Periode juni
H3 I like to move it, move it
Deel 1: De mens reageert op prikkels
- De mens reageert op prikkels
Spieren en klieren = effectoren v. lichaam
=> mogelijkheid om te reageren op prikkels
Aansturing => niet/wel onder invloed van wil
Klieren = altijd onbewust
Spieren = bewust of onbewust
Deel 2: Reactie door spieren
Stelsel die voor voortbeweging zorgen:
1
,Spier bevattende organen:
Slagader
Hart
Baarmoeder
Darmen
Maag
Tong
Middenrif
Oog
Plaats spieren:
2
,Spieren die niet met pezen aan skelet bevestigd zijn:
Hartspier
Maagspier
Straallichaam
Darmspieren
Spieren in de
bloedvaten
Plaats gewrichten:
- Spieren zorgen voor beweging
Functies spieren:
Organismen kunnen als systeem werken
Organismen kunnen zich voortbewegen
Verschillende organen en stelsels werken
Skeletspieren = 1/+ pezen vastgehecht aan skelet
Door samenwerking kunnen beenderen t.o.v elkaar laten bewegen
3
, Gewricht = bewegelijke verbinding tussen beenderenµ
Huidspier => meestal aan 1 zijde vast
Spieren in organen => niet bevestigd aan skelet
- Soorten spieren
Dwarsgestreepte spieren
Wordt meestal bewust aangestuurd, werken krachtig maar snel
vermoeid
Komen voor in alle skeletspieren, gezichtspieren en bepaalde
kringspieren
Spiervezels = draden v. samengesmolten spiercellen
Gladde spieren
Onbewust aangestuurd, werken traag meer onvermoeibaar
Komen vooral voor in wand v. spijsverteringsorganen en bloedvaten
De hartspier
Hart wordt onbewust aangestuurd, werkt krachtig en onvermoeibaar
Hartspierweefsel heeft kenmerken v.
- Dwarsgestreept
- Glad spierweefsel
Hartspiercellen hebben vertakte vorm en grillige celbegrenzing
Kring- en lengtespieren in darmen = gladde spieren
4