Glaucoom: het vocht kan niet meer afgevoerd worden in het kanaaltje van
schlemm, maar er wordt nog wel vocht aangemaakt, waardoor de oogdruk
toeneemt. Dit kan ervoor zorgen dat het glaslichaam gaat drukken tegen
de achterkant van het oog en dus ook op de nervus opticus of op de
bloedvaten aan de binnenkant van het oog, waardoor er geen bloed meer
doorheen kan stromen en er een infarct kan ontstaan. Het ontstaat vaak
op de oudere leeftijd.
Cataract: staar: de lens wordt troebel, waardoor het licht moeilijker door de
lens heen kan. Er wordt waziger of grauwer gezien of een schittering. Ook
bij dichtbij zien is het moeilijk. Het ontstaat vaak op een oudere leeftijd,
maar het kan ook aangeboren zijn.
Maculadegeneratie: degeneratie van de gele vlek. Hierdoor ontstaan
visusstoornissen precies in het midden van je gezichtsveld. Het ontstaat op
de oudere leeftijd.