Thema 5: stof -en energieomzettingen bij autotrofe organismen
1. Autotrofe versus heterotrofe organsimen
1.1 Autotrofe organismen
• Autotrofe organismen = organismen die in staat z hun eigen C-verbindingen aan te maken met enkel CO2 als
koolstofbron.
• De E. vr deze synthese w vr de meeste autotrofen geleverd door licht. Sommigen v deze autotrofen kunnen ook
aan fotosynthese doen. Als de energiebron chemisch is v aard dan spreken we v chemosynthese. Uit de
opgebouwde C-verbindingen kan E. vr de levensprocessen worden vrijgemaakt via celademhaling.
1.2 Heterotrofe organismen
• Heterotrofe organismen = organismen die niet in staat z hun eigen C-verbindingen aan te maken, zij moeten
deze opnemen uit hun omgeving. (nl. dieren, fungi (zwammen), de meeste eencellige organismen en bacteriën)
• De C-verbindingen, geproduceerd door autovrije organismen, vormen de voedselbron. Enzymgeleide vertering
zorgt vr de afbraak vd C-verbindingen tot moleculen. Deze kunnen dan verder w getransporteerd naar cellen vh
lichaam. In de cellen w E. vr de levensprocessen vrijgemaakt via celademhaling.
2. ATP-ADP-systeem
• E. Die vrijkomt bij chemische processen kan tijdelijk opgeslagen w ih ATP-ADP-Systeem. Dit systeem vinden
we terug in alle levende organismen, daarom spreken we van een universeel ATP-ADP-Systeem.
• ATP = adenosinetrifosfaat, is een E.rijke verbinding die bestaat uit adenine, ribose, 3 fosfaatgroepen.
• ADP = adenosinedifosfaat, is ATP waarvan een fosfaatgroep afgesplitst is.
• Omdat ATP opgebouwd w in reacties die E. vrijgeven (exo-energetische reacties) en afgebroken w in reacties
die E. vereisen (endo-energetische reacties), zeggen we dat ATP een E. drager is.
, 3. Fotosynthese
3.1 Voorwaarden voor fotosynthese
3.1.1 Noodzaak van licht
• Blauw en rood licht is het meest werkzaam bij fotosynthese. Niet-belichte
bladdelen produceren geen zetmeel, een eindproduct v fotosynthese. Drm
noemen we fotosynthese ook wel zetmeelsynthese.
3.1.2 Noodzaak van chlorofyl (bladgroen)
• Als er geen chlorofyl aanwezig is, dan kan er ook geen zetmeel geproduceerd w ook al is er gng licht. Omdat
bladgroen tsskomt bij omzetting v zonne-E. in chemische E., noemen we fotosynthese ook bladgroenwerking.
3.1.3 Noodzaak van koolstofdioxide (CO2)
• CO2 is noodzakelijk vr zetmeelsynthese, daarom noemen we zetmeelsynthese ook koolstofdioxideassimilatie.
1. Autotrofe versus heterotrofe organsimen
1.1 Autotrofe organismen
• Autotrofe organismen = organismen die in staat z hun eigen C-verbindingen aan te maken met enkel CO2 als
koolstofbron.
• De E. vr deze synthese w vr de meeste autotrofen geleverd door licht. Sommigen v deze autotrofen kunnen ook
aan fotosynthese doen. Als de energiebron chemisch is v aard dan spreken we v chemosynthese. Uit de
opgebouwde C-verbindingen kan E. vr de levensprocessen worden vrijgemaakt via celademhaling.
1.2 Heterotrofe organismen
• Heterotrofe organismen = organismen die niet in staat z hun eigen C-verbindingen aan te maken, zij moeten
deze opnemen uit hun omgeving. (nl. dieren, fungi (zwammen), de meeste eencellige organismen en bacteriën)
• De C-verbindingen, geproduceerd door autovrije organismen, vormen de voedselbron. Enzymgeleide vertering
zorgt vr de afbraak vd C-verbindingen tot moleculen. Deze kunnen dan verder w getransporteerd naar cellen vh
lichaam. In de cellen w E. vr de levensprocessen vrijgemaakt via celademhaling.
2. ATP-ADP-systeem
• E. Die vrijkomt bij chemische processen kan tijdelijk opgeslagen w ih ATP-ADP-Systeem. Dit systeem vinden
we terug in alle levende organismen, daarom spreken we van een universeel ATP-ADP-Systeem.
• ATP = adenosinetrifosfaat, is een E.rijke verbinding die bestaat uit adenine, ribose, 3 fosfaatgroepen.
• ADP = adenosinedifosfaat, is ATP waarvan een fosfaatgroep afgesplitst is.
• Omdat ATP opgebouwd w in reacties die E. vrijgeven (exo-energetische reacties) en afgebroken w in reacties
die E. vereisen (endo-energetische reacties), zeggen we dat ATP een E. drager is.
, 3. Fotosynthese
3.1 Voorwaarden voor fotosynthese
3.1.1 Noodzaak van licht
• Blauw en rood licht is het meest werkzaam bij fotosynthese. Niet-belichte
bladdelen produceren geen zetmeel, een eindproduct v fotosynthese. Drm
noemen we fotosynthese ook wel zetmeelsynthese.
3.1.2 Noodzaak van chlorofyl (bladgroen)
• Als er geen chlorofyl aanwezig is, dan kan er ook geen zetmeel geproduceerd w ook al is er gng licht. Omdat
bladgroen tsskomt bij omzetting v zonne-E. in chemische E., noemen we fotosynthese ook bladgroenwerking.
3.1.3 Noodzaak van koolstofdioxide (CO2)
• CO2 is noodzakelijk vr zetmeelsynthese, daarom noemen we zetmeelsynthese ook koolstofdioxideassimilatie.