Informatie Brightspace
Het proces van Europese integratie
De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) uit 1951 vormde het
begin van een samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie. Het
Verdrag van Rome uit 1957 en de daaropvolgende verdragen zijn, zoals in het
citaat hierboven ook staat, etappes in een steeds hechter verbond tussen de
volkeren van Europa.
Lange tijd heeft het realiseren van een interne markt centraal gestaan in de
Europese integratie. Conform de in artikel 2 VEU genoemde waarden, is het
Europese integratieproces echter al lang niet meer beperkt tot het economische
leven, maar heeft het Europese recht steeds meer betrekking gekregen op de
maatschappelijke verhoudingen in hun geheel.
Harmonisatie
Europese instellingen harmoniseren d.m.v. secundaire wetgeving onderdelen v.h.
recht in de Europese lidstaten.
Rechtstreekse werking
Het Europees recht heeft voorrang en heeft rechtstreekse werking. Door de
rechtstreekse werking v.h. Europees recht kunnen individuen zich in verschillende
gevallen op het Europees recht en de fundamentele waarden beroepen ten
overstaan van een rechter en zo de toepassing v.h. Europese recht afdwingen.
Hoe komt (markt)integratie tot stand?
Het beleid van de EU is grotendeels geweid aan de integratie van de economieën
van de lidstaten maar beslaat inmiddels ook veel andere beleidsterreinen. We
gaan nu eerst kijken welke instrumenten de Unie tot haar beschikking heeft om
deze integratie tot stand te brengen.
PowerPoint: hoe komt (markt)integratie tot stand?
De bevoegdheden van de EU zijn beperkt tot het nastreven van specifieke
doelstellingen. Bijvoorbeeld het creëren van een interne markt. Alleen m.b.t. de
doelstelling v.d. EU hebben de lidstaten de soevereiniteit volledig of deels
overgeheveld naar de EU. De verschillende bevoegdheden v.d. EU wetgever
hangt af v.d. mate waarin de lidstaten de soevereiniteit over een bepaald gebied
aan de EU hebben overgedragen.
De EU heeft een grondslag nodig om over te gaan tot integratie. Denk hierbij aan
de constitutieve beginselen waarop de EU is gebaseerd:
- Attributie
- Subsidiariteit
- Evenredigheid
Wanneer er eenmaal EU-recht is, geldt er een aantal belangrijke grondbeginselen
die de consequenties vormen van de overdracht van soevereiniteit van de
lidstaten.
De EU wordt namelijk gezien als autonome rechtsorde: voorrang en doorwerking
v.h. EU-recht op het nationale recht in de lidstaten. Het Eu-recht zelf bepaalt dat
,zij voorrang heeft boven het nationaal recht v.d. lidstaten. Daarnaast werkt dat
recht ook door op de nationale rechtsorde v.d. lidstaten.
Het beginsel van loyale samenwerking speelt hierbij een belangrijke rol: de
lidstaten mogen geen maatregelen nemen die in strijd zijn met de geest v.h.
recht v.d. EU.
Lidstaten hebben hun soevereiniteit in eerste instantie beperkt door het sluiten
v.d. verdragen die de EU hebben opgericht en haar werking regelen. De meest
recente verdragen: VEU en VWEU. Hierin zijn de doelstellingen opgenomen die de
EU nastreeft en hoe dit wordt gedaan. De verdragen geven de EU-instellingen
bevoegdheden om op specifieke gebieden secundair recht aan te nemen, zoals
verordeningen en richtlijnen.
Primair recht:
- VEU
- VWEU
Secundair recht:
- Verordeningen
- Richtlijnen
- Besluiten
- Aanbevelingen (niet bindend)
- Adviezen (niet bindend)
Integratie
Negatieve integratie
- Lidstaten geen nationale regels mogen aannemen die de werking v.h. EU-
recht belemmeren.
Positieve integratie (harmonisatie)
- Nationale regels worden vervangen door EU-recht.
Harmonisatie
Volledige harmonisatie
- Lidstaten mogen niet meer afwijken van EU-recht
Minimum harmonisatie
- Lidstaten kunnen strengere regels aannemen.
De mate van harmonisatie hangt af v.d. grondslag waarop zij berust.
Om te toetsen of de lidstaten zich in voldoende mate aan het Europees recht
houden (toetsing nationaal recht aan EU-recht):
1) Wordt het onderwerp geregeld door het EU-recht?
- Regelt het EU-recht niks over dit onderwerp? Dan heeft de lidstaat nog
soevereiniteit op dit gebied.
2) Wat is de mate van harmonisatie
- Gaat het om volledige of minimum harmonisatie?
- Bij volledige harmonisatie kan de lidstaat niks anders dan het volgen v.h.
EU-recht.
3) Bij minimum harmonisatie: zijn de strengere nationale
maatregelen in overeenstemming met de verdragen?
- Er wordt dan gekeken of bepaalde nationale maatregelen impact hebben
op de interne markt.
(Markt)integratie en rechtstreekse werking
,De Europese integratie komt tot stand door middel van positieve en negatieve
integratie. Deze integratie is van invloed op de soevereiniteit van de lidstaten om
eigen nationale maatregelen te nemen. We hebben al in zijn algemeenheid
gekeken naar de wijze waarop getoetst wordt of nationale maatregelen in
overeenstemming zijn met de Europese integratie.
De vraag in hoeverre primair en secundair EU recht rechtstreekse werking heeft
speelt daarbij ook een belangrijke rol. Vooral wanneer individuen zich
rechtstreeks op het EU recht kunnen beroepen zal de nationale rechter een
bijdrage kunnen leveren aan de handhaving van het EU recht en daarmee aan de
Europese integratie. We staan daarom nu stil bij de rechtstreekse werking van de
verschillende Europeesrechtelijk rechtsbronnen.
PowerPoint (markt)integratie en rechtstreekse werking
Rol rechtstreekse werking in Europese integratie
De EU als autonome rechtsorde:
o Voorrang en doorwerking (rechtstreekse werking)
o Elke onverenigbaarheid tussen nationaal recht en EU-recht zal
moeten worden beslecht in het voordeel v.h. EU-recht
o O.b.v. rechtstreekse werking kunnen individuen zich voor een
nationale rechter rechtstreeks op het EU-recht beroepen.
Loyale samenwerking en nuttig effect
o Ook nationale rechters verplicht om ieder met EU-recht strijdige
nationale wet buiten toepassing te laten (HR: Simmenthal II)
Wanneer individuen zich rechtstreeks op het EU-recht kunnen
beroepen zal de nationale rechter een bijdrage kunnen leveren
aan de handhaving v.h. Europese recht.
o En daarmee aan de Europese integratie
Rechtstreekse werking van wat?
Als onderdeel van het moduliteitsbeginsel moeten de lidstaten maatregelen
nemen om nakoming v.d. verplichtingen uit het EU-recht te verzekeren.
Art. 4 lid 3 VEU: “Nakoming v.d. uit de verdragen of uit de handelingen v.d.
instellingen v.d. Unie voortvloeiende verplichtingen”.
Verdragen (primair recht)
o VEU
o VWEU
o Handvest
Handelingen (secundair recht)
o Rechtshandelingen: art. 288 VWEU
o Bijvoorbeeld: richtlijnen en verordeningen
Verticale en horizontale rechtstreekse werking
Verticale rechtstreekse werking
o Een individu beroept zich tegen de staat op het EU-recht
Horizontale rechtstreekse werking
o Een individu beroept zich tegenover een andere particulier op het
EU-recht
Primair EU-recht (verdragen (VEU EN VWEU))
Lutticke II: rechtstreekse werking wanneer een bepaling:
o Voldoende duidelijk en nauwkeurig
, o en onvoorwaardelijk
individuen kunnen een beroep doen
o verticaal
o horizontaal (de handelingen v.d. particulieren moeten wel binnen de
werkingssfeer vallen. (bijv. verbod van discriminatie o.b.v.
nationaliteit.)
Lutticke II: de toepassing van geen enkele voorwaarde moet afhankelijk zijn
gesteld. De bepaling moet uitvoerbaar zijn en rechtsgevolgen sorteren zonder
dat het nodig is dat de instemmingen v.d. lidstaten nog eens doen. De reden
hiervoor is dat de nationale rechter niet op de stoel v.d. EU-instellingen of de
nationale wetgever moet gaan zitten.
Algemene beginselen EU-recht
Ook algemene beginselen kunnen rechtstreekse werking hebben (Mangold
en Kücükdeveci)
Rechtstreekse werking verordeningen
Art. 288 VWEU: verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks
toepasselijk in iedere lidstaat
Verordeningen hoeven niet te worden omgezet in nationale wetgeving. Er
wordt daarom gesproken van rechtstreekse toepasselijkheid.
Individuen kunnen een beroep doen:
o Verticaal
o Horizontaal (Munoz)
Rechtstreekse werking richtlijnen
Art. 288 VWEU: verbindend t.a.v. het beoogde resultaat, maar laat lidstaat
keuze vorm en middelen
Moet omgezet worden naar nationale wetgeving: omzettingstermijn
(meestal 2 jaar na datum inwerkingtreding)
Tijdens omzettingstermijn geen rechtstreekse werking, maar: overheden
van lidstaten (incl. rechters) onthouden van maatregelen. Uitleg die
verwezenlijking doel richtlijn in gevaar brengt (Adeneler).
o Als de omzettingstermijn is verstreken, kan het zijn dat de lidstaat
de richtlijn niet heeft omgezet. De lidstaat heeft dan geen nationale
wetgeving aangenomen ter implementatie v.d. richtlijn.
o Het kan ook zijn de lidstaat wel nationale wetgeving heeft
aangenomen, maar dat burgers bijv. van mening zijn dat de
implementatie v.d. richtlijn inhoudelijk onjuist is. De vraag of een
individu zich dan ten overstaan v.d. nationale rechter op de
bepalingen in de richtlijn kan beroepen, wordt dan belangrijk.
Voorwaarde:
o Bepalingen zijn voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk
(Becker)
Individuen kunnen een beroep doen:
- Ja: verticaal en driehoeksverhouding (Wells)
o Driehoeksverhouding: wanneer een richtlijn rechtstreekse werking
heeft, dan mag een burger zich tegenover een overheidsorgaan op
die richtlijn beroepen. Wanneer dit negatieve gevolgen heeft voor
een derde, zou men kunnen spreken van indirect horizontaal effect
of een omgekeerd verticaal effect. Dit maakt niet uit. De burger kan
zich nog steeds ten overstaan v.h. overheidsorgaan op de richtlijn