Aardrijkskunde samenvatting 3.2
Bruinkool, olie, steenkool en gas zijn brandstoffen die lang geleden uit planten- en
dierenresten zijn ontstaan. Daarom noemen we ze fossiele brandstoffen. Nadelen
van deze brandstoffen zijn: ze raken op en zorgen voor de uitstoot van
broeikasgassen. Omdat ze opraken spreken we van uitputbare energiebronnen.
Als je olie en gas ‘ouderwets’ wint spreek je van conventionele olie en gas. Moet je
moeilijke en dure techniek inzetten om olie en gas uit de grond te halen dan spreek
je van niet-conventionele olie en gas. Deze gassen zitten in het keiharde
moedergesteente. Een voorbeeld is schaliegas dat zit in een sediment gesteente
dat uit klei is ontstaan. Bij niet-conventionele gas moet eerst het gesteente worden
gebroken. Dat noem je fracken. Een ander voorbeeld van niet-conventionele olie is
teerzand.
Van traditionele naar duurzame energiebronnen
Jarenlang nam het energieverbruik/pp en dus de CO2-voetafdruk toe door de
groeiende bevolking en groeiende welvaart. Toen duidelijk werd dat het verbranden
van fossiele brandstoffen schadelijk is voor de aarde en dus ook voor ons, vond de
Verenigde Naties dat er iets moest gebeuren. Er moest een energietransitie op
gang komen. Een overstap op duurzame energiebronnen is noodzakelijk.
Begrippen:
Fossiele brandstoffen: De brandstoffen bruinkool, steenkool, aardolie en aardgas
die ontstaan zijn uit miljoenen jaren oude resten van planten en dieren.
Uitputbare energiebronnen: Bronnen van energie die op kunnen raken.
Conventionele olie en gas: Olie en gas dat makkelijk te winnen is omdat het na het
ontstaan is verplaatst naar een reservoirgesteente.
Niet-conventionele olie en gas: Gas en olie die moeilijk winbaar zijn, omdat ze
losgemaakt moeten worden uit moedergesteente.
Schaliegas: Gas dat gewonnen wordt uit sedimentgesteente dat uit klei is ontstaan.
Fracken: Een methode om schaliegas en/of schalieolie uit de diepe ondergrond vrij
te maken door scheurtjes te maken in het moedergesteente.
Teerzand: Oliehoudende afzettingen van zand en klei. De winning is kostbaar en
milieuonvriendelijk.
Energieverbuiken/pp: De hoeveelheid energie die één inwoner inzet voor zijn
manier van leven.
CO2-voetafdruk: De hoeveelheid CO₂ die voor één inwoner uitgestoten wordt om
zijn manier van leven mogelijk te maken.
Energietransitie: Het overschakelen van fossiele brandstoffen op energiebronnen
die niet opraken en geen CO₂ uitstoten.
Duurzame-energiebronnen: Energie die niet vervuilt en nooit opraakt, zoals
windenergie en zonne-energie.
Bruinkool, olie, steenkool en gas zijn brandstoffen die lang geleden uit planten- en
dierenresten zijn ontstaan. Daarom noemen we ze fossiele brandstoffen. Nadelen
van deze brandstoffen zijn: ze raken op en zorgen voor de uitstoot van
broeikasgassen. Omdat ze opraken spreken we van uitputbare energiebronnen.
Als je olie en gas ‘ouderwets’ wint spreek je van conventionele olie en gas. Moet je
moeilijke en dure techniek inzetten om olie en gas uit de grond te halen dan spreek
je van niet-conventionele olie en gas. Deze gassen zitten in het keiharde
moedergesteente. Een voorbeeld is schaliegas dat zit in een sediment gesteente
dat uit klei is ontstaan. Bij niet-conventionele gas moet eerst het gesteente worden
gebroken. Dat noem je fracken. Een ander voorbeeld van niet-conventionele olie is
teerzand.
Van traditionele naar duurzame energiebronnen
Jarenlang nam het energieverbruik/pp en dus de CO2-voetafdruk toe door de
groeiende bevolking en groeiende welvaart. Toen duidelijk werd dat het verbranden
van fossiele brandstoffen schadelijk is voor de aarde en dus ook voor ons, vond de
Verenigde Naties dat er iets moest gebeuren. Er moest een energietransitie op
gang komen. Een overstap op duurzame energiebronnen is noodzakelijk.
Begrippen:
Fossiele brandstoffen: De brandstoffen bruinkool, steenkool, aardolie en aardgas
die ontstaan zijn uit miljoenen jaren oude resten van planten en dieren.
Uitputbare energiebronnen: Bronnen van energie die op kunnen raken.
Conventionele olie en gas: Olie en gas dat makkelijk te winnen is omdat het na het
ontstaan is verplaatst naar een reservoirgesteente.
Niet-conventionele olie en gas: Gas en olie die moeilijk winbaar zijn, omdat ze
losgemaakt moeten worden uit moedergesteente.
Schaliegas: Gas dat gewonnen wordt uit sedimentgesteente dat uit klei is ontstaan.
Fracken: Een methode om schaliegas en/of schalieolie uit de diepe ondergrond vrij
te maken door scheurtjes te maken in het moedergesteente.
Teerzand: Oliehoudende afzettingen van zand en klei. De winning is kostbaar en
milieuonvriendelijk.
Energieverbuiken/pp: De hoeveelheid energie die één inwoner inzet voor zijn
manier van leven.
CO2-voetafdruk: De hoeveelheid CO₂ die voor één inwoner uitgestoten wordt om
zijn manier van leven mogelijk te maken.
Energietransitie: Het overschakelen van fossiele brandstoffen op energiebronnen
die niet opraken en geen CO₂ uitstoten.
Duurzame-energiebronnen: Energie die niet vervuilt en nooit opraakt, zoals
windenergie en zonne-energie.