Pijnsystemen (neurofysiologie)
1. Inleiding
→ pijnsystemen = onderdeel v. somatosensorieel systeem + hebben protectieve functie (beschermen
tegen actuele/potentiële weefselschade)
bv. schadelijke stimulus (bv. hamer op duim)
- ontstaat niet door overstimulatie van tastreceptoren, maar wordt geïnitieerd door:
nociceptoren = gespecialiseerd in het detecteren van schadelijke prikkels
pijnbanen naar het CZS:
1) romp, ledematen en achterzijde hoofd: signalen stijgen op via anterolateraal systeem
- tr. spinothalamicus lateralis: pijn & T
- tr. spinothalamicus anterior: grove tastzin
=> tegenwoordig: allebei dragen ze bij aan T, pijn en grove tastzin
2) voorzijde van het hoofd: signalen lopen via tractus trigeminothalamicus anterior
pijn ≠ nociceptie
- pijn: subjectieve ervaring, bevat ook een affectieve/emotionele component
- nociceptie: neurofysiologische verwerking v schadelijke prikkels
pijnsystemen zijn niet “hard wired”: ze zijn heel plastisch en kunnen veranderen in sensitiviteit
(detectiedrempel) en gain (versterking v signaal)
sensitisatie: proces waarbij ZS gevoeliger wordt bij pijn
- perifere sensitisatie: thv zenuwuiteinden letsel
- centrale sensitisatie: RM/hersenen
=> kan protectief zijn, maar werkt averechts bij chronische pijn
allodynie = niet-pijnlijke prikkel die als pijnlijk ervaren wordt
hyperalgesie = verhoogde pijngevoeligheid, pijnprikkel wordt intenser ervaren dan normaal
definitie pijn = een onaangename sensorische én emotionele ervaring die geassocieerd is met, of lijkt
op pijn door echte of mogelijke weefselschade
subtypes van pijn:
a. nociceptieve pijn: door activatie van nociceptoren
1) somatische nociceptieve pijn:
- opp. (huid): scherp, goed gelokaliseerd
- diep (spieren, gewrichten): diep, minder goed gelokaliseerd
2) viscerale nociceptieve pijn:
- afkomstig van organen, kan gerefereerde pijn geven
- bv: hartinfarct → pijn in linkerarm
- neuropathische pijn
1
, b. neuropathische pijn: pijn door letsels of dysfunctie ZS
- perifeer: bv. perifere neuropathie
- centraal: bv. letsel RM of hersenen
=> probleem is het ZS zélf
c. nociplastische pijn: pijn door veranderde pijnverwerking, zonder dat er duidelijke
weefselschade is en zonder aantoonbaar zenuwletsel
- bv. bij chronische pijnsyndromen
2. Pijnsystemen
A: transductie
nociceptor: een perifeer sensibel neuron, met een vrij zenuwuiteinde, wordt geactiveerd door een
(potentieel) schadelijke stimulus (heeft dus geen gespecialiseerde structuur of receptor)
- plaats:
- oppervlakkige: huid & cornea
- diep: viscerale organen, pezen, lig, spieren, gewrichten, dura mater,...
- densiteit hoogste: handen + periorale regio
adequate stimuli voor nociceptoren:
- mechanisch
- chemisch (endogeen of exogeen)
- thermisch ( T < 17°C en T > 45°C)
=> sommige receptoren reageren op één specifieke stimulus, andere op meerdere = polymodale
nociceptoren
silent nociceptoren: vooral aanw bij viscerale nociceptoren
→ reageren pas bij langdurige ontsteking (bv appendicitis)
bouw nociceptor: = pseudounipolair neuron
- axon vertrekt aan cellichaam
- splitst in 2 takken:
- perifere tak → detectie stimulus
- centrale tak → signaal nr CZS
- 4 hoofdcomponenten:
1. peripheral terminal: detectie & transductie stimulus (initiatie AP)
2. axon: geleiding AP’n
3. cellichaam: controlerende functie, ligt in dorsaal ganglion of ganglion van gasser
4. central terminal: presynaptisch deel vd eerste synaps in CZS, via dorsale hoorn van
ruggenmerg
klassen nociceptoren:
1. Aδ-nociceptoren (geleidingssnelheid: 5-30m/s)
- dunne myelineschede
- functies: pijn, mechanotransductie + koude transmissie
- scherpe, vroege pijn = first pain
2
1. Inleiding
→ pijnsystemen = onderdeel v. somatosensorieel systeem + hebben protectieve functie (beschermen
tegen actuele/potentiële weefselschade)
bv. schadelijke stimulus (bv. hamer op duim)
- ontstaat niet door overstimulatie van tastreceptoren, maar wordt geïnitieerd door:
nociceptoren = gespecialiseerd in het detecteren van schadelijke prikkels
pijnbanen naar het CZS:
1) romp, ledematen en achterzijde hoofd: signalen stijgen op via anterolateraal systeem
- tr. spinothalamicus lateralis: pijn & T
- tr. spinothalamicus anterior: grove tastzin
=> tegenwoordig: allebei dragen ze bij aan T, pijn en grove tastzin
2) voorzijde van het hoofd: signalen lopen via tractus trigeminothalamicus anterior
pijn ≠ nociceptie
- pijn: subjectieve ervaring, bevat ook een affectieve/emotionele component
- nociceptie: neurofysiologische verwerking v schadelijke prikkels
pijnsystemen zijn niet “hard wired”: ze zijn heel plastisch en kunnen veranderen in sensitiviteit
(detectiedrempel) en gain (versterking v signaal)
sensitisatie: proces waarbij ZS gevoeliger wordt bij pijn
- perifere sensitisatie: thv zenuwuiteinden letsel
- centrale sensitisatie: RM/hersenen
=> kan protectief zijn, maar werkt averechts bij chronische pijn
allodynie = niet-pijnlijke prikkel die als pijnlijk ervaren wordt
hyperalgesie = verhoogde pijngevoeligheid, pijnprikkel wordt intenser ervaren dan normaal
definitie pijn = een onaangename sensorische én emotionele ervaring die geassocieerd is met, of lijkt
op pijn door echte of mogelijke weefselschade
subtypes van pijn:
a. nociceptieve pijn: door activatie van nociceptoren
1) somatische nociceptieve pijn:
- opp. (huid): scherp, goed gelokaliseerd
- diep (spieren, gewrichten): diep, minder goed gelokaliseerd
2) viscerale nociceptieve pijn:
- afkomstig van organen, kan gerefereerde pijn geven
- bv: hartinfarct → pijn in linkerarm
- neuropathische pijn
1
, b. neuropathische pijn: pijn door letsels of dysfunctie ZS
- perifeer: bv. perifere neuropathie
- centraal: bv. letsel RM of hersenen
=> probleem is het ZS zélf
c. nociplastische pijn: pijn door veranderde pijnverwerking, zonder dat er duidelijke
weefselschade is en zonder aantoonbaar zenuwletsel
- bv. bij chronische pijnsyndromen
2. Pijnsystemen
A: transductie
nociceptor: een perifeer sensibel neuron, met een vrij zenuwuiteinde, wordt geactiveerd door een
(potentieel) schadelijke stimulus (heeft dus geen gespecialiseerde structuur of receptor)
- plaats:
- oppervlakkige: huid & cornea
- diep: viscerale organen, pezen, lig, spieren, gewrichten, dura mater,...
- densiteit hoogste: handen + periorale regio
adequate stimuli voor nociceptoren:
- mechanisch
- chemisch (endogeen of exogeen)
- thermisch ( T < 17°C en T > 45°C)
=> sommige receptoren reageren op één specifieke stimulus, andere op meerdere = polymodale
nociceptoren
silent nociceptoren: vooral aanw bij viscerale nociceptoren
→ reageren pas bij langdurige ontsteking (bv appendicitis)
bouw nociceptor: = pseudounipolair neuron
- axon vertrekt aan cellichaam
- splitst in 2 takken:
- perifere tak → detectie stimulus
- centrale tak → signaal nr CZS
- 4 hoofdcomponenten:
1. peripheral terminal: detectie & transductie stimulus (initiatie AP)
2. axon: geleiding AP’n
3. cellichaam: controlerende functie, ligt in dorsaal ganglion of ganglion van gasser
4. central terminal: presynaptisch deel vd eerste synaps in CZS, via dorsale hoorn van
ruggenmerg
klassen nociceptoren:
1. Aδ-nociceptoren (geleidingssnelheid: 5-30m/s)
- dunne myelineschede
- functies: pijn, mechanotransductie + koude transmissie
- scherpe, vroege pijn = first pain
2