Verhaal en voorrang algemeen
Goederenrechtelijke rechten zijn tegenwerpbaar tegenover iedereen.
Verhaal
Verhaal is de basis als er geen sprake is van voorrangsrecht.
Verhaal op gehele vermogen art. 3:276 BW
Met een vorderingsrecht heb je automatisch een verhaalsrecht op het gehele vermogen van je
schuldenaar. Dit ziet dus op alle goederen van de schuldenaar. Je kan het niet verhalen op de
persoon zelf, alleen op de goederen en dus ook niet bijvoorbeeld op de goederen van een
echtgenoot (tenzij gemeenschap van goederen).
Uitzonderingen:
o In geval van verjaring kan je vordering niet meer verhalen. Er resteert alleen een natuurlijke
verbintenis, dit is wel een echte vordering, maar geeft je niet de mogelijk om betaling af te
dwingen en te kunne verhalen.
o Art. 447 Rv: op sommige goederen kun je je niet verhalen, want je moet je nog wel in het
levensonderhoud kunnen blijven voorzien.
o Soms kan je je verhalen op goederen van derden (bijvoorbeeld retentierecht, fiscus). Iemand
kan uit zichzelf ook vermogen beschikbaar stellen, bijvoorbeeld derde pand- of
zekerheidsrecht.
Functie artikel: is geen goederenrecht, want als goed je vermogen verlaat kan de schuldeiser zich
hier niet meer op verhalen. Je geeft je gehele vermogen als wettelijk onderpand.
Het nemen van verhaal
1. Executoriale titel vereist (art. 430 Rv) rechter moet dit geven (heel soms hoeft dit niet).
2. Executoriaal beslag (bijvoorbeeld art. 439 Rv) deurwaarder moet beslag leggen.
3. Openbare verkoop (bijvoorbeeld art. 463 Rv) de spullen worden openbaar verkocht.
4. Verdeling opbrengst (bijvoorbeeld art. 480 Rv) de opbrengst wordt verdeeld, als er maar één
schuldeiser is wordt deze voldaan uit de netto-opbrengst en wat resteert krijg je terug.
De andere schuldeisers komen pas in beeld als deze ook actie ondernemen beslag leggen op
hetzelfde goed. Dan is er sprake van paritas creditorum.
Paritas creditorum art. 3:277 BW
Is het principe van gelijkheid van schuldeisers: zij hebben in beginsel een gelijk recht om uit de
executie-opbrengst te worden voldaan naar evenredigheid van hun vordering.
Ze krijgen de netto-opbrengst: de deurwaarder wordt ook betaald en wat er dan nog overblijft
wordt verdeeld naar evenredigheid van ieders vordering.
o Naar rato verdeeld.
o Indien de opbrengst niet genoeg is kan je beslag leggen op een ander goed uit het vermogen.
Indien het vermogen niet voldoende reikt om uit te verhalen is er sprake van faillissement.
Uitzonderingen:
o Voorrang: pand/hypotheek, voorrechten (fiscus) of retentierecht (art. 3:278 e.v. BW).
o Overeenkomst: je kan in een overeenkomst niet iemand een voorrecht geven, wel kan je
zorgen dat iemand later aan de beurt komt (achtergestelde vordering).
Doorbreking paritas creditorum? (Voorbeelden rechtspraak):
o In geval van één schuldeiser kan faillissement niet doorgaan. Holding van schuldenaar
betaalde alle schuldeisers af behalve één. Dit is geen doorbreking van de paritas creditorum,
want holding mag best andere schuldeisers uit eigen vermogen betalen.
o Holding was schuldeiser, met nog drie andere schuldeisers. In zich van faillissement betaalde
bestuurder de holding af, maar niet de andere schuldeisers. Hier was faillissement al om de
, hoek en bevordering één schuldeiser levert onrechtmatige daad op van de bestuurders
tegenover de andere schuldeisers.
Faillissement
Is de toestand van te hebben opgehouden te betalen art. 1 Fw.
Het gehele vermogen van de schuldenaar wordt uitgewonnen art. 20 Fw.
Curator doet zijn werk ten opzichte van alle schuldeisers.
Schuldenaar verlies beheer en beschikking over zijn vermogen art. 23 en 24 Fw.
Individuele beslagen vervallen art. 33 Fw.
Er kunnen geen nieuwe beslagen meer worden geleged.
Alle schuldeisers concurreren met elkaar ten opzichte van gehele vermogen schuldenaar.
In geval van paritas creditorum heb je kans op 1,6% van je vordering in geval van faillissement,
maar vaak is de uitkering zelfs 0. Daarom willen schuldeisers voorrang i.p.v. paritas creditorum.
Voorrang
Voorrang vloeit voort uit pand, hypotheek en voorrecht en andere in de wet aangegeven gronden
(bijvoorbeeld retentierecht) art. 3:278 lid 1 BW. Het moet uit de wet volgen!
Voorrecht
Voorrechten rusten op bepaalde goederen of op alle tot een vermogen behorende goederen, ze
ontstaan alleen uit de wet art. 3:278 lid 2 BW.
Als je een algemeen voorrecht hebt (bijvoorbeeld fiscus) heb je voorrang op elk goed waarop je
beslag legt.
Voorrecht is geen goederenrechtelijk recht, als je een voorrecht hebt op bijvoorbeeld een auto en
deze wordt verkocht verlies je je voorrecht.
Ook is executoriale titel vereist.
Bij faillissement houd je je nog wel je voorrecht, maar vervallen wel alle beslagen.
Regels
Pand en hypotheek gaan voor voorrecht art. 3:279 BW.
Bijzondere voorrechten gaan voor algemene voorrechten art. 3:280 BW.
Bijzondere voorrechten op hetzelfde goed staan gelijk in rang art. 3:281 BW.
Algemene voorrechten nemen onderling rang naar gelang van plaatsing in de wet art. 3:281 lid
2 BW.
Voorrecht vs. pand- en hypotheek
Voorrang (Hoge) voorrang
Executoriale titel nodig Recht van parate executie
Indienen in faillissement Separatist
Geen zaaksgevolg Zaaksgevolg
Inbreuk voorrechten en pand- en hypotheek
Bij WNSP gaan bevoorrechte niet voor en wordt alles op één hoop gegooid.
Bij WHOA kan schuldenaar voorstel doen aan schuldeisers, als aan bepaalde voorwaarden is
voldaan wordt dit geaccepteerd, ook tegenover pand- en hypotheekhouders.
,Pandrecht op roerende zaken
Vuistpand
Vuistpand is een vorm van pandrecht waarbij het onderpand (een roerende zaak) fysiek wordt
overgedragen aan de pandhouder.
Overdracht verschilt ten aanzien van overdracht van een zaak, geschiedt door bezitsverschaffing.
Vuistpand is in de praktijk onhandig, bijvoorbeeld als het gaat om spullen voor productie.
Vestigingsvereisten vuistpand
1. Titel, beschikkingsbevoegdheid, vestiging in enge zin art. 3:84 lid 1 BW
2. Schakelbepaling vestiging beperkte rechten art. 3:98 BW
3. Zaak in de macht pandhouder of derde art. 3:236 lid 1 BW (uit de macht van de schuldenaar
brengen)
Stil pand
Vestigingsvereisten stil pand
1. Titel, beschikkingsbevoegdheid, vestiging in enge zin art. 3:84 lid 1 BW
2. Schakelbepaling vestiging beperkte rechten art. 3:98 BW
3. Authentieke of geregistreerde onderhandse akte art. 3:237 lid 1 BW
Pandakte
HR gaat soepel om met de vestigingsvereisten:
Wilsovereenstemming tussen beide partijen vereist voor vestiging pandrecht.
Akte nodig waaruit blijkt dat zij tot vordering van verpanding is bestemd.
Pandgever moet akte maken hoeft niet tweezijdig te zijn.
Aanvaarding van het pandrecht kan vormvrij. Bijvoorbeeld fax die eruitziet als informatiebrief
waaruit blijkt dat er een vordering is, is voldoende.
Authentieke akte: via de notaris.
Onderhands geregistreerde akte: bij de belastingdienst geregistreerd (niet openbaar)
o Mag ook in elektronische vorm, alleen dit kan je niet laten registreren (moet fysiek bij
belastingdienst).
o Kopie mag ook, doel is dat de datum van registratie komt vast te staan. Als je een kopie laat
registeren weet je ook dat er een origineel is.
Individualiseringsbeginsel
Centraal beginsel goederenrecht, komt tot uiting in het bepaaldheidsvereiste.
Individualisering bij geen aparte pandakte voor iedere zaak:
o Modellen voor rechtspraktijk om te voldoen aan bepaaldheidsvereiste: men noemt gehele
bedrijfsinventaris en alles wat in de toekomst wordt verkregen + alle overige zaken.
o HR: het is voldoende als je achteraf kunt vaststellen wat onder het pandrecht valt.
Pandrecht bij voorbaat
Een recht (als pand- en hypotheek) wordt gevestigd op een goed dat op het moment van vestiging
nog niet bestaat.
Overdracht/vestiging van het recht vindt plaats op het moment dat het goed in het vermogen van
de verkoper/pandgever is gekomen.
Vaak mag een schuldenaar vrij van pandrecht zijn spullen verkopen van de bank, maar daar staat
tegenover dat alle nieuwe dingen die binnenkomen worden verpand.
Als verschillende pandrechten met elkaar botsen: oudere rechten gaan voor jongere rechten. Als je
twee toekomstige pandrechten hebt, werkt deze prioriteitsregel niet, omdat beide pandrechten op
hetzelfde moment tot stand komen art. 3:97 lid 2 BW: de oudste leveringshandeling bepaald de
rang. In de praktijk betekent dit dat de bank vaak voorgaat, want die registreert pandakte als eerst.
Oplossing voor anderen: voorbehouden pandrecht.
, Vestigingsvereisten stil pand bij voorbaat
1. Titel, beschikkingsbevoegdheid, vestiging in enge zin art. 3:84 lid 1 BW
2. Vestiging bij voorbaat art. 3:97 BW.
3. Schakelbepaling vestiging beperkte rechten art. 3:98 BW
4. Authentieke of geregistreerde onderhandse akte art. 3:237 lid 1 BW
Voorbehouden stil pandrecht
Leverancier draagt de zaak over onder voorbehoud van een pandrecht, zodat de koper een met
pandrecht bezwaarde zaak verkrijgt. De leverancier behoudt zich een pandrecht voor op de
geleverde zaak ten gunste van zichzelf. Dit is een eerste pandrecht, ook indien de koper al zijn
toekomstige zaken al eerder bij voorbaat stil heeft verpand aan een andere schuldeiser.
Leverancier moet zaken in het openbaar verkopen en hij mag zich voldoen met de opbrengst van
die zaken. Dit is een verschil met het eigendomsvoorbehoud, daar kan hij de zaken tot zich nemen
en doen met de zaken wat hij wil
Voldoen aan de vereisten van overdracht en vestiging van pandrecht op het goed art. 3:81 lid 1
BW.
Akte registeren waaruit blijkt dat je je het pandrecht voorbehoudt, de akte moet geregisterd
worden.
Vestiging voorbehouden stil pandrecht
Het beperkte recht door de ander verkregen, maar het met dat beperkte recht bezwaarde
eigendomsrecht (3:84 lid 1 tweede zin).
Het beperkte recht komt dus tot stand doordat het ‘achterblijft’ bij de vervreemder van het goed en
de verkrijger krijgt derhalve een met het beperkte recht bezwaard goed.
De overdracht onder voorbehoud van een beperkt recht moet dus niet worden gezien als een
overdracht van de volledige gerechtigheid, onmiddellijk gevolgd door een vestiging van het
beperkte recht ten gunste van de vervreemder. De volledige gerechtigheid tot het goed ‘passeert’
niet het vermogen van de verkrijger.
Bij vestiging van een pandrecht bij voorbaat gaat het pandrecht eerst in het vermogen van de
schuldenaar en daarna er weer uit. Bij vestiging van een voorbehouden pandrecht bereikt het
vermogen van de schuldenaar nooit. Het pandrecht blijft achter bij de schuldeiser. Hierdoor kan de
schuldenaar het pandrecht niet meer aan de bank verschaffen.
Een pandrecht bij voorbaat kan wel gevestigd worden, maar dit wordt een 2 e pandrecht.
Derdenbescherming bij pandrecht op zaken
Derdenbescherming bij beschikkingsonbevoegdheid pandgever art. 3:238 lid 1 BW (art. 3:86
BW geldt niet!).
Speelt wanneer een pandrecht wordt gevestigd op een goed dat van een derde is.
Alleen voor vuistpand. Bij stil pandrecht heb je geen bescherming, dit krijg je pas als je de zaak
en je macht hebt en dus een vuistpand is geworden (= omzetting).
Omzetting van stil pandrecht in vuistpand: dit is het peilmoment voor goede trouw. Als je wist op
het moment dat je het goed in je macht kreeg dat iemand te kwader trouw was word je niet
beschermd.
Rangwisseling art. 3:238 lid 2 BW: rust er op het goed een ouder beperkt recht (bijvoorbeeld
een eerder gevestigd pandrecht), dan gaat het nieuwe pandrecht in rang boven dat oudere recht als
de nieuwe pandhouder ten tijde van de machtsverschaffing dat oudere recht niet kende én niet
behoorde te kennen (goede trouw).
Parate executie pandhouder roerende zaak
Parate executie is het recht van een pandhouder om een onderpand te verkopen en de opbrengst te
gebruiken om een schuld te innen, zonder dat daarvoor eerst een rechterlijke uitspraak
(executoriale titel) nodig is, mits de schuldenaar in verzuim is met zijn betalingen.
Toe-eigeningsverbod art. 3:325 BW: je mag niet zeggen ik pak bijvoorbeeld de auto waarop ik
een pandrecht hebt, dit levert gevaar op voor misbruik van de schuldenaar.