Toetsdoelen periode 4
BS11
Kan de regulatie van de bloeddruk door de nieren uitleggen en de rol van het
Renine Angiotensine Aldosteron Systeem (RAAS) hierbij verklaren;
De bloeddrukregulatie wordt in belangrijke mate bepaald door het RAAS. Dit reguleert de
water- en zouthuishouding van het circulerend bloedvolume en is ook van belang bij
hartfalen.
1. Zorgt voor stabilisatie van de bloeddruk, bloedvolume en de elektrolytenbalans.
2. Zorgt voor de groei van de spiercellen in de wand van de bloedvaten van de nieren en
de hersenen en de wand van het hart.
Renine
- Wordt afgegeven door de nieren (juxtaglomerulaire complex)
- Zet de plasmaproteïne angiotensinogeen om in angiotensine I
- Wanneer er minder renine wordt aangemaakt, zal de bloeddruk dalen.
Angiotensine II
- Krachtige vaatvernauwing capillair netwerk. De bloeddruk in de nierarteriën gaat
omhoog.
- Vernauwing efferente (afvoerende) arteriolen in het nefron. Druk in de glomeruli
stijgt en de glomerulaire filtratie snelheid (GFS) gaat omhoog.
- In het CZS bevordert het de ADH afgifte > stimuleert reabsorptie water en
natriumonen en dorstgevoel.
- Afgifte aldosteron en epnefrine door de bijnieren. De bloeddruk en de reabsorptie
van natriumionen gaat omhoog.
,ADH (Antidiuretisch hormoon)
- Afname diurese (vorming van urine door de nieren)
- Wordt aangemaakt in de hypothalamus.
- Wordt afgegeven wanneer het lichaam weinig water bevat.
- Stijging van angiotensine II en een lage bloeddruk zijn prikkels om het hormoon af
te geven.
- Effect:
Reabsorptie water: grotere doorlaatbaarheid van water in distale tubulus
contortus en verzamelbuis.
Dorstgevoel
Aldosteron
- Belangrijkste mineralocorticoïde
- Wordt aangemaakt in de bijnierschors
- Stijging van angiotensine II, lage bloedruk, laag natriumgehalte en een hoog
kaliumgehalte zijn prikkels om het hormoon af te geven.
- Effect:
Uitwisseling kalium en natrium
Gevoeligheid zoutreceptoren op de tong verhogen.
ANP (Atriale natriuretische peptide)
- Tegengestelde werking aan ADH en aldosteron.
- Wordt afgegeven door de hartspiercellen van het rechteratrium.
- Overvulling en hypertensie in het rechteratrium zijn prikkels om het hormoon af te
geven.
- Effect:
Uitscheiden van natriumionen en water
Remmen van renine, ADH en aldosteron
Verwijden capillairen in glomeruli
Kan uitleggen hoe de nieren inspelen op veranderingen in samenstelling van
het bloed (vocht, zuren, zouten en erytropoëse), met als doel om de
homeostase te bewaken en kan uitleggen waaruit de urine is samengesteld;
Vochtbalans
= de hoeveelheid opgenomen water is gelijk aan hoeveelheid afgescheiden water.
- D.m.v. waterverplaatsing tussen ECF (extracellulaire vloeistof) en ICF
(intracellulaire vloeistof) door middel van osmose, diffusie en dragermoleculen.
In het ECF zit vooral natrium, chloride en bicarbonaat.
In het ICF zit vooral kalium, magnesium en fosfaat.
Mineralenbalans
Mineralen zijn voedingsstoffen die geen energie leveren en die je niet zelf aan kunt
maken.
Vochtbalans
- Inname = uitscheiding
, - Diffusiemedium
- Afvalstoffen afvoeren
- Balans tussen intra- en extracellulaire vloeistof
- Natrium en kalium
Natriumbalans
- Opname = uitscheiding
- Aldosteron en natriuretische peptide
- Natrium trekt water aan
- Bloeddruk
Kaliumbalans
- Opname = uitscheiding
- Aldosteron zorgt ervoor dat kalium wordt uitgescheiden
Reabsorptie en excretie
- Reabsorptie ionen in de proximale tubulus.
- Actieve resorptie natrium in de stijgende tak van Henle.
- Uitwisseling natrium en kalium in de distale tubulus en verzamelbuis.
Zurenbalans
Renale compensatie is de verandering van de snelheid waarmee waterstofionen en
bicarbonaationen in de nieren worden uitgescheiden of geabsorbeerd in reactie op de
verandering van de pH in het bloedplasma. De zuren in je lichaam moeten door de nieren
worden uitgescheiden. De nierbuisjes wijzigen de pH van de voorurine door
waterstofionen af te geven en bicarbonaationen terug te resorberen.
- pH te laag (zuur) > terugresorptie bicarbonaat.
- pH te hoog (basisch) > reabsorptie H+
Samenstelling urine
- ureum
- water
- anorganische zouten
- Urolibine
- Polyfyrine
Renale compensatie zuur-base evenwicht
Renale regulatie pH = balans in waterstofionen.
- H+ kan met de urine worden uitgescheiden.
- H+, CO2 en HCO3- komen bij filtratie in de voorurine.
- Excretie H+ of reabsorptie van HCO3-
Kan de gevolgen van fysiologische veroudering voor het urinewegstelsel
uitleggen.
Afname in:
- Aantal functionele nefronen
- Glomerulaire filtratiesnelheid > verminderde renale compensatie pH.
, - Gevoeligheid aldosteron en ADH > afname resorptie water en natriumionen.
Problemen met urinelozing:
- Afname tonus kringspieren > incontinentie
- Verlies regulatie urinelozing
- Urineretentie bij de man
Vanaf het 40e levensjaar neemt het watergehalte in het lichaam af. Na het 60 e levensjaar
dalen deze waarden tot ongeveer 50%.
Naarmate het ouder worden verliezen we steeds meer spier- en botmassa > verlies
mineralengehalte.
Kan de definitie, risicofactoren, symptomen, onderzoeken en behandeling
uitleggen bij cystitis, glomerulonefritis, pyelonefritis en nierstenen.
Cystitis (blaasontsteking)
Oorzaken
Bacteriën afkomstig van de huid of uit de dikke darm. Slechte hygiëne, verminderde
urinestroom bij katheterisatie.
Risicofactoren
- Vrouwelijk geslacht; door kortere urethra
- Meerdere seksuele partners
- Soa’s
Symptomen
- Vaker plassen
- Kleine beetjes plassen
- Aandrang
- Dysurie; moeizame/pijnlijke urinelozing
- Lichte koorts
- Pijn laag in de rug
Behandeling
Antibiotica
Preventie
- Voldoende drinken
- Regelmatig plassen
- Urinelozing niet uitstellen
Glomerulonefritis
Ontsteking van de glomeruli
Oorzaken
Auto-immuunziekte
Risicofactoren
BS11
Kan de regulatie van de bloeddruk door de nieren uitleggen en de rol van het
Renine Angiotensine Aldosteron Systeem (RAAS) hierbij verklaren;
De bloeddrukregulatie wordt in belangrijke mate bepaald door het RAAS. Dit reguleert de
water- en zouthuishouding van het circulerend bloedvolume en is ook van belang bij
hartfalen.
1. Zorgt voor stabilisatie van de bloeddruk, bloedvolume en de elektrolytenbalans.
2. Zorgt voor de groei van de spiercellen in de wand van de bloedvaten van de nieren en
de hersenen en de wand van het hart.
Renine
- Wordt afgegeven door de nieren (juxtaglomerulaire complex)
- Zet de plasmaproteïne angiotensinogeen om in angiotensine I
- Wanneer er minder renine wordt aangemaakt, zal de bloeddruk dalen.
Angiotensine II
- Krachtige vaatvernauwing capillair netwerk. De bloeddruk in de nierarteriën gaat
omhoog.
- Vernauwing efferente (afvoerende) arteriolen in het nefron. Druk in de glomeruli
stijgt en de glomerulaire filtratie snelheid (GFS) gaat omhoog.
- In het CZS bevordert het de ADH afgifte > stimuleert reabsorptie water en
natriumonen en dorstgevoel.
- Afgifte aldosteron en epnefrine door de bijnieren. De bloeddruk en de reabsorptie
van natriumionen gaat omhoog.
,ADH (Antidiuretisch hormoon)
- Afname diurese (vorming van urine door de nieren)
- Wordt aangemaakt in de hypothalamus.
- Wordt afgegeven wanneer het lichaam weinig water bevat.
- Stijging van angiotensine II en een lage bloeddruk zijn prikkels om het hormoon af
te geven.
- Effect:
Reabsorptie water: grotere doorlaatbaarheid van water in distale tubulus
contortus en verzamelbuis.
Dorstgevoel
Aldosteron
- Belangrijkste mineralocorticoïde
- Wordt aangemaakt in de bijnierschors
- Stijging van angiotensine II, lage bloedruk, laag natriumgehalte en een hoog
kaliumgehalte zijn prikkels om het hormoon af te geven.
- Effect:
Uitwisseling kalium en natrium
Gevoeligheid zoutreceptoren op de tong verhogen.
ANP (Atriale natriuretische peptide)
- Tegengestelde werking aan ADH en aldosteron.
- Wordt afgegeven door de hartspiercellen van het rechteratrium.
- Overvulling en hypertensie in het rechteratrium zijn prikkels om het hormoon af te
geven.
- Effect:
Uitscheiden van natriumionen en water
Remmen van renine, ADH en aldosteron
Verwijden capillairen in glomeruli
Kan uitleggen hoe de nieren inspelen op veranderingen in samenstelling van
het bloed (vocht, zuren, zouten en erytropoëse), met als doel om de
homeostase te bewaken en kan uitleggen waaruit de urine is samengesteld;
Vochtbalans
= de hoeveelheid opgenomen water is gelijk aan hoeveelheid afgescheiden water.
- D.m.v. waterverplaatsing tussen ECF (extracellulaire vloeistof) en ICF
(intracellulaire vloeistof) door middel van osmose, diffusie en dragermoleculen.
In het ECF zit vooral natrium, chloride en bicarbonaat.
In het ICF zit vooral kalium, magnesium en fosfaat.
Mineralenbalans
Mineralen zijn voedingsstoffen die geen energie leveren en die je niet zelf aan kunt
maken.
Vochtbalans
- Inname = uitscheiding
, - Diffusiemedium
- Afvalstoffen afvoeren
- Balans tussen intra- en extracellulaire vloeistof
- Natrium en kalium
Natriumbalans
- Opname = uitscheiding
- Aldosteron en natriuretische peptide
- Natrium trekt water aan
- Bloeddruk
Kaliumbalans
- Opname = uitscheiding
- Aldosteron zorgt ervoor dat kalium wordt uitgescheiden
Reabsorptie en excretie
- Reabsorptie ionen in de proximale tubulus.
- Actieve resorptie natrium in de stijgende tak van Henle.
- Uitwisseling natrium en kalium in de distale tubulus en verzamelbuis.
Zurenbalans
Renale compensatie is de verandering van de snelheid waarmee waterstofionen en
bicarbonaationen in de nieren worden uitgescheiden of geabsorbeerd in reactie op de
verandering van de pH in het bloedplasma. De zuren in je lichaam moeten door de nieren
worden uitgescheiden. De nierbuisjes wijzigen de pH van de voorurine door
waterstofionen af te geven en bicarbonaationen terug te resorberen.
- pH te laag (zuur) > terugresorptie bicarbonaat.
- pH te hoog (basisch) > reabsorptie H+
Samenstelling urine
- ureum
- water
- anorganische zouten
- Urolibine
- Polyfyrine
Renale compensatie zuur-base evenwicht
Renale regulatie pH = balans in waterstofionen.
- H+ kan met de urine worden uitgescheiden.
- H+, CO2 en HCO3- komen bij filtratie in de voorurine.
- Excretie H+ of reabsorptie van HCO3-
Kan de gevolgen van fysiologische veroudering voor het urinewegstelsel
uitleggen.
Afname in:
- Aantal functionele nefronen
- Glomerulaire filtratiesnelheid > verminderde renale compensatie pH.
, - Gevoeligheid aldosteron en ADH > afname resorptie water en natriumionen.
Problemen met urinelozing:
- Afname tonus kringspieren > incontinentie
- Verlies regulatie urinelozing
- Urineretentie bij de man
Vanaf het 40e levensjaar neemt het watergehalte in het lichaam af. Na het 60 e levensjaar
dalen deze waarden tot ongeveer 50%.
Naarmate het ouder worden verliezen we steeds meer spier- en botmassa > verlies
mineralengehalte.
Kan de definitie, risicofactoren, symptomen, onderzoeken en behandeling
uitleggen bij cystitis, glomerulonefritis, pyelonefritis en nierstenen.
Cystitis (blaasontsteking)
Oorzaken
Bacteriën afkomstig van de huid of uit de dikke darm. Slechte hygiëne, verminderde
urinestroom bij katheterisatie.
Risicofactoren
- Vrouwelijk geslacht; door kortere urethra
- Meerdere seksuele partners
- Soa’s
Symptomen
- Vaker plassen
- Kleine beetjes plassen
- Aandrang
- Dysurie; moeizame/pijnlijke urinelozing
- Lichte koorts
- Pijn laag in de rug
Behandeling
Antibiotica
Preventie
- Voldoende drinken
- Regelmatig plassen
- Urinelozing niet uitstellen
Glomerulonefritis
Ontsteking van de glomeruli
Oorzaken
Auto-immuunziekte
Risicofactoren