H4 economie Vwo 3: Een eigen bedrijf
Wat moet je kunnen?
Beroepen noemen die in loondienst en als zelfstandige worden uitgeoefend:
Als je gedurende korte of langere tijd in dienst van iemand anders werkt en je
daarvoor salaris of loon ontvangt, dan werk je in loondienst. Je werkt voor een
werkgever en jij bent de werknemer. Beroepen in loondienst:
- Kassamedewerker, vrachtwagenchauffeur, docent, verpleegkundige, politieagent,
tandartsassistent etc.
Als je een eigen bedrijf hebt, dan ben je eigen baas of ook wel zelfstandig
ondernemer. Een zelfstandige met personeel heet een zmp’er en één zonder
personeel heet een zzp’er. Beroepen als zelfstandige:
- Kunstenaar, advocaat, jurist, aannemer, tandarts, etc.
Voor- en nadelen noemen van werken als zelfstandig ondernemer:
Voordelen:
1. Je verdient meestal meer.
2. Je kiest zelf je werkuren en bent vrijer in wat je doet.
3. Hogere belastingaftrek.
Nadelen:
1. Bij het krijgen van een chronische ziekte, verlof of het gaan op vakantie, word je niet
doorbetaald.
2. Je bent van jezelf afhankelijk.
3. Je moet succesvol zijn, wil je veel klanten krijgen.
Berekeningen maken met de begrippen nettowinst, brutowinst, omzet, inkoopwaarde van de
omzet en bedrijfskosten:
- Zie opdracht 4.4 t/m 4.14 (§4.2).
Omzet; bedrag in geld dat de verkoper ontvangt van de kopers (verkoopprijs x aantal
verkochte artikelen)
- Verkoopprijs; het geld waarvoor je één stuk/dienst verkoopt.
- Afzet; de verkochte hoeveelheid.
Inkoopwaarde van de omzet; geeft aan wat een handelaar of winkelier zelf heeft
betaald voor de producten die hij verkoopt (inkoopprijs x aantal gekocht artikelen).
Brutowinst = de omzet – de inkoopwaarde van de omzet.
Nettowinst = brutowinst – de bedrijfskosten.
- Bedrijfskosten; kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en producten te
verkopen.
Brutowinstmarge; de brutowinst in procenten van de omzet (brutowinst/omzet x
100%).
Nettowinstmarge; de nettowinst in procenten van de omzet (nettowinst/omzet x
100%).
Wat moet je kunnen?
Beroepen noemen die in loondienst en als zelfstandige worden uitgeoefend:
Als je gedurende korte of langere tijd in dienst van iemand anders werkt en je
daarvoor salaris of loon ontvangt, dan werk je in loondienst. Je werkt voor een
werkgever en jij bent de werknemer. Beroepen in loondienst:
- Kassamedewerker, vrachtwagenchauffeur, docent, verpleegkundige, politieagent,
tandartsassistent etc.
Als je een eigen bedrijf hebt, dan ben je eigen baas of ook wel zelfstandig
ondernemer. Een zelfstandige met personeel heet een zmp’er en één zonder
personeel heet een zzp’er. Beroepen als zelfstandige:
- Kunstenaar, advocaat, jurist, aannemer, tandarts, etc.
Voor- en nadelen noemen van werken als zelfstandig ondernemer:
Voordelen:
1. Je verdient meestal meer.
2. Je kiest zelf je werkuren en bent vrijer in wat je doet.
3. Hogere belastingaftrek.
Nadelen:
1. Bij het krijgen van een chronische ziekte, verlof of het gaan op vakantie, word je niet
doorbetaald.
2. Je bent van jezelf afhankelijk.
3. Je moet succesvol zijn, wil je veel klanten krijgen.
Berekeningen maken met de begrippen nettowinst, brutowinst, omzet, inkoopwaarde van de
omzet en bedrijfskosten:
- Zie opdracht 4.4 t/m 4.14 (§4.2).
Omzet; bedrag in geld dat de verkoper ontvangt van de kopers (verkoopprijs x aantal
verkochte artikelen)
- Verkoopprijs; het geld waarvoor je één stuk/dienst verkoopt.
- Afzet; de verkochte hoeveelheid.
Inkoopwaarde van de omzet; geeft aan wat een handelaar of winkelier zelf heeft
betaald voor de producten die hij verkoopt (inkoopprijs x aantal gekocht artikelen).
Brutowinst = de omzet – de inkoopwaarde van de omzet.
Nettowinst = brutowinst – de bedrijfskosten.
- Bedrijfskosten; kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en producten te
verkopen.
Brutowinstmarge; de brutowinst in procenten van de omzet (brutowinst/omzet x
100%).
Nettowinstmarge; de nettowinst in procenten van de omzet (nettowinst/omzet x
100%).