Expermentele immunologie pg. 543 - 562
Human immunodeficiency virus (HIV) -> acquired immune deficiency
syndrome (AIDS)
Ten minste twee typen HIV: HIV-1 en HIV-2
HIV-1: 3 groepen = 1. Main group 2. Outlier group 3. Non-M non-O group.
HIV leidt niet altijd naar AIDS, leidt niet naar een immuunrespons die het virus
remt, blijft infecteren.
Virus meest gedragen in cellen die CD4 uiten= receptor voor virus met
coreceptoren CCR5 en CXCR4.
Veel in slijmvliezen replicatie: veel CD4 T cellen -> veel CCR5-> bloedstroom->
GALT (veel CD4 T cellen)
Acute fase: griep achtige ziekte met veel virusdeeltjes in bloed en minder CD4 T
cellen -> meestal niet conclusie= HIV.
Asymptomatic phase: 3-4 maanden later, acute fase over, virus set point, wel
meer virusdeeltjes, minder CD4 T cellen tot er weinig over zijn = maanden/jaren
later-> AIDS.
Dood van CD4 T cellen: 1. Geïnfecteerde cellen direct dood door virus 2.
Geïnfecteerde cellen eerder apoptose 3. Geïnfecteerde cellen gedood door CD8
lymfocyten. + geen nieuwe aanmaak cellen.
Mensen die overleven: 1. Maken antilichamen voor HIV deeltjes 2. Seronegatieve
mensen -> kunnen geinfecteerde cellen doden
Infectie-> reverse transcriptase -> RNA-> dubbelstrengs DNA-> integrase-> in
genoom host cell.
HIV= lentivirus -> een langzame ziekte.
Tropisme: mogelijkheid van een virus om een cel type in te dringen (dmv
receptoren voor host cel) : gp120 en gp41 -> binding-> fusie cellen -> virus in
cytoplasma en in cel.
Na acute fase: HIV gaat snel muteren terwijl de CD8 cellen selecteert voor
escape mutants.
HIV in lichaam-> bindt aan dendritische cellen-> naar lymfen-> in vacuoles ->
tot het een CD4 cel tegen komt
Als iemand nonfunctionele CCR5 heeft: immuun voor HIV.
virus in cel-> reverse transcriptase: RNA-> cDNA ( provirus) -> in genoom
Human immunodeficiency virus (HIV) -> acquired immune deficiency
syndrome (AIDS)
Ten minste twee typen HIV: HIV-1 en HIV-2
HIV-1: 3 groepen = 1. Main group 2. Outlier group 3. Non-M non-O group.
HIV leidt niet altijd naar AIDS, leidt niet naar een immuunrespons die het virus
remt, blijft infecteren.
Virus meest gedragen in cellen die CD4 uiten= receptor voor virus met
coreceptoren CCR5 en CXCR4.
Veel in slijmvliezen replicatie: veel CD4 T cellen -> veel CCR5-> bloedstroom->
GALT (veel CD4 T cellen)
Acute fase: griep achtige ziekte met veel virusdeeltjes in bloed en minder CD4 T
cellen -> meestal niet conclusie= HIV.
Asymptomatic phase: 3-4 maanden later, acute fase over, virus set point, wel
meer virusdeeltjes, minder CD4 T cellen tot er weinig over zijn = maanden/jaren
later-> AIDS.
Dood van CD4 T cellen: 1. Geïnfecteerde cellen direct dood door virus 2.
Geïnfecteerde cellen eerder apoptose 3. Geïnfecteerde cellen gedood door CD8
lymfocyten. + geen nieuwe aanmaak cellen.
Mensen die overleven: 1. Maken antilichamen voor HIV deeltjes 2. Seronegatieve
mensen -> kunnen geinfecteerde cellen doden
Infectie-> reverse transcriptase -> RNA-> dubbelstrengs DNA-> integrase-> in
genoom host cell.
HIV= lentivirus -> een langzame ziekte.
Tropisme: mogelijkheid van een virus om een cel type in te dringen (dmv
receptoren voor host cel) : gp120 en gp41 -> binding-> fusie cellen -> virus in
cytoplasma en in cel.
Na acute fase: HIV gaat snel muteren terwijl de CD8 cellen selecteert voor
escape mutants.
HIV in lichaam-> bindt aan dendritische cellen-> naar lymfen-> in vacuoles ->
tot het een CD4 cel tegen komt
Als iemand nonfunctionele CCR5 heeft: immuun voor HIV.
virus in cel-> reverse transcriptase: RNA-> cDNA ( provirus) -> in genoom