OVERZICHT VAN DE HISTORISCHE KRITIEK – BOEK
DEEL I: DE BRON, BOUWSTOF VOOR DE KENNIS VAN HET VERLEDEN
DE NOTIE BRON
Bronnen zijn:
Overblijfselen:
o Voorwerpen artefacten) die uit het verleden tot bij ons zijn gekomen
o Onderzoeksdomein van de archeologie (onderscheid is relatief, combi is
het best)
o Voorwerpen die enkel al door hun bestaan een spoor van het verleden
opleveren
Bv: houten pijlers, patroon van verkleuringen in de bodem bewijzen
het leven op aarde etc.
De vorm van de scherven die we vinden leert ons meer over de
stand van techniek en de artistieke bekwaamheid van deze mensen.
o Hun commerciële of intellectuele relaties kunnen we afleiden uit
vormgelijkenissen tussen hun producten en die van elders.
Overleveringen:
o Mondelinge of geschreven getuigenissen die een eenvoudige of complexe
gebeurtenis beschrijven of commentaar voorzien
o Onderzoeksdomein van de geschiedenis (onderscheid is relatief, combi is
het best)
o Banale vaststellingen
Bv: de oorkonde waarmee de graaf van Vlaanderen een schenking
van een stuk grond aan de Sint-Pietersabdij op de Gentse
Blandijnberg vastlegt.
o Complexe redenenvoeringen
Waarin zowel een stuk effectief bestaande realiteit of een door de
redenaar gewenste, nog te realiseren situatie wordt voorgesteld
Politieke redenvoering: publiek beïnvloeden door het een visie op de
recente gebeurtenissen toe te wijzen + de nabije toekomst (via
verkiezingen, aanzetten tot collectieve actie etc.) te beïnvloeden en
dus te maken.
BRONNEN BEWUSTE CREATIES?
Auteurs van getuigenissen leveren de historicus elementen over wat er in het verleden
gebeurd:
3 aspecten
1. Wat?
2. Hoe?
3. Waarom?
Niet altijd een antwoord op al deze vragen of toch niet even intens
Artefacten zijn aanvankelijk objecten uit het dagelijkse leven vooraleer ze
historische bronnen worden
o Worden bron door de blik van de archeoloog
1
, Mondelinge tradities en geschreven getuigenissen die op korte/ lange termijn de
bedoeling hebben een bewijs te leveren van het bestaan van een rechtsfeit of
rechtshandeling
o Wanneer wij naar deze objecten en getuigenissen van vroeger kijken zijn wij in
staat dit om de oorspronkelijke functie van deze relicten en teksten te lezen en te
reconstrueren.
Artefacten en getuigenissen:
Met opzet gecreëerd
o Bepaald doel te bereiken
Bv: het maken van een hakbijl, het vastleggen van een bezitstitel
Perongeluk of onbewust
Bv: scherven en etensresten die in de afvalput belanden
Bronnen:
Onschuldig
o De meeste brieven zijn enkel voor de bestemmeling bedoeld
o Vertonen op dat moment niet de intentie om een rol te spelen of een spoor
te zijn
o Achteraf kunnen ze deze rol echter perfect vervullen
Bv: de etensresten die na lange tijd worden opgegraven leren ons
over de voeding van dat moment, overvloed of tekort, bestanddelen
etc.
o Onbewust en willekeurig, we leggen hier de nadruk op de gecamoufleerde realiteit
o Risico:
o Interpretatieproblemen
Kan veroorzaakt worden door storingen in de context of in geval van
secundaire depositie (= een vondst bevindt zich niet meer op
dezelfde plek als oorspronkelijk het geval was).
Bv: een skelet (het oorspronkelijke graf is de ‘primaire
inhumatie’) dat elders ‘secundaire inhumatie’ wordt
herbegraven.
Intentie
o Bronnen ontstonden met intentie MAAR kregen een andere functie voor
historica
Bv: ongewilde getuigenis of ‘unwilling testimony’ die toch
wordt vastgelegd
De aanslag op Kennedy
Floyd -> leidde tot Black Lives Matter
Vroeger was dit een hele heisa, nu met de digitalisering is
elk feit wel ergens geregistreerd en wordt dit razendsnel
verspreid.
o Zowel objectief als subjectief
Om de bron naar juiste waarde te schatten moeten we kritisch naar de inhoud en
vorm kijken maar ook naar de onstaanscontext!
2
,DE VORMEIGENSCHAPPEN: GESCHREVEN EN ONGESCHREVEN BRONNEN
GESCHREVEN BRONNEN
1. Verhalende of literaire bronnen
Doel: een bepaalde inhoud over te brengen, een boodschap te doen
overkomen
o Non fictie:
Geschiedschrijving, godsdienstige traktaten
o Fictie:
Verteld ons meer over wat er in die periode en cultuur gebeurde
ondanks fictie te zijn
Streeft vaak geloofwaardigheid na, we komen onbewust extra zaken
te weten zoals bv de omgangstaal
Ridderlijke epiek, laatmiddeleeuwse rederijkersgedichten of
hedendaagse romans
Onderscheid tussen non fictie en fictie is in de geschiedenis meestal
anachronistisch (bevatten vaak elementen van beide)
o Motief: zeer uiteenlopend
De tijdgenoot of het nageslacht inlichten via een min of meer
wetenschappelijk traktaat
Hen opinie opdringen via kranten of een kroniek waarin feiten een
welbepaalde logica volgen
Deelgenoot maken van eigen inzichten via egodocument zoals
persoonlijke brieven of memoires
Ter ontspanning: romans, poëzie…
Volgens sommige structuralistische theoretici maakt het motief niet uit wat de intentie
van de auteur is : ‘Le mort de l’auteur’: zo kunnen wij hun standpunt zelf parafraseren.
Het gaat volgens hen wel om:
Vertogen (discours): die circuleren en onbewust hernomen worden en niet of
veel minder over de bewuste intentie. MAAR voor kritische benadering is het
zeer belangrijk om te weten wie de auteur is & welk profiel hij of zij had & wat
de intentie was
o Probleem van de intentie is sterk gesteld door egodocumenten,
Jacques Presser heeft hier een term voor bedacht (1958).
o “Die documenten waarin een ego zich opzettelijk of onopzettelijk
onthult of verbergt.”
o = Bronnen met een opzettelijk ik- of wij- perspectief (brieven,
memoires, dagboeken, interviews), bewust gecreëerd voor de auteur
3
, zelf maar meestal ook voor andere. -> vaak onbetrouwbare bronnen
wegens eigenbelang.
o Kan ook positief worden bekeken: de Dichtung is door de auteur van het
egodocument ten dele als Dichtung ervaren maar ook deels als
Wahrheit weliswaar zijn waarheid.
o Deze Dichtung-Wahrheit is een historische waarheid wel een andere
dan de harde feiten.
Het schrijven van geschiedenis vanuit een persoonlijke beleving is een
eeuwenoude traditie.
In de christelijke westerse traditie begint dit met:
o Confessiones van kerkvader Augustinus (bisschop van Annaba).
o Guibert van Nogent met De vita sua.
In de 18e en 19e eeuw ontstonden twee klassieke prototypes van de
autobiografie:
o Jean-Jacques Rousseau – Confessions (1784)
o Johann Wolfgang von Goethe – Dichtung und Wahrheit (eerste deel in
1811)
Vele egodocumenten geven meer een beeld van wat de auteur buiten zichzelf
heef waargenomen dan een onthulling van zichzelf en van de eigen ervaring in de
strikte zin.
Egodocumenten vertonen vaak de volgende tendensen:
o Teleologisering: achteraf wordt er een doel of richting toegekend aan
gebeurtenissen, alsof alles logisch naar een eindpunt leidde.
o Rationalisatie post factum: handelingen die oorspronkelijk irrationeel
of willekeurig waren, worden achteraf rationeel voorgesteld.
o Ze leggen vaak doelbewust de nadruk op een breuk (een keerpunt of
crisis) óf benadrukken juist de continuïteit in het leven van de auteur.
o Historica moet altijd rekening houden met de mogelijkheid van zelfbedrog,
conclusie: egodocumenten zijn nooit 100% betrouwbaar!
Memoires vertonen vaak volgende tendensen
o Hebben beperkte feitelijke waarde:
Ze dragen weinig bij aan de objectieve historische kennis.
o Wel waardevol als eersterangsgetuigenis:
Ze geven inzicht in het karakter en de ingesteldheid van de
vorst (of auteur).
o Geheugen is selectief:
4
DEEL I: DE BRON, BOUWSTOF VOOR DE KENNIS VAN HET VERLEDEN
DE NOTIE BRON
Bronnen zijn:
Overblijfselen:
o Voorwerpen artefacten) die uit het verleden tot bij ons zijn gekomen
o Onderzoeksdomein van de archeologie (onderscheid is relatief, combi is
het best)
o Voorwerpen die enkel al door hun bestaan een spoor van het verleden
opleveren
Bv: houten pijlers, patroon van verkleuringen in de bodem bewijzen
het leven op aarde etc.
De vorm van de scherven die we vinden leert ons meer over de
stand van techniek en de artistieke bekwaamheid van deze mensen.
o Hun commerciële of intellectuele relaties kunnen we afleiden uit
vormgelijkenissen tussen hun producten en die van elders.
Overleveringen:
o Mondelinge of geschreven getuigenissen die een eenvoudige of complexe
gebeurtenis beschrijven of commentaar voorzien
o Onderzoeksdomein van de geschiedenis (onderscheid is relatief, combi is
het best)
o Banale vaststellingen
Bv: de oorkonde waarmee de graaf van Vlaanderen een schenking
van een stuk grond aan de Sint-Pietersabdij op de Gentse
Blandijnberg vastlegt.
o Complexe redenenvoeringen
Waarin zowel een stuk effectief bestaande realiteit of een door de
redenaar gewenste, nog te realiseren situatie wordt voorgesteld
Politieke redenvoering: publiek beïnvloeden door het een visie op de
recente gebeurtenissen toe te wijzen + de nabije toekomst (via
verkiezingen, aanzetten tot collectieve actie etc.) te beïnvloeden en
dus te maken.
BRONNEN BEWUSTE CREATIES?
Auteurs van getuigenissen leveren de historicus elementen over wat er in het verleden
gebeurd:
3 aspecten
1. Wat?
2. Hoe?
3. Waarom?
Niet altijd een antwoord op al deze vragen of toch niet even intens
Artefacten zijn aanvankelijk objecten uit het dagelijkse leven vooraleer ze
historische bronnen worden
o Worden bron door de blik van de archeoloog
1
, Mondelinge tradities en geschreven getuigenissen die op korte/ lange termijn de
bedoeling hebben een bewijs te leveren van het bestaan van een rechtsfeit of
rechtshandeling
o Wanneer wij naar deze objecten en getuigenissen van vroeger kijken zijn wij in
staat dit om de oorspronkelijke functie van deze relicten en teksten te lezen en te
reconstrueren.
Artefacten en getuigenissen:
Met opzet gecreëerd
o Bepaald doel te bereiken
Bv: het maken van een hakbijl, het vastleggen van een bezitstitel
Perongeluk of onbewust
Bv: scherven en etensresten die in de afvalput belanden
Bronnen:
Onschuldig
o De meeste brieven zijn enkel voor de bestemmeling bedoeld
o Vertonen op dat moment niet de intentie om een rol te spelen of een spoor
te zijn
o Achteraf kunnen ze deze rol echter perfect vervullen
Bv: de etensresten die na lange tijd worden opgegraven leren ons
over de voeding van dat moment, overvloed of tekort, bestanddelen
etc.
o Onbewust en willekeurig, we leggen hier de nadruk op de gecamoufleerde realiteit
o Risico:
o Interpretatieproblemen
Kan veroorzaakt worden door storingen in de context of in geval van
secundaire depositie (= een vondst bevindt zich niet meer op
dezelfde plek als oorspronkelijk het geval was).
Bv: een skelet (het oorspronkelijke graf is de ‘primaire
inhumatie’) dat elders ‘secundaire inhumatie’ wordt
herbegraven.
Intentie
o Bronnen ontstonden met intentie MAAR kregen een andere functie voor
historica
Bv: ongewilde getuigenis of ‘unwilling testimony’ die toch
wordt vastgelegd
De aanslag op Kennedy
Floyd -> leidde tot Black Lives Matter
Vroeger was dit een hele heisa, nu met de digitalisering is
elk feit wel ergens geregistreerd en wordt dit razendsnel
verspreid.
o Zowel objectief als subjectief
Om de bron naar juiste waarde te schatten moeten we kritisch naar de inhoud en
vorm kijken maar ook naar de onstaanscontext!
2
,DE VORMEIGENSCHAPPEN: GESCHREVEN EN ONGESCHREVEN BRONNEN
GESCHREVEN BRONNEN
1. Verhalende of literaire bronnen
Doel: een bepaalde inhoud over te brengen, een boodschap te doen
overkomen
o Non fictie:
Geschiedschrijving, godsdienstige traktaten
o Fictie:
Verteld ons meer over wat er in die periode en cultuur gebeurde
ondanks fictie te zijn
Streeft vaak geloofwaardigheid na, we komen onbewust extra zaken
te weten zoals bv de omgangstaal
Ridderlijke epiek, laatmiddeleeuwse rederijkersgedichten of
hedendaagse romans
Onderscheid tussen non fictie en fictie is in de geschiedenis meestal
anachronistisch (bevatten vaak elementen van beide)
o Motief: zeer uiteenlopend
De tijdgenoot of het nageslacht inlichten via een min of meer
wetenschappelijk traktaat
Hen opinie opdringen via kranten of een kroniek waarin feiten een
welbepaalde logica volgen
Deelgenoot maken van eigen inzichten via egodocument zoals
persoonlijke brieven of memoires
Ter ontspanning: romans, poëzie…
Volgens sommige structuralistische theoretici maakt het motief niet uit wat de intentie
van de auteur is : ‘Le mort de l’auteur’: zo kunnen wij hun standpunt zelf parafraseren.
Het gaat volgens hen wel om:
Vertogen (discours): die circuleren en onbewust hernomen worden en niet of
veel minder over de bewuste intentie. MAAR voor kritische benadering is het
zeer belangrijk om te weten wie de auteur is & welk profiel hij of zij had & wat
de intentie was
o Probleem van de intentie is sterk gesteld door egodocumenten,
Jacques Presser heeft hier een term voor bedacht (1958).
o “Die documenten waarin een ego zich opzettelijk of onopzettelijk
onthult of verbergt.”
o = Bronnen met een opzettelijk ik- of wij- perspectief (brieven,
memoires, dagboeken, interviews), bewust gecreëerd voor de auteur
3
, zelf maar meestal ook voor andere. -> vaak onbetrouwbare bronnen
wegens eigenbelang.
o Kan ook positief worden bekeken: de Dichtung is door de auteur van het
egodocument ten dele als Dichtung ervaren maar ook deels als
Wahrheit weliswaar zijn waarheid.
o Deze Dichtung-Wahrheit is een historische waarheid wel een andere
dan de harde feiten.
Het schrijven van geschiedenis vanuit een persoonlijke beleving is een
eeuwenoude traditie.
In de christelijke westerse traditie begint dit met:
o Confessiones van kerkvader Augustinus (bisschop van Annaba).
o Guibert van Nogent met De vita sua.
In de 18e en 19e eeuw ontstonden twee klassieke prototypes van de
autobiografie:
o Jean-Jacques Rousseau – Confessions (1784)
o Johann Wolfgang von Goethe – Dichtung und Wahrheit (eerste deel in
1811)
Vele egodocumenten geven meer een beeld van wat de auteur buiten zichzelf
heef waargenomen dan een onthulling van zichzelf en van de eigen ervaring in de
strikte zin.
Egodocumenten vertonen vaak de volgende tendensen:
o Teleologisering: achteraf wordt er een doel of richting toegekend aan
gebeurtenissen, alsof alles logisch naar een eindpunt leidde.
o Rationalisatie post factum: handelingen die oorspronkelijk irrationeel
of willekeurig waren, worden achteraf rationeel voorgesteld.
o Ze leggen vaak doelbewust de nadruk op een breuk (een keerpunt of
crisis) óf benadrukken juist de continuïteit in het leven van de auteur.
o Historica moet altijd rekening houden met de mogelijkheid van zelfbedrog,
conclusie: egodocumenten zijn nooit 100% betrouwbaar!
Memoires vertonen vaak volgende tendensen
o Hebben beperkte feitelijke waarde:
Ze dragen weinig bij aan de objectieve historische kennis.
o Wel waardevol als eersterangsgetuigenis:
Ze geven inzicht in het karakter en de ingesteldheid van de
vorst (of auteur).
o Geheugen is selectief:
4