Methoden van de Rechtswetenschap
Is het wel een wetenschap?
Waarom wordt de wetenschappelijkheid van juridische wetenschap soms betwijfeld?
● Geen experimenten, hypothesen, statistiek zoals in andere wetenschappen.
● Nauwe verwevenheid met praktijk: wetgeving, rechtspraak.
● Geen neutrale afstand.
Toch: juridische methoden zijn systematisch en verantwoord → daar draait deze cursus om.
Stolker illustreert deze twijfel aan de hand van de wrongful life casus en de right answer theorie
van Dworkin.
De rechtsfilosoof Dworkin hield de theorie voor dat een ideale rechter, die in staat is alles te
overzien, heel goed het 'juiste antwoord' ('right answer') zou kunnen geven. Deze theorie, de
zogenaamde 'right answer thesis', houdt in dat dat 'juiste antwoord' niet voortkomt uit de
persoonlijke morele overtuiging van de rechter. In plaats daarvan komt het voort uit de strekking
of de 'intrige' van het recht.
Wat is de wrongful life casus? Een moeder heeft na een miskraam en een hierop volgende curettage een
gezonde dochter gekregen. Toen de vrouw opnieuw zwanger raakte, vertelde zij aan de verloskundige dat in de
familie van haar echtgenoot een chromosale afwijking voorkwam. Zij wilde een prenataal onderzoek, omdat zij
geen gehandicapt kind wilde. De verloskundige heeft besloten dat een onderzoek niet nodig was. De moeder is
uiteindelijk bevallen van een dochter, Kelly, die fysiek en geestelijk ernstig gehandicapt blijkt, als gevolg van
een chromosomale afwijking. De moeder zou tot abortus zijn overgegaan indien uit het onderzoek tijdens de
zwangerschap gevolgd zou hebben dat de vrucht waarvan zij zwanger was, deze chromosomale afwijking
had.De ouders van baby Kelly hebben het ziekenhuis en de verloskundige aansprakelijk gesteld en hebben
schadevergoeding voor zichzelf en voor hun dochter Kelly gevorderd
De Wrongful life-casus, die negen uiteenlopende oordelen liet zien, stelt de status van de rechtswetenschap als
wetenschap ter discussie omdat het bewijst dat er in zogenaamde 'hard cases' geen enkel 'juist antwoord'
(right answer) is.
Stolker identificeert drie kwetsbaarheden van de rechtswetenschap in de ogen van derden:
01. Samenvallen van onderzoeker en onderzoeksobject (gebrek aan neutrale distantie): Van de
rechtswetenschapper wordt juist het tegenovergestelde van neutrale distantie gevraagd. De
rechtswetenschap interpreteert regels en kneedt deze voor toepassing in de praktijk. Dit maakt het tot
een 'normenwetenschap', vergelijkbaar met geschiedenis.
02. Samenloop van wetenschappelijk onderzoek en rechtspraktijk: Onderzoek en (rechts)praktijk vloeien
in elkaar over, bijvoorbeeld doordat veel hoogleraren ook rechter-plaatsvervanger of advocaat zijn.
Deze verwevenheid brengt gevaren voor onafhankelijkheid en betrouwbaarheid met zich mee, vooral
omdat fraude in de rechtswetenschap minder gemakkelijk aan het licht komt dan in de exacte
wetenschappen.
03. 'Is' of 'Ought' (Normatief karakter): Rechtswetenschappelijk onderzoek richt zich meer op het recht
zoals het zou moeten zijn ('ought') dan op het recht zoals het is ('is'), wat ongebruikelijk is voor de
meeste andere wetenschappen. Dit normatieve karakter, waarin eigen oordelen doorklinken, maakt
harde toetsing moeilijk.
Stolker concludeert dat de rechtswetenschap van andere disciplines kan leren om wetenschappelijker te
worden, bijvoorbeeld door meer aandacht te besteden aan toetsbaarheid en methoden.
Het artikel sluit af met suggesties om de rechtswetenschap wetenschappelijker te maken, met nadruk op
toetsbaarheid:
● Innovatie en kennisvergroting: De nadruk moet liggen op het vergroten van kennis (innoveren) in
plaats van alleen op het verspreiden van kennis (commentaar geven op rechterlijke uitspraken).
● Meer aandacht voor de persoon van de onderzoeker: Auteurs van wetenschappelijke publicaties
moeten informatie verstrekken over mogelijke belangenverstrengeling (bijv. nevenfuncties als
advocaat of adviseur) en externe financiers, zoals gebruikelijk is in medische tijdschriften.
● Meer aandacht voor methoden en technieken: De rechtswetenschap heeft nauwelijks een expliciete
canon van methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek. Er moet meer aandacht worden
besteed aan expliciete methodologische paragrafen in onderzoeksvoorstellen en een discussie over
heldere probleemstellingen.
● De rechtswetenschap als open systeem: Wetenschappelijke publicaties moeten controleerbaar en
falsifieerbaar zijn, in tegenstelling tot pleitnota's of rechterlijke vonnissen die vaak een gesloten
argumentatie presenteren. Rechtswetenschappers zouden terughoudender moeten zijn in het
1
,Vrije Universiteit 2025
presenteren van "dé oplossing" en zich vaker moeten beperken tot het aangeven van verschillende
oplossingsrichtingen of scenario's.
● Meer aandacht voor het ontwikkelen van indicatoren voor goed onderzoek: Er zou een schifting
moeten komen in juridische tijdschriften op wetenschappelijke kwaliteit (bijv. peer-reviewed journals
en een ranking), zoals in Vlaanderen al is begonnen.
● Afstand nemen van niet-wetenschappers: Universitaire onderzoekers moeten hun positie markeren en
voorzichtig zijn met deelname aan publicaties van advocatenkantoren of bedrijven die de grens tussen
'wetenschappelijk' en 'vak-' publicaties vervagen en onvoldoende externe controle kennen.
● Meer aandacht voor het belang van empirisch onderzoek: Empirisch onderzoek is schaars in de
rechtswetenschap, maar wenselijk op elk terrein om de relevantie te versterken.
● Meer het internationale debat aangaan: Nederlandse onderzoekers kunnen een prominentere rol
spelen in het internationale debat, in plaats van hun resultaten te veel te beperken tot de Nederlandse
markt.
Om juridisch onderzoek ‘wetenschappelijk’ of ‘academisch’ te laten zijn, moet het voldoen aan vijf eisen:
01. Originele, relevante en ingebedde onderzoeksvraag
02. Geschikt theoretisch kader
03. Zorgvuldig en methodisch verantwoord bronnenonderzoek
04. Zorgvuldige beantwoording van de onderzoeksvraag
05. Verantwoording in het stuk
Kenmerken rechtswetenschappelijk onderzoek
1. De rechtswetenschapper heeft een grote keuzevrijheid bij het formuleren van een onderzoeksvraag en
bijbehorend onderzoeksdesign
2. Over het algemeen overstijgt het onderzoek het algemene zaaksniveau ⇒ het gaat meer om het
destilleren van algemene inzichten of regels
3. De rechtswetenschappers is in veel mindere mate gebonden aan het geldende recht, omdat zij niet
hoeven te beslissen binnen het bestaande juridische kader, maar vrij zijn om het recht te bekritiseren,
te interpreteren, te herzien of alternatieven voor te stellen.
Het onderzoeksproces bestaat uit zeven globale fasen:
01. Identificeren onderzoeksprobleem
02. Formuleren onderzoeksvraag
03. Concretiseren elementen die centraal staan in onderzoek, waaraan wordt getoetst
04. Ontwerpen methode
05. Informatieverzameling
06. Verwerking informatie
07. Antwoord/ conclusie
Integriteitsnormen
Er zijn zes integriteitsnormen voor een rechtswetenschapper:
● Eerlijkheid en zorgvuldigheid
○ Je moet grenzen en onzekerheden van je onderzoek erkennen.
○ Je mag geen informatie achterhouden die relevant is.
○ Bij onderzoek met personen moet privacy worden beschermd en moet informed consent
worden verleend.
Informed consent
● Wanneer personen direct worden betrokken bij onderzoek (bijv. interviews,
observaties), moet dat zorgvuldig gebeuren.
● Deelname is alleen toegestaan wanneer:
○ Deelnemers informed consent hebben gegeven.
○ Risico’s beperkt zijn en privacy gewaarborgd is.
● Soms moet onderzoek worden voorgelegd aan een ethische commissie,
afhankelijk van de discipline.
○ Geen resultaten van anderen overnemen zonder correcte bronvermelding → dus: geen
plagiaat.
2
, Vrije Universiteit 2025
Plagiaat = het overnemen van ideeën, teksten, argumenten of onderzoeksresultaten van
anderen zonder correcte bronvermelding.
Wanneer verwijzen?
● Je verwijst wanneer je letterlijk citeert, maar ook wanneer je parafraseert.
Parafraseren is in eigen woorden weergeven, maar vereist nog steeds
bronvermelding.
● Niet altijd hoef je te verwijzen naar algemeen bekende feiten (bijv. vrijheid van
meningsuiting bestaat), maar wél wanneer je verwijst naar specifieke
interpretaties of jurisprudentie.
Verwijs naar de juiste soort bron:
● Primair: wetgeving, jurisprudentie, parlementaire geschiedenis.
● Secundair: boeken en artikelen van andere auteurs die het recht uitleggen.
● Betrouwbaarheid
○ De onderzoeker voert onderzoek zorgvuldig en volledig uit.
○ Conclusies moeten daadwerkelijk gebaseerd zijn op verzamelde gegevens.
○ Geen selectieve bronkeuze om je eigen standpunt te “bewijzen”.
○ Als iets speculatief is, moet dat ook als speculatie worden aangeduid.
● Controleerbaarheid
○ Onderzoeksresultaten moeten herleidbaar zijn → anderen moeten kunnen nagaan op basis
waarvan je conclusies trekt.
○ Gebruikte bronnen, methoden en stappen in het onderzoeksproces moeten gedocumenteerd
zijn.
○ Onderzoeksmateriaal (bijv. transcripties, opnames) moet lang genoeg worden bewaard (bv.
10 jaar).
● Onpartijdigheid
○ De onderzoeker laat zich niet leiden door: persoonlijke voorkeuren, belangen van
opdrachtgevers, vooroordelen, commerciële druk, sensatiezucht of politieke invloed.
● Onafhankelijkheid
○ Wetenschappelijk onderzoek moet vrij kunnen plaatsvinden, zonder ongepaste externe
invloed.
○ Bijvoorbeeld:
→ een stagiaire die onderzoek doet in opdracht van een advocatenkantoor moet toch
onafhankelijk conclusies trekken.
○ Bij presentatie van inzichten mag de onderzoeker zich alleen laten leiden door
wetenschappelijk gezag, niet door wensen van opdrachtgevers.
● Verantwoordelijkheid
○ De onderzoeker moet zowel vooraf als achteraf verantwoording afleggen over: de gemaakte
keuzes, het onderzoeksproces, de methode, de uitvoering.
○ Deze norm overlapt sterk met het “verantwoordingsbeginsel”.
○ Ook beperkte keuzes (bijv. door tijdgebrek) moeten eerlijk worden toegelicht.
Onderzoeksthema
Een onderzoeksthema is het onderwerp waarbinnen juridisch onderzoek wordt verricht. Een thema moet niet
te breed zijn.
De onderzoeker heeft in principe veel vrijheid bij het kiezen van een thema. Artikel 1.6 WHW beschermt zelfs
de academische vrijheid. Er zijn zes factoren die bepalen of een onderzoeksthema geschikt is.
01. Affiniteit – je moet interesse hebben in het onderwerp. Een thema dat je totaal niet boeit → vergroot
de kans op frustratie, stagnatie en oppervlakkige inzichten.
02. Expertise – je moet basiskennis hebben van het domein.
03. Vaardigheden – je moet methoden beheersen die nodig zijn voor dit thema. Als een onderzoeker die
vaardigheden niet heeft, is het niet verstandig om een thema te kiezen dat zulke competenties
vereist, tenzij men bereid is die aan te leren.
04. Originaliteit – het onderzoek moet iets nieuws bijdragen aan de wetenschap. Originaliteit betekent niet
dat niemand ooit over het thema heeft geschreven, maar dat jouw vraag of invalshoek nog openstaat.
3