Economie samenvatting H1 geldzaken
1.1
Economie gaat over kiezen. Om de keuzes die een mens maakt te
begrijpen, kijken we naar behoeften en middelen:
Behoeften
Een mens heeft onbeperkte behoeften.
Een behoefte betekent dat je een goed (ding) of dienst nodig
hebt.
Eerste levensbehoeften zijn goederen en diensten die een
mens nodig heeft om te overleven.
Luxe producten zijn goederen en diensten die een mens
koopt om het leven comfortabeler te maken.
Middelen
Een mens heeft een beperkte hoeveelheid middelen om in
behoeften te voorzien.
De middelen van mens zijn tijd en geld.
Een mens heeft onbeperkte behoeften en een beperkte hoeveelheid
middelen om die in behoefte te voorzien. Er ontstaat schaarste en
dat dwingt een mens tot het maken van keuzes. In de economie zijn
goederen en diensten schaars als er productiemiddelen aan worden
besteed om ze te kopen of te maken.
De budgetlijn geeft alle combinaties van bestedingsmogelijkheden
weer bij het gegeven budget. Ieder punt op de budgetlijn geeft aan
hoeveel iemand met een gegeven budget kan uitgeven aan twee
producten.
De opofferingskosten zijn de opbrengsten van het alternatief waar
je niet voor kiest.
Er zijn twee oorzaken voor het veranderen van de budgetlijn:
De prijs van een product verandert hellingshoek van de
budgetlijn verandert
Het budget verandert budgetlijn verschuift evenwijdig
, Directe ruil: mensen ruilen goederen tegen andere goederen.
Indirecte ruil: goederen worden geruild tegen geld.
- chartaal geld: contant geld
- giraal geld: digitaal geld
Geld heeft 3 functies:
1. Ruilmiddel
Geld is een algemeen aanvaard ruilmiddel waarmee je
goederen en diensten kunt kopen.
Er is een aantal voorwaarden voor een geschikt ruilmiddel:
- deelbaar
- handzaam (makkelijk mee te nemen)
- duurzaam
- moeilijk om na te maken
2. Rekeneenheid
Je kunt de waarde van goederen en diensten en geld
uitdrukken en deze onderling vergelijken.
3. Oppotmiddel
Je kunt geld sparen voor toekomstige uitgaven.
Geld maakt het mogelijk om consumptie uit te stellen.
De bedrijfskolom toont de weg die een product doorloopt van
begin tot eind. Een onderdeel van een bedrijfskolom wordt een
schakel genoemd. Elke schakel vindt de productie plaats en wordt er
waarde toegevoegd.
Toegevoegde waarde = omzet – productiekosten
Door veranderingen In de bedrijfskolom kan de arbeidsverdeling
veranderen:
Integratie: de bedrijfskolom wordt korter doordat de
arbeidsverdeling minder wordt. (samenvoegen van twee
bedrijven)
Differentiatie: de bedrijfskolom wordt langer doordat de
arbeidsverdeling groter wordt. (een bedrijf wordt opgesplitst)
Specialisatie: de bedrijfskolom wordt smaller doordat een
onderneming zich richt zich op het maken of verkopen van een
specifieke productsoort.
1.1
Economie gaat over kiezen. Om de keuzes die een mens maakt te
begrijpen, kijken we naar behoeften en middelen:
Behoeften
Een mens heeft onbeperkte behoeften.
Een behoefte betekent dat je een goed (ding) of dienst nodig
hebt.
Eerste levensbehoeften zijn goederen en diensten die een
mens nodig heeft om te overleven.
Luxe producten zijn goederen en diensten die een mens
koopt om het leven comfortabeler te maken.
Middelen
Een mens heeft een beperkte hoeveelheid middelen om in
behoeften te voorzien.
De middelen van mens zijn tijd en geld.
Een mens heeft onbeperkte behoeften en een beperkte hoeveelheid
middelen om die in behoefte te voorzien. Er ontstaat schaarste en
dat dwingt een mens tot het maken van keuzes. In de economie zijn
goederen en diensten schaars als er productiemiddelen aan worden
besteed om ze te kopen of te maken.
De budgetlijn geeft alle combinaties van bestedingsmogelijkheden
weer bij het gegeven budget. Ieder punt op de budgetlijn geeft aan
hoeveel iemand met een gegeven budget kan uitgeven aan twee
producten.
De opofferingskosten zijn de opbrengsten van het alternatief waar
je niet voor kiest.
Er zijn twee oorzaken voor het veranderen van de budgetlijn:
De prijs van een product verandert hellingshoek van de
budgetlijn verandert
Het budget verandert budgetlijn verschuift evenwijdig
, Directe ruil: mensen ruilen goederen tegen andere goederen.
Indirecte ruil: goederen worden geruild tegen geld.
- chartaal geld: contant geld
- giraal geld: digitaal geld
Geld heeft 3 functies:
1. Ruilmiddel
Geld is een algemeen aanvaard ruilmiddel waarmee je
goederen en diensten kunt kopen.
Er is een aantal voorwaarden voor een geschikt ruilmiddel:
- deelbaar
- handzaam (makkelijk mee te nemen)
- duurzaam
- moeilijk om na te maken
2. Rekeneenheid
Je kunt de waarde van goederen en diensten en geld
uitdrukken en deze onderling vergelijken.
3. Oppotmiddel
Je kunt geld sparen voor toekomstige uitgaven.
Geld maakt het mogelijk om consumptie uit te stellen.
De bedrijfskolom toont de weg die een product doorloopt van
begin tot eind. Een onderdeel van een bedrijfskolom wordt een
schakel genoemd. Elke schakel vindt de productie plaats en wordt er
waarde toegevoegd.
Toegevoegde waarde = omzet – productiekosten
Door veranderingen In de bedrijfskolom kan de arbeidsverdeling
veranderen:
Integratie: de bedrijfskolom wordt korter doordat de
arbeidsverdeling minder wordt. (samenvoegen van twee
bedrijven)
Differentiatie: de bedrijfskolom wordt langer doordat de
arbeidsverdeling groter wordt. (een bedrijf wordt opgesplitst)
Specialisatie: de bedrijfskolom wordt smaller doordat een
onderneming zich richt zich op het maken of verkopen van een
specifieke productsoort.
