H3: Sociale verschillen
3.1 Sociale structuur
3.1.1 Pioniers
Sociologie ontstond niet toevallig in de 19e eeuw:
- Er was opkomende industrialisering waardoor er problemen kwamen in de
samenleving.
- De kloof tussen rijk en arm werd alsmaar groter.
- Kritische openheid die de verlichting met zich had meegebracht
Pioniers lanceerden de “studie van de samenleving”.
- Marx
Maakte samen met Friedrich Engels een eerste analyse van de industriële
transformatie van Europa.
Schreef over politiek en economie (hij was een journalist).
Een voortrekker in de sociale wetenschappen
Unieke interdisciplinaire visie en menig => lokten internationale belangstelling
uit.
“Das Kapital” is zijn levenswerk
Eigenaars van de fabrieken worden ‘kapitalisten’ genoemd en de arbeiders
‘proletariaat’.
Ene klasse is gericht op winst maken (het surplus value of economisch
surplus) met zo weinig mogelijk kosten en de andere klasse wil een
volwaardig loon (naar werk) en een menswaardig bestaan.
Polarisatie is enkel op te lossen door een revolutie die het kapitalisme
vernietigt.
Klassenbewustzijn (= het besef dat sociale verandering mogelijk is door zich
met alle leden van de klasse te verenigen) is nodig
Marxisme vormt de basis voor politieke ideologieën, zoals het socialisme en
het communisme, die streven naar een klasseloze maatschappij
- Durkheim
Lanceerde het begrip ‘sociale feiten’
De maatschappij is een collectiviteit die zichtbaar wordt door het uniforme
sociaal handelen van mensen
Er wordt van generatie op generatie continuïteit verzekerd doordat mensen
dezelfde waarden en normen etc. delen en daardoor dus de groepscohesie
verstrekt wordt.
Onderwijs is een belangrijke socialiserende functie (waarden en normen
meegeven).
=> ‘Morele discipline’ stoomt kinderen klaar voor een geciviliseerd
samenleven
Van traditionele naar een moderne maatschappij
Heerst een mechanische solidariteit: mensen sloten zich automatisch bij
groepen en organisaties aan vanwege een gedeelde moraliteit
3.1 Sociale structuur
3.1.1 Pioniers
Sociologie ontstond niet toevallig in de 19e eeuw:
- Er was opkomende industrialisering waardoor er problemen kwamen in de
samenleving.
- De kloof tussen rijk en arm werd alsmaar groter.
- Kritische openheid die de verlichting met zich had meegebracht
Pioniers lanceerden de “studie van de samenleving”.
- Marx
Maakte samen met Friedrich Engels een eerste analyse van de industriële
transformatie van Europa.
Schreef over politiek en economie (hij was een journalist).
Een voortrekker in de sociale wetenschappen
Unieke interdisciplinaire visie en menig => lokten internationale belangstelling
uit.
“Das Kapital” is zijn levenswerk
Eigenaars van de fabrieken worden ‘kapitalisten’ genoemd en de arbeiders
‘proletariaat’.
Ene klasse is gericht op winst maken (het surplus value of economisch
surplus) met zo weinig mogelijk kosten en de andere klasse wil een
volwaardig loon (naar werk) en een menswaardig bestaan.
Polarisatie is enkel op te lossen door een revolutie die het kapitalisme
vernietigt.
Klassenbewustzijn (= het besef dat sociale verandering mogelijk is door zich
met alle leden van de klasse te verenigen) is nodig
Marxisme vormt de basis voor politieke ideologieën, zoals het socialisme en
het communisme, die streven naar een klasseloze maatschappij
- Durkheim
Lanceerde het begrip ‘sociale feiten’
De maatschappij is een collectiviteit die zichtbaar wordt door het uniforme
sociaal handelen van mensen
Er wordt van generatie op generatie continuïteit verzekerd doordat mensen
dezelfde waarden en normen etc. delen en daardoor dus de groepscohesie
verstrekt wordt.
Onderwijs is een belangrijke socialiserende functie (waarden en normen
meegeven).
=> ‘Morele discipline’ stoomt kinderen klaar voor een geciviliseerd
samenleven
Van traditionele naar een moderne maatschappij
Heerst een mechanische solidariteit: mensen sloten zich automatisch bij
groepen en organisaties aan vanwege een gedeelde moraliteit