SAMENVATTING JEUGDRECHT
HOOFDSTUK 1. INLEIDING
JEUGDBESCHERMINGSRECHT: WAAROM & HOE?
• = “strafrecht voor minderjarigen” +
• = specifiek systeem voor bescherming van kinderen en jongeren, inclusief mogelijkheid om dwangmatig op te treden
• Doelstelling:
o inzicht in beginselen, begrippen, achterliggende keuzes en technieken
o inzicht in organisatie en werking van de vrijwillige en gerechtelijke jeugdhulp en van het jeugddelinquentierecht
o constructief-kritisch actuele fenomenen inzake jeugddelinquentie en probleemsituaties herkennen, analyseren en
becommentariëren
• Werkwijze
o een (‘goed’) handboek
o lessen met achtergrond, accenten, verbanden en commentaar
o rekening gehouden met studentenevaluaties (bv. zwaarte vak; wetsverwijzingen op slides)
BEGRIP HANDBOEK P. 1-6
BEGRIPSOMSCHRIJVING
• Jeugdbeschermingsrecht sensu lato (in ruime zin): geheel van juridische regels die het welzijn en de ontplooiing van jongeren beogen
te bevorderen en te waarborgen
o burgerrechtelijk statuut
o welzijnsrecht
o sociaal recht
o onderwijs
o strafrechtelijke bescherming
o …
• Jeugdbeschermingsrecht sensu stricto (in enge zin):
• « Het geheel van juridische regels betreffende de overheidsinterventie, d.m.v. specifieke instellingen of voorzieningen, met het oog op
bijstand aan jongeren wier welzijn of ontplooiing onvoldoende wordt gewaarborgd door het gezinsmilieu en de algemeen-
maatschappelijke voorzieningen. »
o Het jeugdbeschermingsrecht sensu stricto onderscheidt zich dus van het algemeen jeugdrecht, door de specifieke
doelgroep of interventies
o Er wordt hier niet gesproken over jeugddelicten, omdat de focus ligt op bescherming. Jongeren kunnen wel feiten plegen,
maar die gedragingen worden gezien als signalen van een onderliggende problematiek. Om daar werkelijk op in te grijpen,
moet men dus verder kijken dan de feiten zelf en aandacht hebben voor de achterliggende oorzaken, aangezien dit de
beste toekomstgerichte aanpak is.
o Het gaat om overheidsinterventies, waardoor andere reacties – zoals een pedagogische aanpak door ouders – buiten het
jeugdbeschermingsrecht vallen. Het accent ligt hier dus op de vraag wat de maatschappij doet: wanneer en hoe grijpt de
overheid in, en welke vormen van interventie zijn mogelijk?
o Het toepassingsgebied reikt verder dan het gezinsmilieu en de algemeen-maatschappelijke voorzieningen
1
,3 Duo’s in het jeugdbeschermingsrecht; maar deze zijn niet helemaal met elkaar verbonden
• Twee soorten(wegen naar) hulpverlening
o buitengerechtelijke/sociale/vrijwillige: de hulpverlening die op
vrijwillige basis wordt verleend door jeugdhulporganen.
▪ Ook toegankelijk voor jongeren die een jeugddelict hebben
gepleegd of daarvan verdacht worden
o gerechtelijke/gedwongen: de interventie waartoe wordt beslist in een
rechterlijke beslissing
▪ Zowel mogelijk in probleemsituaties (gerechtelijke
jeugdhulp) als wanneer minderjarigen een strafbaar feit
hebben gepleegd (jeugddelinquentierecht)
• Twee (drie) doelgroepen van het jeugdbeschermingsrecht
o VOS’sen: verontrustende situatie
▪ Kan ook buiten het gezin voorkomen (bv. in een vriendengroep)
▪ Begrip mag niet louter beschuldigend naar ouders worden gebruikt
▪ Verbonden met jeugdhulp
o MOF’ers / jeugddelinquenten: misdrijf omschreven feit of jeugddelict
▪ Verschilt van het strafrecht, daar spreek men van een ‘misdrijf’
▪ Er is een conceptueel verschil in benadering tussen volwassenen en jongeren
▪ Verbonden met jeugddelinquentie
o (minderjarigen met een psychiatrische aandoening)
• Twee bevoegdheidsniveaus
o Federaal: rood deel op het schema
o gemeenschappen: gele delen op het schema
BEGINSELEN HANDBOEK P. 7-16
1. Recht sui generis
2. Respect voor de rechten van het kind
3. Gezinsgerichtheid
4. Subsidiariteit
5. Differentiatie van de interventies
6. Essentieel hulpverlenend karakter
1. RECHT SUI GENERIS = EEN EIGENAARDIG RECHT
• Geen aparte rechtstak
o Het is een eigen, zelfstandig rechtsdomein
• Onderdeel publiekrecht: aangezien in essentie het overheidsoptreden in bijzondere situaties wordt geregeld
• Band met andere rechtstakken; en dat kan op verschillende manieren zijn
o Voorbeeld: als ouders kinderbijslag niet gebruiken voor opvoeding (maar bv. voor drugs of drank), kan via
jeugdbescherming beslist worden de kinderbijslag uit te betalen aan een voogd of ander aangewezen persoon.
o Strafrecht
▪ Op 3 vlakken is er een band met jeugdbeschermingsrecht:
• Procedureel:
o Bepalingen van strafprocesrecht zijn ook toepasselijk op het jeugdbeschermingsrecht, tenzij
ervan afgeweken wordt in specifieke wetgeving
o Zowel voor jeugdhulp als jeugddelinquentie
• Materieel:
o In het strafrecht zijn alle misdrijven vervolgbaar, in jeugddelinquentierecht zijn ook alle
misdrijven (als misdrijf omschreven feit) strafbaar
o Voor het jeugddelinquentierecht
• Principieel: basisbeginselen uit strafrecht gelden veelal ook in jeugddelinquentiezaken (bv. art. 6 EVRM)
o Sociaal recht / welzijnsrecht
o Verder: burgerlijk recht, procesrecht, mensenrechten …
▪ Burgerlijk recht: hierin wordt het algemeen juridisch statuut van kinderen/jongeren en hun ouders bepaald
▪ Procesrecht: wat de procedure voor de jeugdrechtbank betreft
• Functioneel rechtsgebied: beste omschrijving voor het jeugdbeschermingsrecht
2
, • Gevolgen en beperkingen ‘sui generis’-karakter
o Zie ook GwH 11 februari 2021, nr. 22/2021: het grondwettelijk recht bevestigde meteen het sui generis- karakter van het
jeugdbeschermingsrecht
o « Wegens de specifieke aard van de kwesties die in het kader van de rechtsbedeling ten aanzien van minderjarigen moeten
worden behandeld, moet die rechtsbedeling zich noodzakelijkerwijs onderscheiden van het systeem van strafrechtspleging
dat van toepassing is op volwassenen. [Dat] mag evenwel niet ertoe leiden dat aan (minderjarigen), enkel op grond van het
leeftijdscriterium, fundamentele waarborgen worden ontnomen die door de Grondwet en door de internationale verdragen
die België binden worden toegekend bij een aantasting van de individuele vrijheid. »
2. RESPECT VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND
Art. 22bis Gw.
Art. 3, 6, 9, 12, 18, 19 en 20 Kinderrechtenverdrag
• Van rechtsobject naar rechtssubject
o Voorbeeld: van absolute vaderlijke macht naar doelgebonden ouderlijk gezag
▪ De vader had de mogelijkheid om zijn kind twee weken in de gevangenis te stoppen, als hij ontevreden was over
het gedrag van zijn kind.
o Vroeger werden kinderen meer als voorwerpen beschouwd, dat heeft lang effect gehad op de rechtspositie van kinderen
(minderjarigen)
• Belang van de minderjarige = eerste overweging (art. 3 Kinderrechtenverdrag)
o Behoud van band met ouders én gezonde ontwikkeling in een veilige omgeving (EHRM, 6 juli 2010)
o Vaag, evolutief en waardegebonden
▪ Er zijn evidente situaties; bv. kindermishandeling
▪ Maar er zijn heel verschillende gezinstypes en culturen, dan kan je de vraag stellen: “Is dit een verontrustende
situatie?”
o ‘Machtsgevoelig’ – wie beslist? En op basis waarvan wordt beslist?
▪ ‘Belang van de minderjarige’ laat veronderstellen dat de betrokkenen jongere participeert in de besluitvorming
betreffende zijn situatie
▪ En is de mening van het kind voldoende gehoord
o Concrete gegevens
▪ De invulling ervan hangt af van de concrete gegevens van ellke situatie en van wie bevoegd is om zich erover uit
te spreken
o Veronderstelt participatie en behoorlijke rechtswaarborgen
▪ Dat moet vermijden dat de beoordeling volledig wordt overgelaten aan de zinzichten van de individuele
professionele actoren zoals hulpverleners en rechters
3. GEZINSGERICHTHEID
Art. 23, lid 1 BUPO-Verdrag
Art. 10, lid 1 IVESCR
Art. 5, 18, lid 1 en 27, lid 1 Kinderrechtenverdrag
• Gezin = « natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij »
• Gezin = « eerste verantwoordelijke voor opvoeding, ontwikkeling en welzijn van het kind »
o Negatieve invulling: bv. uw kind heeft een diefstal gepleegd, u als ouder bent daar verantwoordelijk voor
o Positieve invulling: er is de vrijheid van gezinsleven, ouders maken zelf keuzes, de overheid niet. Overheid geeft
ondersteuning in de ontwikkeling van het kind
▪ De positieve invulling is hier bedoeld
• Hulpverlening: gericht op gezinsmilieu
o Voorkeur voor minst ingrijpende maatregelen
▪ Plaatsing is de laatste keuze, als het nodig is kies je een instelling zo dicht mogelijk bij de woonplaats van het kind
o Gericht op behoud in / terugkeer naar het gezin
o Niet te allen prijze: gezinsgerichtheid van de jeugdbescherming betekent niet dat te alle prijze behoud in het gezien moet
worden nagestreefd
3
, ▪ Het kan in uitzonderlijke situaties onvermijdelijk blijken dat de jongere (tijdelijk) wordt gescheiden van zijn
gezinsmilieu
▪ Al was het maar om omdat zijn persoonlijke integriteit gevaar loopt
▪ Of omdat het tijdelijk afstand nemen een noodzakelijke voorwaarde is om bepaalde soorten van hulpverlening,
gericht op een toekomstige terugkeer naar het gezinsmilieu, te doen slagen
• Betrekken ouders bij reactie op jeugddelinquentie
4. SUBSIDIARITEIT
Art. 5, 25, 37b en 40, lid 3, b Kinderrechtenverdrag
Art. 3, §3 en §5, 20, §2 en 29, §2 Jeugddelinquentiedecreet
Het niveau en de intensiteit van de interventie worden afgestemd op de situatie; bij meerdere opties kies je steeds de minst ingrijpende.
• Opvoedingsverantwoordelijkheid
o 1° ouders (& gewone leefomgeving: vrienden, buurt, familie …)
o 2° algemeen-maatschappelijke voorzieningen (onderwijs …)
o 3° specifieke jeugdhulp ( residentiële jeugdbijstand)
▪ Indien ouders niet in staat zijn of weigeren hun taak op te nemen
▪ Binnen jeugdhulp wordt dan nog voorrang gegeven aan vrijwillige boven gerechtelijke jeugdhulp
• Vrijwillige (aanvaarde) > gerechtelijke hulpverlening
• M.b.t. jeugddelinquentie
o 1° buitengerechtelijke afhandeling
o 2° minst ingrijpende maatregelen voor kortst mogelijke duur
o 3° vrijheidsberoving = ultimum remedium
▪ Mag slechts voor de kortst mogelijke duur worden aangewend
Jeugdbeschermingsmaatregelen mogen niet langer dan noodzakelijk duren en moeten op geregelde tijdstippen worden geëvalueerd.
In crisissituaties of zeer ernstige omstandigheden kan een onmiddellijke plaatsing aangewezen zijn, maar daarbij moet wel steeds worden
aangetoond dat de pedagogische draagkracht van het gezin onvoldoende waarborgen biedt voor het behoud van de jongere in dat milieu.
5. DIFFERENTIATIE HULPVERLENINGSAANBOD
• Er zijn heel veel verschillende mogelijkheden van interventies, en hier is een grote evolutie in geweest
• ‘Multifunctionele’ organisaties
• ‘Open’ categorieën in hulpverleningsvormen / reacties
o Begeleiding, opvoedend project, behandeling, verblijf…
• Belang ‘individualisering’ en afstemming op hulpnood
• Problemen:
o Beheersing van het aanbod
o Kenbaarheid van het aanbod
▪ En soms de afwezigheid van een duidelijk aanspreekpunt voor bepaalde problematieken
▪ Bv. voor jongeren met een combinatie van gedragsproblemen en een psychiatrische problematiek
o Plaatstekort en wachtlijsten
▪ Waardoor de beschikbaarheid van een plaats soms een meer doorslaggevend criterium wordt bij het
hulpverleningsvoorstel, dan de geschiktheid ervan.
6. ESSENTIEEL HULPVERLENEND KARAKTER
• België internationaal bekend voor ‘beschermingsmodel’
o Het accent ligt op het verlenen van hulp en bijstand aan de jongere
o Gericht op het behoud of herstel van de maatschappelijke integratie en participatie
o Dat hulpverleningsperspectief onderscheidt het jeugddelinquentierecht van het volwassenenstrafrecht
• Evoluties
o Jeugdhulp: meer nadruk op eigen kracht, vermaatschappelijking en participatie
▪ Meer nadruk op participatie en communicatie
▪ De jongere en zijn ouders zijn nu meer verantwoordelijk voor het slagen van de hulpverlening
4
HOOFDSTUK 1. INLEIDING
JEUGDBESCHERMINGSRECHT: WAAROM & HOE?
• = “strafrecht voor minderjarigen” +
• = specifiek systeem voor bescherming van kinderen en jongeren, inclusief mogelijkheid om dwangmatig op te treden
• Doelstelling:
o inzicht in beginselen, begrippen, achterliggende keuzes en technieken
o inzicht in organisatie en werking van de vrijwillige en gerechtelijke jeugdhulp en van het jeugddelinquentierecht
o constructief-kritisch actuele fenomenen inzake jeugddelinquentie en probleemsituaties herkennen, analyseren en
becommentariëren
• Werkwijze
o een (‘goed’) handboek
o lessen met achtergrond, accenten, verbanden en commentaar
o rekening gehouden met studentenevaluaties (bv. zwaarte vak; wetsverwijzingen op slides)
BEGRIP HANDBOEK P. 1-6
BEGRIPSOMSCHRIJVING
• Jeugdbeschermingsrecht sensu lato (in ruime zin): geheel van juridische regels die het welzijn en de ontplooiing van jongeren beogen
te bevorderen en te waarborgen
o burgerrechtelijk statuut
o welzijnsrecht
o sociaal recht
o onderwijs
o strafrechtelijke bescherming
o …
• Jeugdbeschermingsrecht sensu stricto (in enge zin):
• « Het geheel van juridische regels betreffende de overheidsinterventie, d.m.v. specifieke instellingen of voorzieningen, met het oog op
bijstand aan jongeren wier welzijn of ontplooiing onvoldoende wordt gewaarborgd door het gezinsmilieu en de algemeen-
maatschappelijke voorzieningen. »
o Het jeugdbeschermingsrecht sensu stricto onderscheidt zich dus van het algemeen jeugdrecht, door de specifieke
doelgroep of interventies
o Er wordt hier niet gesproken over jeugddelicten, omdat de focus ligt op bescherming. Jongeren kunnen wel feiten plegen,
maar die gedragingen worden gezien als signalen van een onderliggende problematiek. Om daar werkelijk op in te grijpen,
moet men dus verder kijken dan de feiten zelf en aandacht hebben voor de achterliggende oorzaken, aangezien dit de
beste toekomstgerichte aanpak is.
o Het gaat om overheidsinterventies, waardoor andere reacties – zoals een pedagogische aanpak door ouders – buiten het
jeugdbeschermingsrecht vallen. Het accent ligt hier dus op de vraag wat de maatschappij doet: wanneer en hoe grijpt de
overheid in, en welke vormen van interventie zijn mogelijk?
o Het toepassingsgebied reikt verder dan het gezinsmilieu en de algemeen-maatschappelijke voorzieningen
1
,3 Duo’s in het jeugdbeschermingsrecht; maar deze zijn niet helemaal met elkaar verbonden
• Twee soorten(wegen naar) hulpverlening
o buitengerechtelijke/sociale/vrijwillige: de hulpverlening die op
vrijwillige basis wordt verleend door jeugdhulporganen.
▪ Ook toegankelijk voor jongeren die een jeugddelict hebben
gepleegd of daarvan verdacht worden
o gerechtelijke/gedwongen: de interventie waartoe wordt beslist in een
rechterlijke beslissing
▪ Zowel mogelijk in probleemsituaties (gerechtelijke
jeugdhulp) als wanneer minderjarigen een strafbaar feit
hebben gepleegd (jeugddelinquentierecht)
• Twee (drie) doelgroepen van het jeugdbeschermingsrecht
o VOS’sen: verontrustende situatie
▪ Kan ook buiten het gezin voorkomen (bv. in een vriendengroep)
▪ Begrip mag niet louter beschuldigend naar ouders worden gebruikt
▪ Verbonden met jeugdhulp
o MOF’ers / jeugddelinquenten: misdrijf omschreven feit of jeugddelict
▪ Verschilt van het strafrecht, daar spreek men van een ‘misdrijf’
▪ Er is een conceptueel verschil in benadering tussen volwassenen en jongeren
▪ Verbonden met jeugddelinquentie
o (minderjarigen met een psychiatrische aandoening)
• Twee bevoegdheidsniveaus
o Federaal: rood deel op het schema
o gemeenschappen: gele delen op het schema
BEGINSELEN HANDBOEK P. 7-16
1. Recht sui generis
2. Respect voor de rechten van het kind
3. Gezinsgerichtheid
4. Subsidiariteit
5. Differentiatie van de interventies
6. Essentieel hulpverlenend karakter
1. RECHT SUI GENERIS = EEN EIGENAARDIG RECHT
• Geen aparte rechtstak
o Het is een eigen, zelfstandig rechtsdomein
• Onderdeel publiekrecht: aangezien in essentie het overheidsoptreden in bijzondere situaties wordt geregeld
• Band met andere rechtstakken; en dat kan op verschillende manieren zijn
o Voorbeeld: als ouders kinderbijslag niet gebruiken voor opvoeding (maar bv. voor drugs of drank), kan via
jeugdbescherming beslist worden de kinderbijslag uit te betalen aan een voogd of ander aangewezen persoon.
o Strafrecht
▪ Op 3 vlakken is er een band met jeugdbeschermingsrecht:
• Procedureel:
o Bepalingen van strafprocesrecht zijn ook toepasselijk op het jeugdbeschermingsrecht, tenzij
ervan afgeweken wordt in specifieke wetgeving
o Zowel voor jeugdhulp als jeugddelinquentie
• Materieel:
o In het strafrecht zijn alle misdrijven vervolgbaar, in jeugddelinquentierecht zijn ook alle
misdrijven (als misdrijf omschreven feit) strafbaar
o Voor het jeugddelinquentierecht
• Principieel: basisbeginselen uit strafrecht gelden veelal ook in jeugddelinquentiezaken (bv. art. 6 EVRM)
o Sociaal recht / welzijnsrecht
o Verder: burgerlijk recht, procesrecht, mensenrechten …
▪ Burgerlijk recht: hierin wordt het algemeen juridisch statuut van kinderen/jongeren en hun ouders bepaald
▪ Procesrecht: wat de procedure voor de jeugdrechtbank betreft
• Functioneel rechtsgebied: beste omschrijving voor het jeugdbeschermingsrecht
2
, • Gevolgen en beperkingen ‘sui generis’-karakter
o Zie ook GwH 11 februari 2021, nr. 22/2021: het grondwettelijk recht bevestigde meteen het sui generis- karakter van het
jeugdbeschermingsrecht
o « Wegens de specifieke aard van de kwesties die in het kader van de rechtsbedeling ten aanzien van minderjarigen moeten
worden behandeld, moet die rechtsbedeling zich noodzakelijkerwijs onderscheiden van het systeem van strafrechtspleging
dat van toepassing is op volwassenen. [Dat] mag evenwel niet ertoe leiden dat aan (minderjarigen), enkel op grond van het
leeftijdscriterium, fundamentele waarborgen worden ontnomen die door de Grondwet en door de internationale verdragen
die België binden worden toegekend bij een aantasting van de individuele vrijheid. »
2. RESPECT VOOR DE RECHTEN VAN HET KIND
Art. 22bis Gw.
Art. 3, 6, 9, 12, 18, 19 en 20 Kinderrechtenverdrag
• Van rechtsobject naar rechtssubject
o Voorbeeld: van absolute vaderlijke macht naar doelgebonden ouderlijk gezag
▪ De vader had de mogelijkheid om zijn kind twee weken in de gevangenis te stoppen, als hij ontevreden was over
het gedrag van zijn kind.
o Vroeger werden kinderen meer als voorwerpen beschouwd, dat heeft lang effect gehad op de rechtspositie van kinderen
(minderjarigen)
• Belang van de minderjarige = eerste overweging (art. 3 Kinderrechtenverdrag)
o Behoud van band met ouders én gezonde ontwikkeling in een veilige omgeving (EHRM, 6 juli 2010)
o Vaag, evolutief en waardegebonden
▪ Er zijn evidente situaties; bv. kindermishandeling
▪ Maar er zijn heel verschillende gezinstypes en culturen, dan kan je de vraag stellen: “Is dit een verontrustende
situatie?”
o ‘Machtsgevoelig’ – wie beslist? En op basis waarvan wordt beslist?
▪ ‘Belang van de minderjarige’ laat veronderstellen dat de betrokkenen jongere participeert in de besluitvorming
betreffende zijn situatie
▪ En is de mening van het kind voldoende gehoord
o Concrete gegevens
▪ De invulling ervan hangt af van de concrete gegevens van ellke situatie en van wie bevoegd is om zich erover uit
te spreken
o Veronderstelt participatie en behoorlijke rechtswaarborgen
▪ Dat moet vermijden dat de beoordeling volledig wordt overgelaten aan de zinzichten van de individuele
professionele actoren zoals hulpverleners en rechters
3. GEZINSGERICHTHEID
Art. 23, lid 1 BUPO-Verdrag
Art. 10, lid 1 IVESCR
Art. 5, 18, lid 1 en 27, lid 1 Kinderrechtenverdrag
• Gezin = « natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij »
• Gezin = « eerste verantwoordelijke voor opvoeding, ontwikkeling en welzijn van het kind »
o Negatieve invulling: bv. uw kind heeft een diefstal gepleegd, u als ouder bent daar verantwoordelijk voor
o Positieve invulling: er is de vrijheid van gezinsleven, ouders maken zelf keuzes, de overheid niet. Overheid geeft
ondersteuning in de ontwikkeling van het kind
▪ De positieve invulling is hier bedoeld
• Hulpverlening: gericht op gezinsmilieu
o Voorkeur voor minst ingrijpende maatregelen
▪ Plaatsing is de laatste keuze, als het nodig is kies je een instelling zo dicht mogelijk bij de woonplaats van het kind
o Gericht op behoud in / terugkeer naar het gezin
o Niet te allen prijze: gezinsgerichtheid van de jeugdbescherming betekent niet dat te alle prijze behoud in het gezien moet
worden nagestreefd
3
, ▪ Het kan in uitzonderlijke situaties onvermijdelijk blijken dat de jongere (tijdelijk) wordt gescheiden van zijn
gezinsmilieu
▪ Al was het maar om omdat zijn persoonlijke integriteit gevaar loopt
▪ Of omdat het tijdelijk afstand nemen een noodzakelijke voorwaarde is om bepaalde soorten van hulpverlening,
gericht op een toekomstige terugkeer naar het gezinsmilieu, te doen slagen
• Betrekken ouders bij reactie op jeugddelinquentie
4. SUBSIDIARITEIT
Art. 5, 25, 37b en 40, lid 3, b Kinderrechtenverdrag
Art. 3, §3 en §5, 20, §2 en 29, §2 Jeugddelinquentiedecreet
Het niveau en de intensiteit van de interventie worden afgestemd op de situatie; bij meerdere opties kies je steeds de minst ingrijpende.
• Opvoedingsverantwoordelijkheid
o 1° ouders (& gewone leefomgeving: vrienden, buurt, familie …)
o 2° algemeen-maatschappelijke voorzieningen (onderwijs …)
o 3° specifieke jeugdhulp ( residentiële jeugdbijstand)
▪ Indien ouders niet in staat zijn of weigeren hun taak op te nemen
▪ Binnen jeugdhulp wordt dan nog voorrang gegeven aan vrijwillige boven gerechtelijke jeugdhulp
• Vrijwillige (aanvaarde) > gerechtelijke hulpverlening
• M.b.t. jeugddelinquentie
o 1° buitengerechtelijke afhandeling
o 2° minst ingrijpende maatregelen voor kortst mogelijke duur
o 3° vrijheidsberoving = ultimum remedium
▪ Mag slechts voor de kortst mogelijke duur worden aangewend
Jeugdbeschermingsmaatregelen mogen niet langer dan noodzakelijk duren en moeten op geregelde tijdstippen worden geëvalueerd.
In crisissituaties of zeer ernstige omstandigheden kan een onmiddellijke plaatsing aangewezen zijn, maar daarbij moet wel steeds worden
aangetoond dat de pedagogische draagkracht van het gezin onvoldoende waarborgen biedt voor het behoud van de jongere in dat milieu.
5. DIFFERENTIATIE HULPVERLENINGSAANBOD
• Er zijn heel veel verschillende mogelijkheden van interventies, en hier is een grote evolutie in geweest
• ‘Multifunctionele’ organisaties
• ‘Open’ categorieën in hulpverleningsvormen / reacties
o Begeleiding, opvoedend project, behandeling, verblijf…
• Belang ‘individualisering’ en afstemming op hulpnood
• Problemen:
o Beheersing van het aanbod
o Kenbaarheid van het aanbod
▪ En soms de afwezigheid van een duidelijk aanspreekpunt voor bepaalde problematieken
▪ Bv. voor jongeren met een combinatie van gedragsproblemen en een psychiatrische problematiek
o Plaatstekort en wachtlijsten
▪ Waardoor de beschikbaarheid van een plaats soms een meer doorslaggevend criterium wordt bij het
hulpverleningsvoorstel, dan de geschiktheid ervan.
6. ESSENTIEEL HULPVERLENEND KARAKTER
• België internationaal bekend voor ‘beschermingsmodel’
o Het accent ligt op het verlenen van hulp en bijstand aan de jongere
o Gericht op het behoud of herstel van de maatschappelijke integratie en participatie
o Dat hulpverleningsperspectief onderscheidt het jeugddelinquentierecht van het volwassenenstrafrecht
• Evoluties
o Jeugdhulp: meer nadruk op eigen kracht, vermaatschappelijking en participatie
▪ Meer nadruk op participatie en communicatie
▪ De jongere en zijn ouders zijn nu meer verantwoordelijk voor het slagen van de hulpverlening
4