Als je een stuk gaat hardlopen zal je sneller adem gaan halen en zal je gebruik
gaan maken van het inspiratoir en expiratoir reservevolume. Door interoceptie
merkt je lichaam dat je dit volume nodig hebt. Deze signalen komen aan in het
receptorveld en zullen opgemerkt worden door de mechanische receptoren. Je
lichaam zal door middel van adaptatie zich aanpassen aan de situatie van het
hardlopen. De hartfrequentie wordt hoger, de ademfrequentie wordt hoger, de
lichaamstemperatuur wordt hoger. Dit wordt weer opgemerkt door
thermoreceptoren die dit signaal weer doorgeven en er zal weer door middel van
adaptatie voor gezorgd worden dat de temperatuur niet te hoog wordt in het
lichaam. Door proprioceptie zal je lichaam ondervinden dat het zich verplaatst
door het rennen. De tensie zal hoger worden, wat opgemerkt zal worden door de
baroreceptoren in de wanden van vaten. De baroreceptoren geven dit signaal
door aan de hersenstam, waar er voor gezorgd zal worden dat er vasodilatatie
plaats gaat vinden om de doorbloeding makkelijker te maken en de tensie weer
wat omlaag te brengen.
Je spieren gebruiken meer zuurstof wat wordt geregistreerd door
chemoreceptoren. Ze merken dat er een verschil in gassen is in de glomus
aorticum (zuurstof, koolstofdioxide en H+) en in de aortaboog en ze sturen
actiepotentialen naar de hersenen toe. De baroreceptoren registreren hoe hard
het bloed tegen de wand drukt en registreren hiermee de bloeddruk, waardoor ze
door kunnen geven aan de hersenen hoe hoog de bloeddruk is. In de sinus
caroticum wordt de bloeddruk gemeten door baroreceptoren. In de glomus
caroticum wordt ook de bloeddruk gemeten. De perifere chemoreceptoren zijn
degenen die in de glomus liggen, omdat ze niet in het zenuwstelsel zelf liggen.
Hier worden zuurstof en koolstofdioxide gemeten. De centrale chemoreceptoren
die in de hersenen zitten meten alleen koolstofdioxide en de pH. Deze hangen
met elkaar samen. De pH onder 7 is zuur en boven 7 is basisch. De hersenen
kunnen vervolgens de ademhalingsspieren aansturen om sneller en dieper te
ademen. Ook sturen ze een signaal naar het hart om sneller te pompen en
krachtiger samen te trekken. De baroreceptoren zitten ook in de blaas, de
darmen, spijsverteringskanaal.
Opdracht 5
In de beenspieren zitten dendrieten van gespecialiseerde zintuigen die aan het
receptorveld signalen zullen doorgeven. Hier wordt de informatie waargenomen
en geïnterpreteerd en dit wordt weer doorgegeven aan het ruggenmerg en aan
de hersenstam, waardoor de hersenen weten wat de beenspieren aan het doen
zijn.
Opdracht 6
Nociceptoren in de huid nemen door exteroceptie de pijn waar en geven dit door
aan het receptorveld. Hier wordt de informatie geïnterpreteerd en omdat er
sprake is van pijn zal je stoppen met lopen (adaptatie) en de spijker uit je voet
halen om te zorgen dat de pijn weggaat.