Hoorcollege week 1 Medische Microbiologie
Hoge urinewegen: nieren, nierbekken en ureters (urineleiders)
Lage urinewegen: blaas en urethra (plasbuis)
Belangrijkste functies van de nieren:
1. Extractie van (afval)stoffen (via de urine)
2. Regulatie van bloedvolume en bloeddruk
3. Regulatie van concentratie opgeloste stoffen in bloed
4. Regulatie van extracellulaire vloeistof pH
5. Regulatie rode bloedcel synthese via EPO
6. Vitamine D synthese
Rode bloedvat: Renale arterie brengt
bloed naar de nieren en de niercellen toe
Blauwe bloedvat:
Renale venen zuurstof arm bloed van
de nier af
Gele buis: urether waarmee urine wordt
verzameld en richting de blaas gaat.
Cortex: spons, buitenste laag met veel
bloedvaten waar ook nefronen in liggen
(komt later)
Medulla: diepere laag van de cortex, daar
zitten de uitlopers van de nefronen het
verzamelsysteem voor de urine.
Nefronen:
In de cortex zitten met name glomerulus in (de functionele
units van de nieren).
In de renale medulla zit vooral de uitlopers en alle
verzamelbuizen van de urine.
De urine wordt verzameld in de calyx. Vanuit de calyx gaan
ze naar de blaas.
, Niercorpus:
Glomerulus zit in Bowman’s capsule. Dit geheel heet samen de Niercorpus. In elke nier zitten heeeeel
veel niercorpussen. Hier wordt het bloed dus gefilterd waardoor de vloeistof eruit wordt geperst. De
afvalstoffen worden dan uitgescheiden en de belangrijke stoffen worden bewaard.
Niercorpus en filtratie membraan:
Membraam waarover bloed gefiltreerd wordt en er voorurine geproduceerd wordt.
De vaten worden omgeven door podocyten. Podocyten hebben allemaal uitlopers (cel processes)
die uitlopers van de podocyten liggen dus om de bloedvaatjes heen. Dit is super belangrijk voor de
urineproductie en met name bepaald het filtratiemembraan uiteindelijk wat de samenstelling van de
urine is.
Je hebt dus een bloedvaatje (een capillair: een bloedvaatje met 1 cellaag, ook wel endotheel, dicht).
De endotheelcellen liggen niet helemaal tegen elkaar aan maar er zitten kleine openingen tussen.
Aan de andere kant heb je de glomerulus met podocyten (roze/paars) met allerlei uitlopers en die
uitlopers binden aan het filtratiemembraan. Het samenspel van de podocyten, het basement
membraan en de capillaire endotheellaag zorgt ervoor hoe groot de poriën zijn vanuit de bloedvaten
richting het buizen systeem van de tubulis en die poriegrootte bepaald welke stoffen wel en niet
gefiltreerd worden en dus wel of niet in de voorurine terecht komen.
Rode en witte bloedcellen zijn veel te groot om in normale omstandigheden door dat
filtratiemembraan te kunnen dus dat zal niet gebeuren. Eiwitten tot een bepaalde grootte en grote
Hoge urinewegen: nieren, nierbekken en ureters (urineleiders)
Lage urinewegen: blaas en urethra (plasbuis)
Belangrijkste functies van de nieren:
1. Extractie van (afval)stoffen (via de urine)
2. Regulatie van bloedvolume en bloeddruk
3. Regulatie van concentratie opgeloste stoffen in bloed
4. Regulatie van extracellulaire vloeistof pH
5. Regulatie rode bloedcel synthese via EPO
6. Vitamine D synthese
Rode bloedvat: Renale arterie brengt
bloed naar de nieren en de niercellen toe
Blauwe bloedvat:
Renale venen zuurstof arm bloed van
de nier af
Gele buis: urether waarmee urine wordt
verzameld en richting de blaas gaat.
Cortex: spons, buitenste laag met veel
bloedvaten waar ook nefronen in liggen
(komt later)
Medulla: diepere laag van de cortex, daar
zitten de uitlopers van de nefronen het
verzamelsysteem voor de urine.
Nefronen:
In de cortex zitten met name glomerulus in (de functionele
units van de nieren).
In de renale medulla zit vooral de uitlopers en alle
verzamelbuizen van de urine.
De urine wordt verzameld in de calyx. Vanuit de calyx gaan
ze naar de blaas.
, Niercorpus:
Glomerulus zit in Bowman’s capsule. Dit geheel heet samen de Niercorpus. In elke nier zitten heeeeel
veel niercorpussen. Hier wordt het bloed dus gefilterd waardoor de vloeistof eruit wordt geperst. De
afvalstoffen worden dan uitgescheiden en de belangrijke stoffen worden bewaard.
Niercorpus en filtratie membraan:
Membraam waarover bloed gefiltreerd wordt en er voorurine geproduceerd wordt.
De vaten worden omgeven door podocyten. Podocyten hebben allemaal uitlopers (cel processes)
die uitlopers van de podocyten liggen dus om de bloedvaatjes heen. Dit is super belangrijk voor de
urineproductie en met name bepaald het filtratiemembraan uiteindelijk wat de samenstelling van de
urine is.
Je hebt dus een bloedvaatje (een capillair: een bloedvaatje met 1 cellaag, ook wel endotheel, dicht).
De endotheelcellen liggen niet helemaal tegen elkaar aan maar er zitten kleine openingen tussen.
Aan de andere kant heb je de glomerulus met podocyten (roze/paars) met allerlei uitlopers en die
uitlopers binden aan het filtratiemembraan. Het samenspel van de podocyten, het basement
membraan en de capillaire endotheellaag zorgt ervoor hoe groot de poriën zijn vanuit de bloedvaten
richting het buizen systeem van de tubulis en die poriegrootte bepaald welke stoffen wel en niet
gefiltreerd worden en dus wel of niet in de voorurine terecht komen.
Rode en witte bloedcellen zijn veel te groot om in normale omstandigheden door dat
filtratiemembraan te kunnen dus dat zal niet gebeuren. Eiwitten tot een bepaalde grootte en grote