Strafrecht is een rechtsgebied waarmee we dagelijks worden geconfronteerd,
bijvoorbeeld via het nieuws of populaire media zoals misdaadseries. Het Nederlandse
strafrecht kan worden onderverdeeld in materieel en formeel strafrecht.
• Materieel strafrecht bepaalt welke gedragingen strafbaar zijn en welke sancties
daarop volgen.
• Formeel strafrecht (strafprocesrecht) bepaalt hoe de strafrechtelijke procedure
verloopt.
Voorbeeld:
• Materieel: is er sprake van moord, doodslag of een natuurlijke dood?
• Formeel: wanneer is iemand verdachte, hoe verloopt een sporenonderzoek?
Daarnaast onderscheidt men het commune strafrecht (Wetboek van Strafrecht en
Strafvordering) en het bijzondere strafrecht (bijvoorbeeld Opiumwet, Wet wapens en
munitie, Wegenverkeerswet).
Het doel van het strafrecht is handhaving van normen door middel van sancties en niet
het vaststellen van normen. Strafrecht houdt zich bezig met het sanctioneren van
normoverschrijdend gedrag.
Handhaving van rechtsnormen:
• Niet elke gedragsnorm is een rechtsnorm. Een gedragsnorm wordt een
rechtsnorm als deze in wetgeving wordt opgenomen.
• Rechtsnormen worden strafbaar als ze in strafbepalingen staan en overtreding
leidt tot negatieve gevolgen.
Strafrechtstheorieën:
1. Vergeldingstheorie: straf is vergelding voor gepleegd onrecht ('oog om oog').
2. Preventietheorie: straf voorkomt strafbare feiten in de toekomst:
o Generale preventie: afschrikking van anderen.
o Speciale preventie: afschrikking en verbetering van het gedrag van de
dader zelf.
Geweldsmonopolie overheid:
• Strafrecht voorkomt eigenrichting. Alleen de overheid mag strafrechtelijk geweld
gebruiken, zoals bepaald in artikel 113 Grondwet.
Ultimum remedium-gedachte:
, • Strafrecht wordt alleen ingezet als laatste oplossing, wanneer andere
rechtsgebieden, zoals civiel recht, onvoldoende uitkomst bieden.
Legaliteitsbeginsel: (art. 1 Wetboek van Strafrecht)
• Geen feit strafbaar zonder voorafgaande wettelijke strafbepaling.
• Dit heeft vijf aspecten:
1. Geen strafbaar feit zonder wet.
2. Geen straf zonder wet: straf moet wettelijk bepaald zijn.
3. Geen terugwerkende kracht: wetten gelden vanaf het moment van
invoering.
4. Geen analogische redeneringen: strafbepalingen mogen niet naar
analogie worden toegepast.
5. Lex certa: wetten moeten duidelijk en specifiek omschreven zijn.
Hoofdstuk 2: Materieel strafrecht – Structuur van het strafbare feit
Het strafrecht dient om normconform gedrag te handhaven door middel van
leedtoevoeging. De overheid mag dit echter alleen doen als aan bepaalde voorwaarden
is voldaan. Strafbaarheid vereist dat sprake is van:
1. Menselijke gedraging
o Gedraging moet gewild zijn; bijvoorbeeld geen onbewuste stuiptrekkingen.
o Kan bestaan uit handelen of nalaten.
o Alleen mensen kunnen strafrechtelijk worden vervolgd, geen bomen of
dieren. Rechtspersonen en deelnemingsvormen kunnen wel complexiteit
toevoegen.
2. Delictsomschrijving
o Gedraging moet overeenkomen met een omschreven delict.
o Delictsomschrijving (wat strafbaar is) en sanctienorm (de strafmaat)
vormen samen de strafbepaling.
3. Wederrechtelijkheid
o Gedrag moet in strijd zijn met het objectieve recht.
o Soms expliciet vermeld in delictsomschrijving, zoals bij diefstal (310 Sr) en
vernieling (350 Sr).
, 4. Schuld
o Persoon moet verwijtbaar hebben gehandeld; het gedrag had vermeden
kunnen worden.
o Verschilt van wederrechtelijkheid omdat schuld op de persoon
(subjectief) betrekking heeft, terwijl wederrechtelijkheid objectief is.
Bestanddelen en Elementen:
• Bestanddelen: voorwaarden voor strafbaarheid opgenomen in wettelijke
delictsomschrijving.
• Elementen: voorwaarden voor strafbaarheid niet opgenomen in wettelijke
delictsomschrijving, zoals wederrechtelijkheid en schuld (tenzij opgenomen, dan
worden het bestanddelen).
• Belang van onderscheid vooral in bewijsrecht: Elementen worden meestal
voorondersteld, tenzij anders aangetoond.
Delictsvormen:
• Formele delicten: strafbaarstelling van handeling zelf, ongeacht gevolg (bv.
diefstal).
• Materiële delicten: gevolg van gedraging maakt deze strafbaar (bv. doodslag).
• Commissiedelicten: actief handelen strafbaar gesteld.
• Omissiedelicten: nalaten strafbaar gesteld.
• Gekwalificeerd delict: ernstigere vorm van gronddelict met zwaardere straf.
• Geprivilegieerd delict: lichtere variant van gronddelict met mildere straf.
Misdrijven en Overtredingen:
• Wetsduiding bepaalt of iets een misdrijf (Boek 2 Sr) of overtreding (Boek 3 Sr) is.
• Misdrijven: gevangenisstraf mogelijk, poging tot misdrijf strafbaar.
• Overtredingen: geen gevangenisstraf, poging tot overtreding niet strafbaar.
• Bij bijzondere wetten bepaalt wetsduiding expliciet of iets een misdrijf of
overtreding is, bijvoorbeeld in de Opiumwet.
Hoofdstuk 3: Materieel strafrecht - Opzet en Schuld
3.1 Inleiding
In het strafrecht gaat het om schuld aan een strafbaar feit. Het begrip schuld kent twee
vormen: