Hoofdstuk 13 ........................................................................................................................................... 1
Hoofdstuk 14 ........................................................................................................................................... 7
Hoofdstuk 15 ......................................................................................................................................... 12
Hoofdstuk 16 ......................................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 17 ......................................................................................................................................... 39
Transcriptie: .......................................................................................................................................... 41
Translatie .............................................................................................................................................. 47
Hoofdstuk 13
Gameten: reproductieve cellen/geslachtscel
Somatische cellen: 46 chromosomen
Locus: specifieke plek op een chromosoom
Homologe chromosomen: Chromosomen in een karyotype die dezelfde lengte, dezelfde centromeer
positie en dezelfde vlekken hebben.
X en Y zijn seks chromosomen en de rest zijn autosomen.
,
,De homologe chromosomen worden gescheiden. Diploïd
Profase I: De spindle gaat naar de overkant. Chromosomen condenseren. Crossing over ontstaat;
nonsister chromatides. Chiasmata ontstaat.
Metafase I: Er ontstaat een metafase plaat en de chromosomen zitten vast aan de kinetochore
microtubules.
Anafase I: Eiwitten breken af, waardoor homologen scheiden. 2n
Telofase I en cytokinese: Er wordt meer cytokinese aangemaakt en de cellen scheiden
De zusterchromatide wordt gescheiden. Haploïd
Metafase II: x
Telofase II en cytokinese: 0.5x
, Blz 312 en 313!
Chiasmata: cross over bij 2 chromosomen. Crossing over produceerd recombinant chromosomes.
Individuele chromosomen dat DNA van twee verschillende ouders draagt.
Zuster chromatide cohesion en crossing over zorgt er voor dat chiasmata homologen samen houden
tot de anafase I. Cohesins zijn gesplitst langs de armen bij anafase I, waardoor homologen scheiden
en bij de centromeren bij anafase II zuster chromatide worden uitgebracht(blz 318).