Wiskunde in de praktijk
H4.1 Hoofdrekenen
Hoofdrekenen is in de bovenbouw een van de manieren om opgaven met grotere getallen uit
te rekenen. Het hoeft niet helemaal uit het hoofd, het mag best met een blaadje.
Onder hoofdrekenen vallen 3 manieren: rijgen, splitsen en handig of gevarieerd rekenen.
Bij het rekenen met splitsen kan het zijn dat je moet rekenen met tekorten.
Tot slot kun je ook sommen waarin weinig verschil zit, gebruik maken van doortellen. Het
handig rekenen met ronde getallen is bij vermenigvuldigen en delen moeilijker voor kinderen
dan + en -. Een context kan hier inzicht geven.
Handig rekenen hangt eenmaal af van:
- De getallen in de opgaven
- Zijn inzicht in de bewerking
- Wat je zelf al weet
Omdat er nou eenmaal zoveel manieren zijn voor handig rekenen word het ook wel eens varia
genoemd.
Getalrelaties: getallen hangen samen met elkaar. Je kunt, uitgaand van een getal, een
heleboel relaties leggen met andere getallen.
CCUMMATATIEVE:
omdraaien
ASSOCIATIEVE: in een
andere volgorde zetten
H4.2 leerlijn hoofdrekenen
DISTRIBUTIEVE:
Rijgen, splitsen en handig rekenen in groep 3 en 4
opsplitsen met behulp van
haakjes. In groep 3 en 4 leren kinderen manieren voor het rekenen tot
100, met name rijgen en splitsen. Daarnaast doet het handig
rekenen zijn intrede, onder meer bij het automatiseren van de
tafels bij het vermenigvuldigen. Kinderen kunnen sommen die zij al kennen, gebruiken als
ankerpunt om andere tafelsommen te leren.
Hoofdrekenen in de bovenbouw
Vanaf groep 5 wordt gerekend tot 1000 en hoger. Kinderen leren om schriftelijk te rekenen,
waarbij gewerkt wordt met vaste oplossingsprocedures op papier (kolomsgewijs en cijferend)
Naast het schriftelijk rekenen wordt er ook geoefend met handig rekenen of hoofdrekenen.
Daarbij mogen kinderen wel wat op papier zetten als dat helpt. Of je handig kunt rekenen, is
afhankelijk van de getallen waarmee je moet rekenen, van de getalrelaties en je kennis van
bewerkingen. Die opgaven moeten daarom dan ook goed aansluiten op de beginsituatie van
de kinderen. De verschillende manieren na het maken van de opdrachten worden gezamenlijk
H4.1 Hoofdrekenen
Hoofdrekenen is in de bovenbouw een van de manieren om opgaven met grotere getallen uit
te rekenen. Het hoeft niet helemaal uit het hoofd, het mag best met een blaadje.
Onder hoofdrekenen vallen 3 manieren: rijgen, splitsen en handig of gevarieerd rekenen.
Bij het rekenen met splitsen kan het zijn dat je moet rekenen met tekorten.
Tot slot kun je ook sommen waarin weinig verschil zit, gebruik maken van doortellen. Het
handig rekenen met ronde getallen is bij vermenigvuldigen en delen moeilijker voor kinderen
dan + en -. Een context kan hier inzicht geven.
Handig rekenen hangt eenmaal af van:
- De getallen in de opgaven
- Zijn inzicht in de bewerking
- Wat je zelf al weet
Omdat er nou eenmaal zoveel manieren zijn voor handig rekenen word het ook wel eens varia
genoemd.
Getalrelaties: getallen hangen samen met elkaar. Je kunt, uitgaand van een getal, een
heleboel relaties leggen met andere getallen.
CCUMMATATIEVE:
omdraaien
ASSOCIATIEVE: in een
andere volgorde zetten
H4.2 leerlijn hoofdrekenen
DISTRIBUTIEVE:
Rijgen, splitsen en handig rekenen in groep 3 en 4
opsplitsen met behulp van
haakjes. In groep 3 en 4 leren kinderen manieren voor het rekenen tot
100, met name rijgen en splitsen. Daarnaast doet het handig
rekenen zijn intrede, onder meer bij het automatiseren van de
tafels bij het vermenigvuldigen. Kinderen kunnen sommen die zij al kennen, gebruiken als
ankerpunt om andere tafelsommen te leren.
Hoofdrekenen in de bovenbouw
Vanaf groep 5 wordt gerekend tot 1000 en hoger. Kinderen leren om schriftelijk te rekenen,
waarbij gewerkt wordt met vaste oplossingsprocedures op papier (kolomsgewijs en cijferend)
Naast het schriftelijk rekenen wordt er ook geoefend met handig rekenen of hoofdrekenen.
Daarbij mogen kinderen wel wat op papier zetten als dat helpt. Of je handig kunt rekenen, is
afhankelijk van de getallen waarmee je moet rekenen, van de getalrelaties en je kennis van
bewerkingen. Die opgaven moeten daarom dan ook goed aansluiten op de beginsituatie van
de kinderen. De verschillende manieren na het maken van de opdrachten worden gezamenlijk