I. Inleiding tot ontwikkelingspsychologie
Waarom ontwikkelingspsychologie:
Kennis we gebruiken bij het opvoeden en onderwijzen van kinderen
Het uitstippelen van een beleid
Het nemen van beslissingen ten behoeve van het kind.
Om te weten wanneer gedrag ‘fout’ gaat, moet je eerst inzicht krijgen in de normale
ontwikkeling van gedrag maar het normale of gemiddelde kind bestaat niet.
Normale ontwikkeling= als het kind alle fasen doorloopt naar de volwassenheid op het gebied van
fijne en grove motoriek, sociale vaardigheden en spraak en taal.
Alle mijlpalen worden behaald
Zonder (grote) problemen in de (psycho)motorische ontwikkeling
leeftijden mijlpalen
in bepaalde
ontwikkelingsdomeinen
1. Ontwikkelingdomeinen
Fysieke ontwikkeling: Zintuigen, spieren, hersenen…
Vb. samenhang tussen hersenontwikkeling en leervermogen van kinderen?
Cognitieve ontwikkeling: geheugen, aandacht, intelligentie, waarneming…
Vb. hoe instructies aanpassen aan capaciteiten van de leerlingen?
Sociale ontwikkeling: hechting, emotionele ontwikkeling…
Vb. in welke mate heeft het pestgedrag op school invloed op de leerprestaties van kinderen in de
lagere school?
DE VRAAG: welke gedragskenmerken veranderen over de tijd en welke niet?
2. Wat is ontwikkelingspsychologie?
Ontwikkelingspsychologie= de wetenschappelijke studie naar patronen van groei (verwerven én
verliezen), verandering en stabiliteit van conceptie tot volwassenheid.
Kritieke periode= periode in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de (onomkeerbare)
grootste gevolgen heeft. Vb. zwangerschap
1
,Gevoelige / sensitieve periode= periode in de ontwikkeling waarin een persoon extra
ontvankelijk/gevoelig is voor bepaalde omgevingsfactoren. Gevolgen zijn niet noodzakelijk
onomkeerbaar. Vb. adolescentie/peuter
Plasticiteit= mate waarin ontwikkeld gedrag of fysieke structuur kan gewijzigd worden. Op vele
domeinen van de ontwikkeling van de mens zich aanpassen, compenseren, inhalen.
Vermogen ontwikkeling zelf te sturen neemt toe met de jaren. Nature: genen; DNA
+ psychologie Zelfbepaling: keuze Nurture: omgeving
Ontwikkelen= samenspel van nature, nurture en zelfbepaling
continue= iemand verandert constant en geleidelijk.
Discontinue= iemand evolueert in duidelijk te
onderscheppen stappen.
Werken in de zone van
naaste ontwikkeling
Continue verandering VS discontinue verandering
Kritieke en gevoelige periodes: de invloed van het leven
De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling, met zelfbepaling
Levensloopmodel VS focus op specifieke doelen.
Baybyfase: complex en zwaar voor het lichaam
Hoofd rechthouden
Rollen
Neerzitten
Kruipen
Rechttrekken
Recht staan en voort schuiven
Lopen
Ruimte beperken = ontwikkeling beperken
3. Hoe bestudeert ontwikkelingspsychologie?
Stappen van een onderzoek:
1. Men observeert gedrag zodat men het kan begrijpen en dat maakt het makkelijker om
gedrag te voorspellen en soms zelfs te veranderen.
2. Verschillende technieken worden gebruikt om de ontwikkeling van de mens te bestuderen
2
, 3.1 Correlatie VS Causaliteit
Zorgen observaties en bevraging van mensen voor gegarandeerd gevalideerde en betrouwbare data
rond menselijk gedrag en de oorzaken ervan?
NEEN: verschil tussen variabele die een bepaald gedrag kan veroorzaakt (causaliteit) of er
gewoon mee geassocieerd (correlatie) wordt.
Vb. brand met veel brandweermannen-> we denken niet dat de brandweermannen de brand
veroorzaakt hebben, we gaan dingen associëren
Causaliteit= er is een verband tussen de oorzaak en het gevolg. (causa= oorzaak) (dominosteentjes)
Correlatie= er is een samenhang, welke dat is weten we niet. (correleren= samenhang) er is een
bepaalde associatie, we kunnen niet zeggen wat de oorzaak is of wat het effect is.
Onderzoek= bepalen welke oorzaken en gevolgen je gaat onderzoeken.
3.2 Corhorten
= een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek geboren zijn.
Lidmaatschap van een cohort onderwerpt mensen aan invloeden die betrekking hebben op
historische gebeurtenissen, leeftijdsgebonden gebeurtenissen, sociaal-culturele
gebeurtenissen en niet normatieve gebeurtenissen
grote gebeurtenissen hebben invloed op de kijk op de wereld.
Cohorten- normatieve gebeurtenissen
Normatieve historisch bepaalde invloeden= Biologische en omgevingsinvloeden die
gekoppeld zijn aan een specifiek historisch moment
Normatieve leeftijdsgebonden invloeden= Gelijk voor mensen van dezelfde leeftijdsgroep
Normatieve sociaal-cultureel bepaalde invloeden= Voor de meeste individuen binnen een
groep op dezelfde voltrekken
Niet-normatieve gebeurtenissen= Atypische gebeurtenissen op een tijdstip die bij de meeste
anderen uit de groep niet gebeuren.
Onderzoekdesigns:
Longitudinaal=
onderzoek waarin gedrag
van een of meer
individuen door de tijd
heen wordt gemeten
Cross-sectioneel
onderzoek=
dwarsdoorsnedeonderzoek= onderzoek waarbij mensen van verschillende leeftijden op
hetzelfde tijdstip met elkaar worden vergeleken.
3
Waarom ontwikkelingspsychologie:
Kennis we gebruiken bij het opvoeden en onderwijzen van kinderen
Het uitstippelen van een beleid
Het nemen van beslissingen ten behoeve van het kind.
Om te weten wanneer gedrag ‘fout’ gaat, moet je eerst inzicht krijgen in de normale
ontwikkeling van gedrag maar het normale of gemiddelde kind bestaat niet.
Normale ontwikkeling= als het kind alle fasen doorloopt naar de volwassenheid op het gebied van
fijne en grove motoriek, sociale vaardigheden en spraak en taal.
Alle mijlpalen worden behaald
Zonder (grote) problemen in de (psycho)motorische ontwikkeling
leeftijden mijlpalen
in bepaalde
ontwikkelingsdomeinen
1. Ontwikkelingdomeinen
Fysieke ontwikkeling: Zintuigen, spieren, hersenen…
Vb. samenhang tussen hersenontwikkeling en leervermogen van kinderen?
Cognitieve ontwikkeling: geheugen, aandacht, intelligentie, waarneming…
Vb. hoe instructies aanpassen aan capaciteiten van de leerlingen?
Sociale ontwikkeling: hechting, emotionele ontwikkeling…
Vb. in welke mate heeft het pestgedrag op school invloed op de leerprestaties van kinderen in de
lagere school?
DE VRAAG: welke gedragskenmerken veranderen over de tijd en welke niet?
2. Wat is ontwikkelingspsychologie?
Ontwikkelingspsychologie= de wetenschappelijke studie naar patronen van groei (verwerven én
verliezen), verandering en stabiliteit van conceptie tot volwassenheid.
Kritieke periode= periode in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de (onomkeerbare)
grootste gevolgen heeft. Vb. zwangerschap
1
,Gevoelige / sensitieve periode= periode in de ontwikkeling waarin een persoon extra
ontvankelijk/gevoelig is voor bepaalde omgevingsfactoren. Gevolgen zijn niet noodzakelijk
onomkeerbaar. Vb. adolescentie/peuter
Plasticiteit= mate waarin ontwikkeld gedrag of fysieke structuur kan gewijzigd worden. Op vele
domeinen van de ontwikkeling van de mens zich aanpassen, compenseren, inhalen.
Vermogen ontwikkeling zelf te sturen neemt toe met de jaren. Nature: genen; DNA
+ psychologie Zelfbepaling: keuze Nurture: omgeving
Ontwikkelen= samenspel van nature, nurture en zelfbepaling
continue= iemand verandert constant en geleidelijk.
Discontinue= iemand evolueert in duidelijk te
onderscheppen stappen.
Werken in de zone van
naaste ontwikkeling
Continue verandering VS discontinue verandering
Kritieke en gevoelige periodes: de invloed van het leven
De relatieve invloed van nature en nurture op de ontwikkeling, met zelfbepaling
Levensloopmodel VS focus op specifieke doelen.
Baybyfase: complex en zwaar voor het lichaam
Hoofd rechthouden
Rollen
Neerzitten
Kruipen
Rechttrekken
Recht staan en voort schuiven
Lopen
Ruimte beperken = ontwikkeling beperken
3. Hoe bestudeert ontwikkelingspsychologie?
Stappen van een onderzoek:
1. Men observeert gedrag zodat men het kan begrijpen en dat maakt het makkelijker om
gedrag te voorspellen en soms zelfs te veranderen.
2. Verschillende technieken worden gebruikt om de ontwikkeling van de mens te bestuderen
2
, 3.1 Correlatie VS Causaliteit
Zorgen observaties en bevraging van mensen voor gegarandeerd gevalideerde en betrouwbare data
rond menselijk gedrag en de oorzaken ervan?
NEEN: verschil tussen variabele die een bepaald gedrag kan veroorzaakt (causaliteit) of er
gewoon mee geassocieerd (correlatie) wordt.
Vb. brand met veel brandweermannen-> we denken niet dat de brandweermannen de brand
veroorzaakt hebben, we gaan dingen associëren
Causaliteit= er is een verband tussen de oorzaak en het gevolg. (causa= oorzaak) (dominosteentjes)
Correlatie= er is een samenhang, welke dat is weten we niet. (correleren= samenhang) er is een
bepaalde associatie, we kunnen niet zeggen wat de oorzaak is of wat het effect is.
Onderzoek= bepalen welke oorzaken en gevolgen je gaat onderzoeken.
3.2 Corhorten
= een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek geboren zijn.
Lidmaatschap van een cohort onderwerpt mensen aan invloeden die betrekking hebben op
historische gebeurtenissen, leeftijdsgebonden gebeurtenissen, sociaal-culturele
gebeurtenissen en niet normatieve gebeurtenissen
grote gebeurtenissen hebben invloed op de kijk op de wereld.
Cohorten- normatieve gebeurtenissen
Normatieve historisch bepaalde invloeden= Biologische en omgevingsinvloeden die
gekoppeld zijn aan een specifiek historisch moment
Normatieve leeftijdsgebonden invloeden= Gelijk voor mensen van dezelfde leeftijdsgroep
Normatieve sociaal-cultureel bepaalde invloeden= Voor de meeste individuen binnen een
groep op dezelfde voltrekken
Niet-normatieve gebeurtenissen= Atypische gebeurtenissen op een tijdstip die bij de meeste
anderen uit de groep niet gebeuren.
Onderzoekdesigns:
Longitudinaal=
onderzoek waarin gedrag
van een of meer
individuen door de tijd
heen wordt gemeten
Cross-sectioneel
onderzoek=
dwarsdoorsnedeonderzoek= onderzoek waarbij mensen van verschillende leeftijden op
hetzelfde tijdstip met elkaar worden vergeleken.
3