende; un(e) employé(e)
een arbeider; un ouvrier, une ouvrière
een geschoolde arbeider; un ouvrier qualifié [kalifje]
een ongeschoold arbeider; un(e) manceuvre
het personeel; le personnel
het personeelsbestand het aantal personeelsleden in een bedrijf; les effectifs
een zelfstandige; un(e) indépendant(e)
een vrij beroep; une profession libérale
werken voor zichzelf, voor eigen rekening; travailler à / pour son (propre) compte
voor zichzelf, voor eigen rekening beginnen; s'installer /se mettre à son (propre) compte
L’emploi
het werk; le travail, (fam.) le boulot
werk vinden; trouver du travail
de arbeidsmarkt; le marché du travail
de werkgelegenheid; remploi
de volledige werkgelegenheid; le plein-emploi
een baan, betrekking; un emploi
een baan zoeken; chercher un emploi
op zoek zijn naar werk; être à la recherche d'un emploi
, een baan in de wacht slepen; décrocher un emploi
een beroep; une profession
een stiel; un métier
een beroep uitoefenen; exercer une profession
een functie; une fonction
een betrekking, plaats; un poste
een baan; un emploi, (fam.) un job
een baantje; (fam.) un job, (fam.) un petit boulot
een opdracht, taak; une tâche
zijn taak aankunnen; être à la hauteur de sa tâche
de taakverdeling; la répartition des tâches
de taken verdelen; répartir les tâches
de werkplaats; le lieu de travail
Le recrutement
solliciteren; postuler
naar een baan solliciteren; postuler un emploi, postuler à un emploi, postuler pour un emploi
een advertentie; une annonce
een jobadvertentie; une offre d'emploi
een vacature; un poste à pourvoir
een vacante betrekking; un poste vacant
een kandidaat; un(e) candidat(e)
zich kandidaat stellen; se porter candidat(e) à, être candidat(e) à, poser sa candidature
een solicitatie; une candidature
een cv, curriculum vitae; un cv, un curriculum vitae
een sollicitatiebrief; une lettre d'accompagnement, une lettre de motivation
een spontane sollicitatie; une candidature spontanée
het profiel; le profil
deskundig zijn; être compétent
een deskundigheid; une compétence
bekwaam zijn voor; être qualifié [kalifie] pour