Week 1
Boek Hoofdstuk 6: De Empirische Cyclus
Er zit veel verschil in cliënten, hulpvragen, therapeuten en omstandigheden. Hierdoor zal
ook de werkwijze van elke therapeut weer anders zijn. Toch hebben ze ook allemaal iets
gemeenschappelijk, namelijk de werkwijze volgens de empirische cyclus.
De empyrische cyclus
Hoewel gedragstherapie niet 100% te vergelijken valt met een wetenschappelijk
onderzoek, zijn er toch veel overeenkomsten. In gedragstherapie wordt er volgens
dezelfde stappen gewerkt, volgens de empirische cyclus. Deze ziet er als volgt uit:
1. Probleemstelling: dit is hetgeen wat je wilt onderzoeken
2. Observeren / gegevens verzamelen: het gaat hier om gegevens verzamelen over het
fenomeen dat je wilt onderzoeken (nog niet bij de cliënt).
3. Theorievorming: Bij het observeren baseer je je op theorie die al beschikbaar is. Ook
zullen je observaties jouw theorie scherper maken.
4. Predictie (voorspelling maken): Je gaat je theorie die je gevormd hebt op basis van
je observatie proberen te falsificeren. Dit doe je door een hypothese te vormen die je
kunt toetsen.
5. Hypothesetoetsing: Nu ga je wel data verzamelen bij de cliënt zelf. In ons geval ga je
vaak iets aanpassen/uitproberen, een behandeling toepassen bijvoorbeeld. Dit noem
je een praktijkexperiment (in ons verslag: de N=1 studie bij je veranderingsgerichte
hypothese).
6. Evaluatie: Je hypothese was dat het praktijkexperiment werkt. Op basis van je
bevindingen kom je erachter of je hypothese klopte. Klopt hij niet? Dan is je theorie
waarschijnlijk niet correct en zou het aangepast moeten worden. Klopt het wel? Dan
bevestigt dit je theorie (al kun je je theorie nooit met 100% zekerheid aannemen)
De empirische cyclus binnen de gedragstherapie
Binnen de gedragstherapie passen we de empirische cyclus dus ook toe. Hoe zijn de
bovenstaande stappen te vertalen?
1. Het aanmeldingsprobleem is de probleemstelling. Je gaat dus aan de slag met het
probleem waarmee een cliënt binnenkomt.
2. Observeren en theorievorming is het diagnostisch proces. Voordat je gelijk gaat
behandelen (Angst? CBT!) ga je eerst kijken wat er aan de hand is. Dit doe je op
basis van holistische theorieën (Hoe is het ontstaan?) en functieanalyses (wat is
de functie van het gedrag?)
3. Het behandelplan is de hypothese. Je hypothese is dat deze behandeling werkt.
, 4. De interventie is de toetsing. In deze fase ga je namelijk kijken of de behandeling
daadwerkelijk het gewenste effect heeft.
5. De evaluatie is hoe goed de interventie de gewenste effecten heeft. Dit doe je
tijdens en na de interventie. Kan het zijn dat je voorspelling over de oorzaak van het
gedrag niet klopte en dat er iets anders nodig is? Of klopt je voorspelling wel, maar
is er iets anders nodig in de behandeling of gaat de behandeling niet volgens plan?
Je hebt dus niet alleen oog voor de uitkomst, maar ook voor het proces.
Een paar punten behoeven de aandacht:
Gedragstherapie gaat niet alleen om behandeling. Ook juist de probleemanalyse is
een heel belangrijke fase!
Constante evaluatie tijdens het proces speelt een belangrijke rol en er wordt
bijgesteld indien nodig.
Je behandeldoelen moeten geconcretiseerd zijn, zodat je goed kunt kijken of iets
het verwachte effect heeft.
Het is belangrijk om concreet en transparant te zijn in de communicatie met de
cliënt.
In gedragstherapie is minder controle dan in een wetenschappelijke setting. Zowel
binnen als buiten de therapiekamer zijn vele factoren die het proces kunnen
beïnvloeden (naast de therapie zelf). Een voorbeeld: de therapeutische relatie kan
de behandeluitkomst beïnvloeden en kan zelfs een cruciaal onderdeel zijn van de
behandeling.
De empirische cyclus en aandacht voor het functionele
Nu je weet hoe de empirische cyclus eruit ziet voor gedragstherapie vraag je je misschien
af of dit wel zo uniek is. Andere therapeutische stromingen gebruiken dit toch ook? Dat
klopt. Maar er zijn een paar belangrijke verschillen.
1. Gedragstherapie doet een uitgebreidere informatieverzameling, waarbij
functieanalyse centraal staat.
2. Er komen veel concretere behandeldoelen voort uit gedragstherapie.
Sommige mensen zeggen dat zoveel tijd besteden aan het individu tijdsverspilling is. Als je
weet wat het probleem is, kun je het toch behandelen? Dat wordt ook wel de kookboek-
aanpak genoemd: diagnose x leidt tot behandeling y. Natuurlijk is het belangrijk om
richting te hebben en er zijn echt goeie behandelingen die zo werken. Echter zegt de
gedragstherapeut: nee, je moet gedrag altijd in de context bekijken! Het probleem is
namelijk:
1. Er is niet altijd een simpele 1-op-1 relatie tussen een diagnose en een behandeling,
want de kern van een psychisch probleem is niet de uiting ervan, maar de
functie die het probleem heeft.
2. Als er al zo'n simpele 1-op-1 relatie is, dan is er vaak weer een probleem als iemand
meerdere problemen tegelijk heeft. Protocollen houden geen rekening met
comorbiditeit.
,Gedragstherapie is transdiagnostisch van aard: het gaat niet om de classificatie, maar
om de functie van het gedrag. Daarom is een uitgebreide probleemanalyse noodzakelijk.
Tot besluit: het gedragstherapeutisch proces in de praktijk
Er zijn veel handleidingen over gedragstherapie en dit boek is er 1 van. Ze maken gebruik
van een iets uitgebreidere 'empirische cyclus', waarbij het proces in 8 stappen is verdeeld:
1. Eerste contact
2. Opbouw werkrelatie en informatieverzameling
3. Voorlopige probleemsamenhang, holistische theorie
4. Probleemkeuze, basislijnmeting
5. Functieanalyse
6. Behandeldoelen, behandelplan
7. Therapeutische methoden/technieken (uitvoering)
8. Evaluatie (doorgaan of stoppen) Je moet dit boek niet lezen als een soort wet van
hoe gedragstherapie hoort. Het is meer een inspiratiebron. Je kunt over alle
onderdelen van het proces informatie vinden om er in de praktijk zelf mee aan de
slag te gaan.
Boek Hoofdstuk 7: Informatieverzameling en de werkrelatie
De kern van gedragstherapie bestaat uit twee onderdelen:
1. De holistische theorie (H8)
2. De functieanalyse (H9) Maar voordat je die beide dingen kunt uitvoeren, moet je
eerst met de cliënt om tafel. Dit hoofdstuk beschrijf hoe het begin van een
behandeltraject eruitziet. In het eerste contact is er ruimte voor:
Informatieverzameling over de klacht, waarbij het belangrijk is dat je balanceert
tussen volgen en sturen om de juiste informatie te verzamelen.
Opbouwen van de therapeutische relatie, waarbij een goede communicatie (vooral
luisteren) centraal staat.
Aandacht besteden aan het gezond functioneren.
Het eerste contact
Het eerste contact bestaat uit de aanmelding (telefonisch of via de mail) en de eerste
sessie.
Aanmelding
Bij de aanmelding (die het liefst kort moet zijn) zijn er 4 belangrijke onderwerpen die aan
bod moeten komen:
1. Over wie gaat het? Als iemand voor een ander belt, vraag of de cliënt zelf contact op
wil nemen. Je moet een goede inschatting kunnen maken van de motivatie en dat
, kan niet via een derde.
2. Waar woont de cliënt? Als de afstand groot is, kan de behandelmotivatie afnemen
(max een halfuur afstand als richtlijn). Verwijs eventueel door.
3. Aard van de problemen: je moet een inschatting kunnen maken of de problemen
passen bij jouw expertise. Verwijs eventueel door.
4. Benoem de praktische zaken:
1. Een intake leidt niet altijd tot een behandeling
2. Het financiële plaatje
3. Telefoonnummer/ emailadres cliënt
4. Wat zijn de regels als iemand een afspraak afzegt?
5. Wie komt er mee naar de eerste afspraak? Dit is vooral belangrijk als kids
betrokken zijn. Bij kids <12 nodig je alleen de ouders uit, tussen 12 en 15
ouders en kind, vanaf 15 alleen het kind. Bij internaliserende problematiek
nodig je het kind altijd ook uit. Liefst nodig je alle betrokkenen uit, want dan
krijg je een beter beeld van het geheel.
Het eerste gesprek
Het eerste gesprek bestaat uit volgen en sturen. Er zijn een aantal doelen aan dit gesprek
die te maken hebben met het geven en ontvangen van informatie en het opbouwen van
een relatie:
1. Is verdere behandeling (bij jou) passend?
2. Cliënt informeren over behandeling
3. Verwachtingen verhelderen
4. Motiveren
5. Hoop geven
6. Informatieverzameling
7. Therapeutische werkrelatie
informatie geven
Het geven van informatie is belangrijk zodat de verwachtingen helder zijn en de cliënt
informed consent kan geven. Vertel de volgende dingen:
We gaan een experiment aan, daarbij zijn we inspanningsgericht, niet
resultaatgericht. Ik verwacht dus inspanning van ons beide tijdens dit proces. In het
proces houden we je voortgang bij. Vertel ook alvast iets over de holistische theorie
en functie-analyse. Dit vertellen zorgt voor motivatie bij de cliënt. Ook ben je
transparant, je gaat echt een samenwerking aan, dit noem je collaboratief
empirisme. Neem de tijd voor dit gesprek en heb ruimte voor praktische vragen.
Vertel ook alvast dat er huiswerk/thuiswerk zal zijn. Tot slot vraag je aan het eind
van het gesprek basisgegevens. Dit doe je aan het eind omdat er dan in de kern van
het gesprek aandacht is voor de inhoud en je niet in een vraag-antwoord structuur
verzeild raakt.
Boek Hoofdstuk 6: De Empirische Cyclus
Er zit veel verschil in cliënten, hulpvragen, therapeuten en omstandigheden. Hierdoor zal
ook de werkwijze van elke therapeut weer anders zijn. Toch hebben ze ook allemaal iets
gemeenschappelijk, namelijk de werkwijze volgens de empirische cyclus.
De empyrische cyclus
Hoewel gedragstherapie niet 100% te vergelijken valt met een wetenschappelijk
onderzoek, zijn er toch veel overeenkomsten. In gedragstherapie wordt er volgens
dezelfde stappen gewerkt, volgens de empirische cyclus. Deze ziet er als volgt uit:
1. Probleemstelling: dit is hetgeen wat je wilt onderzoeken
2. Observeren / gegevens verzamelen: het gaat hier om gegevens verzamelen over het
fenomeen dat je wilt onderzoeken (nog niet bij de cliënt).
3. Theorievorming: Bij het observeren baseer je je op theorie die al beschikbaar is. Ook
zullen je observaties jouw theorie scherper maken.
4. Predictie (voorspelling maken): Je gaat je theorie die je gevormd hebt op basis van
je observatie proberen te falsificeren. Dit doe je door een hypothese te vormen die je
kunt toetsen.
5. Hypothesetoetsing: Nu ga je wel data verzamelen bij de cliënt zelf. In ons geval ga je
vaak iets aanpassen/uitproberen, een behandeling toepassen bijvoorbeeld. Dit noem
je een praktijkexperiment (in ons verslag: de N=1 studie bij je veranderingsgerichte
hypothese).
6. Evaluatie: Je hypothese was dat het praktijkexperiment werkt. Op basis van je
bevindingen kom je erachter of je hypothese klopte. Klopt hij niet? Dan is je theorie
waarschijnlijk niet correct en zou het aangepast moeten worden. Klopt het wel? Dan
bevestigt dit je theorie (al kun je je theorie nooit met 100% zekerheid aannemen)
De empirische cyclus binnen de gedragstherapie
Binnen de gedragstherapie passen we de empirische cyclus dus ook toe. Hoe zijn de
bovenstaande stappen te vertalen?
1. Het aanmeldingsprobleem is de probleemstelling. Je gaat dus aan de slag met het
probleem waarmee een cliënt binnenkomt.
2. Observeren en theorievorming is het diagnostisch proces. Voordat je gelijk gaat
behandelen (Angst? CBT!) ga je eerst kijken wat er aan de hand is. Dit doe je op
basis van holistische theorieën (Hoe is het ontstaan?) en functieanalyses (wat is
de functie van het gedrag?)
3. Het behandelplan is de hypothese. Je hypothese is dat deze behandeling werkt.
, 4. De interventie is de toetsing. In deze fase ga je namelijk kijken of de behandeling
daadwerkelijk het gewenste effect heeft.
5. De evaluatie is hoe goed de interventie de gewenste effecten heeft. Dit doe je
tijdens en na de interventie. Kan het zijn dat je voorspelling over de oorzaak van het
gedrag niet klopte en dat er iets anders nodig is? Of klopt je voorspelling wel, maar
is er iets anders nodig in de behandeling of gaat de behandeling niet volgens plan?
Je hebt dus niet alleen oog voor de uitkomst, maar ook voor het proces.
Een paar punten behoeven de aandacht:
Gedragstherapie gaat niet alleen om behandeling. Ook juist de probleemanalyse is
een heel belangrijke fase!
Constante evaluatie tijdens het proces speelt een belangrijke rol en er wordt
bijgesteld indien nodig.
Je behandeldoelen moeten geconcretiseerd zijn, zodat je goed kunt kijken of iets
het verwachte effect heeft.
Het is belangrijk om concreet en transparant te zijn in de communicatie met de
cliënt.
In gedragstherapie is minder controle dan in een wetenschappelijke setting. Zowel
binnen als buiten de therapiekamer zijn vele factoren die het proces kunnen
beïnvloeden (naast de therapie zelf). Een voorbeeld: de therapeutische relatie kan
de behandeluitkomst beïnvloeden en kan zelfs een cruciaal onderdeel zijn van de
behandeling.
De empirische cyclus en aandacht voor het functionele
Nu je weet hoe de empirische cyclus eruit ziet voor gedragstherapie vraag je je misschien
af of dit wel zo uniek is. Andere therapeutische stromingen gebruiken dit toch ook? Dat
klopt. Maar er zijn een paar belangrijke verschillen.
1. Gedragstherapie doet een uitgebreidere informatieverzameling, waarbij
functieanalyse centraal staat.
2. Er komen veel concretere behandeldoelen voort uit gedragstherapie.
Sommige mensen zeggen dat zoveel tijd besteden aan het individu tijdsverspilling is. Als je
weet wat het probleem is, kun je het toch behandelen? Dat wordt ook wel de kookboek-
aanpak genoemd: diagnose x leidt tot behandeling y. Natuurlijk is het belangrijk om
richting te hebben en er zijn echt goeie behandelingen die zo werken. Echter zegt de
gedragstherapeut: nee, je moet gedrag altijd in de context bekijken! Het probleem is
namelijk:
1. Er is niet altijd een simpele 1-op-1 relatie tussen een diagnose en een behandeling,
want de kern van een psychisch probleem is niet de uiting ervan, maar de
functie die het probleem heeft.
2. Als er al zo'n simpele 1-op-1 relatie is, dan is er vaak weer een probleem als iemand
meerdere problemen tegelijk heeft. Protocollen houden geen rekening met
comorbiditeit.
,Gedragstherapie is transdiagnostisch van aard: het gaat niet om de classificatie, maar
om de functie van het gedrag. Daarom is een uitgebreide probleemanalyse noodzakelijk.
Tot besluit: het gedragstherapeutisch proces in de praktijk
Er zijn veel handleidingen over gedragstherapie en dit boek is er 1 van. Ze maken gebruik
van een iets uitgebreidere 'empirische cyclus', waarbij het proces in 8 stappen is verdeeld:
1. Eerste contact
2. Opbouw werkrelatie en informatieverzameling
3. Voorlopige probleemsamenhang, holistische theorie
4. Probleemkeuze, basislijnmeting
5. Functieanalyse
6. Behandeldoelen, behandelplan
7. Therapeutische methoden/technieken (uitvoering)
8. Evaluatie (doorgaan of stoppen) Je moet dit boek niet lezen als een soort wet van
hoe gedragstherapie hoort. Het is meer een inspiratiebron. Je kunt over alle
onderdelen van het proces informatie vinden om er in de praktijk zelf mee aan de
slag te gaan.
Boek Hoofdstuk 7: Informatieverzameling en de werkrelatie
De kern van gedragstherapie bestaat uit twee onderdelen:
1. De holistische theorie (H8)
2. De functieanalyse (H9) Maar voordat je die beide dingen kunt uitvoeren, moet je
eerst met de cliënt om tafel. Dit hoofdstuk beschrijf hoe het begin van een
behandeltraject eruitziet. In het eerste contact is er ruimte voor:
Informatieverzameling over de klacht, waarbij het belangrijk is dat je balanceert
tussen volgen en sturen om de juiste informatie te verzamelen.
Opbouwen van de therapeutische relatie, waarbij een goede communicatie (vooral
luisteren) centraal staat.
Aandacht besteden aan het gezond functioneren.
Het eerste contact
Het eerste contact bestaat uit de aanmelding (telefonisch of via de mail) en de eerste
sessie.
Aanmelding
Bij de aanmelding (die het liefst kort moet zijn) zijn er 4 belangrijke onderwerpen die aan
bod moeten komen:
1. Over wie gaat het? Als iemand voor een ander belt, vraag of de cliënt zelf contact op
wil nemen. Je moet een goede inschatting kunnen maken van de motivatie en dat
, kan niet via een derde.
2. Waar woont de cliënt? Als de afstand groot is, kan de behandelmotivatie afnemen
(max een halfuur afstand als richtlijn). Verwijs eventueel door.
3. Aard van de problemen: je moet een inschatting kunnen maken of de problemen
passen bij jouw expertise. Verwijs eventueel door.
4. Benoem de praktische zaken:
1. Een intake leidt niet altijd tot een behandeling
2. Het financiële plaatje
3. Telefoonnummer/ emailadres cliënt
4. Wat zijn de regels als iemand een afspraak afzegt?
5. Wie komt er mee naar de eerste afspraak? Dit is vooral belangrijk als kids
betrokken zijn. Bij kids <12 nodig je alleen de ouders uit, tussen 12 en 15
ouders en kind, vanaf 15 alleen het kind. Bij internaliserende problematiek
nodig je het kind altijd ook uit. Liefst nodig je alle betrokkenen uit, want dan
krijg je een beter beeld van het geheel.
Het eerste gesprek
Het eerste gesprek bestaat uit volgen en sturen. Er zijn een aantal doelen aan dit gesprek
die te maken hebben met het geven en ontvangen van informatie en het opbouwen van
een relatie:
1. Is verdere behandeling (bij jou) passend?
2. Cliënt informeren over behandeling
3. Verwachtingen verhelderen
4. Motiveren
5. Hoop geven
6. Informatieverzameling
7. Therapeutische werkrelatie
informatie geven
Het geven van informatie is belangrijk zodat de verwachtingen helder zijn en de cliënt
informed consent kan geven. Vertel de volgende dingen:
We gaan een experiment aan, daarbij zijn we inspanningsgericht, niet
resultaatgericht. Ik verwacht dus inspanning van ons beide tijdens dit proces. In het
proces houden we je voortgang bij. Vertel ook alvast iets over de holistische theorie
en functie-analyse. Dit vertellen zorgt voor motivatie bij de cliënt. Ook ben je
transparant, je gaat echt een samenwerking aan, dit noem je collaboratief
empirisme. Neem de tijd voor dit gesprek en heb ruimte voor praktische vragen.
Vertel ook alvast dat er huiswerk/thuiswerk zal zijn. Tot slot vraag je aan het eind
van het gesprek basisgegevens. Dit doe je aan het eind omdat er dan in de kern van
het gesprek aandacht is voor de inhoud en je niet in een vraag-antwoord structuur
verzeild raakt.