Proloog, H2, H4, H6 en H7
Theoretische Pedagogiek
Proloog: over de zwakke kracht van onderwijs
- Onderwijs brengt altijd risico’s met zich mee: draait niet om het vullen van een
emmer, maar om het aansteken van vuur.
Oorzaak van het risico: leerlingen zijn geen objecten die moeten worden getraind en
gedisciplineerd, maar handelende en verantwoordelijke subjecten. geen perfecte
afstemming tussen input en output mogelijk en wenselijk.
- Als we dit risico verbannen uit het onderwijs, is de kans groot dat we het onderwijs
zelf elimineren. Beleidsmakers, politici, pers, ‘het publiek’ en organisaties
verlangen/eisen wel een onderwijs dat op alle niveaus krachtig, veilig, voorspelbaar
en risicovrij is. risicomijdend; realiteit weg wensen, onderwijs werkt niet met
levenloze dingen.
Gevolg: onderwijs als effectieve productie van vooraf gedefinieerde leeropbrengsten in
een beperkt aantal identiteiten, bijv. ‘de goede burger’ of ‘de effectieve levenslang
lerende’.
- Vraag: wat moet er bereikt worden en in welke mate kan dit worden
voorgeschreven, voorgeprogrammeerd en geheel beheerst?
- Discussie moet niet gaan over of onderwijs veilig zou moeten zijn, maar over welke
veiligheid wenselijk is en op welk punt deze behoefte aan veiligheid
onderwijs kan gaan tegenwerken.
- Welke prijs zijn we bereid te betalen voor het laten ‘slagen’ van onderwijs? waarin
zou het onderwijs moeten slagen? Verminderen van complexiteit in het onderwijs
leidt tot een onverantwoorde, onpedagogische verdringing en verdrukking van het
onderwijs.
- Houding om onderwijs veilig, voorspelbaar en risicovrij te maken: infantiel
(kinderachtig). ontkennen dat mensen of dingen anders zijn dan wij; ontkennen
realiteit. in onderwijs juist ons oorspronkelijke egocentrisme overstijgen en een
dialoog creëren met anderen.
Meer dan de keuze tussen deze twee opties: totale vrijheid of totale controle;
omvorming van wat gewenst is naar wat wenselijk is, gulden middenweg.
Uiting van ongeduld: onderwijs niet de meest snelle, maar wel enige
duurzame weg; systemen gericht op totale controle storten onder hun eigen
gewicht in elkaar.
onderwijs is geen mechanisme en moet dit ook niet worden; kan alleen slagen d.m.v.
zwakke verbindingen van communicatie en interpretatie, interruptie en respons.
Dit boek maakt zichtbaar dat deze zwakke kracht er echt toe doet als onze
inspanningen in het onderwijs voortkomen uit een zorg voor degenen die onderwezen
worden en de intentie om hen subject van hun eigen handelen te laten zijn. schepper
van eigen handelen en hier verantwoordelijkheid voor dragen.
, - Die domeinen waarin het onderwijs functioneert en waarin onderwijsdoelen
geformuleerd kunnen worden:
Kwalificatie: verwerven van kennis, vaardigheden, waarden en houdingen
Socialisatie: manieren waarop we via onderwijs deel worden van bestaande
tradities, praktijken, manieren van doen en manieren van zijn.
Subjectificatie: belang van subjectiviteit van degene die onderwezen wordt;
emancipatie, vrijheid en verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat.
belangrijkst: hoe we onze kinderen en leerlingen helpen om de verbinding met de
wereld aan te gaan en op deze manier in de wereld te komen.
H2: Communicatie
- Het grootste deel, al dan niet al het onderwijs, vindt plaats d.m.v. communicatie
(verbaal, non-verbaal of mondeling). heeft het denken over onderwijs bepaald.
- Heersende idee: communicatie als overdracht van informatie van de ene plaats
naar de ander.
dus: informatie van ene naar andere plek, zonder ruis of vervorming = succesvolle
communicatie = succesvol onderwijs. schiet tekort bij communicatie tussen mensen;
- Deze vorm is geen proces van informatieoverdracht van het ene naar het andere
brein, maar moet worden begrepen als een proces van betekenis en interpretatie,
en dus als een proces dat radicaal open en onbepaald is. dat maakt het zwak
en riskant.
Zwak: onderwijsprocessen niet als machine werken, het gaat om interactie tussen
mensen en niet tussen robots dat brengt dus een risico met zich mee dit zwakke is
geen probleem, maar iets dat noodzakelijk is om leerlingen te maken tot vrije en unieke
individuen (subjectiviteit).
- Biesta vergelijkt in dit hoofdstuk twee filosofen:
John Dewey (pragmatisme – onderwijs als participatie en gemeenschap)
visie waarbij communicatie een praktisch, open, generatief en creatief proces is
Jacques Derrida (deconstructie – onderwijs als openheid, verschil en
onzekerheid) heeft een radicalere en consistente visie op de openheid van
communicatie
Beide perspectieven zijn tegelijk belangrijk én problematisch; Biesta zoekt hierbij een
middenweg (deconstructief pragmatisme)
Dewey
- Communicatie betekent: het proces van delen van ervaring totdat het tot
gemeenschappelijk bezit wordt (deelnemen aan een gemeenschappelijke wereld)
- Focust niet op lesgeven of instructie het is niet iets dat kinderen wordt aangedaan
volgens Dewey is onderwijs een gezamenlijke onderneming van leerkrachten en
leerlingen
Communicatiegerichte benadering: communicatie in onderwijs is een proces
van participatie in een gezamenlijke activiteit (dus niet kindgericht, niet
curriculumgericht)
, Voor Dewey is communicatie:
Samen betekenis maken
Deelnemen aan een gemeenschappelijke ervaring
Elkaars perspectieven verrijken
Gericht op verbondenheid
- Communicatie zorgt ervoor dat leerlingen kunnen participeren, meepraten en
meedoen.
Er is sprake van echte participatie als er een gemeenschappelijk doel is en
allen er belang in hebben hierbij moet iemand een sociale omgeving
hebben: iemands activiteiten zijn verbonden met die van anderen
Gemeenschappelijk begrip is uitkomst van succesvolle samenwerking in het
handelen elkaar begrijpen betekent dat taal (geluiden/voorwerpen) dezelfde
waarde heeft voor iedereen en pas door samenwerking en gedeelde
ervaringen kan men elkaar pas begrijpen, pas dan denk je hetzelfde.
Biesta zegt hierover: Dewey zegt dat leren niet gewoon “informatie overdragen” is.
Hij vindt dat het gaat om deelnemen aan een gemeenschap waar betekenis
ontstaat betekenis is eigenschap van gedrag en dat gedrag is karakteristiek
gedrag: coöperatief (=reactie op handeling van een ander, van beide kanten)
Dewey ziet communicatie vooral als harmonie, overeenstemming maar zo
gaat het niet altijd in het onderwijs: er is juist vaak verschil, miscommunicatie,
misverstanden, verstoringen en weerstand communicatie werkt dus niet
altijd zoals het is bedoeld.
- Dewey maakt onderscheid tussen training en onderwijs bij training zijn ze geen
partners in een gedeelde activiteit en bij onderwijs draait het juist daar om: iemand
deelt activiteiten
Derrida
- Communicatie betekent: open, onzeker, onvolledig
- Bij Derrida gaat het om:
Je kunt betekenis nooit volledig vastleggen
Anderen kunnen iets altijd anders interpreteren dan je bedoelt.
Woorden hebben geen vaste betekenis
Je kunt dus nooit helemaal zeker zijn dat de ander jou begrijpt zoals jij het
bedoelde.
- Biesta vindt dit idee goed, omdat onderwijs volgens Derrida altijd een risico is Je
weet namelijk nooit zeker hoe leerlingen je woorden opvatten aan de andere kant:
als alles onzeker is, dan is het ook lastig om dingen over te dragen aan leerlingen, om
een leerling te vormen en om verantwoordelijkheid te nemen voor wat je wilt
overbrengen.
- Communicatie is nooit vanzelfsprekend, maar wel gericht. Hij zoekt een middenweg
tussen de ideeën van de twee filosofen: participatie en openheid deconstructief
pragmatisme