Samenvatting experiment
Hoorcollege 1
The Milgram Experiment = onderzoek naar de gehoorzaamheid van de deelnemer
bij het uitvoeren van opdrachten van een gezaghebbende persoon.
Er was een ‘leraar’ (echte deelnemer) en een ‘leerling’ (acteur). De leraar moest de
leerling vragen stellen en bij elke fout een elektrische schok toedienen. De schokken
waren niet echt, maar de leraar wist dit niet. 65% van de deelnemers ging door tot het
hoogste level van pijn.
=> Is het een écht experiment? Nee, er is geen manipulatie en dus ook geen meting:
er werden geen groepen gemaakt. Elke deelnemer kreeg dezelfde behandeling. Er is
dan ook geen controle tussen de variabelen.
4 elementen van een zuiver experiment
1) Manipulatie
De onafhankelijke variabele manipuleren door de waarde ervan te
veranderen.
Voorbeeld: wel of geen bekendmaking van sponsoring in YouTube video’s.
2) Meting
De afhankelijke variabele wordt gemeten voor elke conditie.
Voorbeeld: meten van reclameherkenning in beide condities.
3) Vergelijking
Scores van de afhankelijke variabele van de ene conditie worden vergeleken
met de scores van de andere conditie.
Voorbeeld: vergelijken van reclameherkenning tussen conditie 1 en conditie 2.
4) Controle
Alle andere variabelen worden gecontroleerd om te voorkomen dat zij geen
invloed uitoefenen op het effect. Het effect moet veroorzaakt worden door de
onafhankelijke variabele, dus niet door andere variabelen.
Voorbeelden: geslacht, leeftijd, bekend zijn met YouTube.
Het verschil tussen correlatie en causaliteit
Correlatie = samenhang tussen 2 variabelen
Causaliteit = een gebeurtenis veroorzaakt een andere gebeurtenis
Het voornaamste doel van experimenteel onderzoek is causaliteit (oorzaak -> gevolg)
vaststellen:
Verschillende scores van de afhankelijke variabele (een verschil) wordt veroorzaakt
door de behandeling.
Tenzij… externe variabelen!
Externe variabelen = alle variabelen buiten de onafhankelijke en afhankelijke
variabelen. Het doel is dan ook om op externe variabelen te controleren en te
voorkomen dat ze verstorende (confounding) variabelen worden.
1
,Externe variabelen worden problematisch als ze confounders worden (verstorende
variabelen).
Ze beïnvloeden dan de afhankelijke variabele
Ze variëren systematisch met de onafhankelijke variabele
Voorbeelden: leeftijd, geslacht, tijd van de dag, studie.
Het controleren van externe variabelen doe je door:
1) Randomisatie: iedere participant heeft een gelijke kans om aan een bepaalde
conditie toegewezen te worden. Over het algemeen is elke groep dan hetzelfde.
Difference between groups moet zo klein mogelijk zijn.
2) Variabele constant houden: alleen mannen tussen 30-35 verzamelen. Op
deze manier weet je zeker dat leeftijd en geslacht geen effect hebben.
Externe validiteit is echter laag, want het is niet te generaliseren naar vrouwen
of andere leeftijden.
3) Matching: groepen creëren binnen de steekproef. Wanneer je denkt dat leeftijd
en geslacht invloed hebben, worden participanten met dezelfde kenmerken
(mannen van 30) aan elkaar gematcht en verspreid over verschillende
condities. Hierdoor worden ze gelijk verdeeld over verschillende condities.
10 stappen van het onderzoeksproces
1. Zoek een onderzoeksidee
Onderwerp kiezen -> literatuur bestuderen -> onderzoeksvraag vormen
2. Formuleer een hypothese
4 kenmerken van een hypothese:
1. Logisch: gebaseerd op gevestigde theorieën/eerder onderzoek
2. Toetsbaar: moet mogelijk zijn om variabelen te observeren en meten
3. Weerlegbaar: moet mogelijk zijn resultaten te krijgen die in strijd zijn met de
hypothese
4. Positief: er is een verschil tussen…
3. Variabelen definiëren en meten
Hoe wordt de onafhankelijke variabele gemanipuleerd?
Hoe wordt de afhankelijke variabele gemeten?
Welke andere variabelen hebben ermee te maken?
Wat kan je doen dat de onafhankelijke variabele goed wordt weergegeven?
1. Voor het experiment: pre-test van kleine groep die helpt met helpen van
manipulatiecheck (worden 2 condities echt als verschillend gezien; dat kan
je testen)
2. Na het experiment: je checkt de manipulatie
4. Identificeren en selecteren van participanten
Minstens 30 participanten per conditie
5. Onderzoeksstrategie selecteren
Kiezen tussen:
Experimenteel (oorzaak -> gevolg)
2
, Non-experimenteel (focus op geen causaal effect)
Quasi-experimenteel (enkele kenmerken, maar niet strikte criteria
volgen)
Correlationeel (geen causaal effect)
Bij relaties tussen variabelen in termen van oorzaak en gevolg experimentele
strategie.
6. Onderzoeksdesign selecteren
7. Het onderzoek uitvoeren
8. De data evalueren
9. De resultaten rapporteren
10.Verfijnen en opnieuw formuleren van het onderzoeksidee
3
Hoorcollege 1
The Milgram Experiment = onderzoek naar de gehoorzaamheid van de deelnemer
bij het uitvoeren van opdrachten van een gezaghebbende persoon.
Er was een ‘leraar’ (echte deelnemer) en een ‘leerling’ (acteur). De leraar moest de
leerling vragen stellen en bij elke fout een elektrische schok toedienen. De schokken
waren niet echt, maar de leraar wist dit niet. 65% van de deelnemers ging door tot het
hoogste level van pijn.
=> Is het een écht experiment? Nee, er is geen manipulatie en dus ook geen meting:
er werden geen groepen gemaakt. Elke deelnemer kreeg dezelfde behandeling. Er is
dan ook geen controle tussen de variabelen.
4 elementen van een zuiver experiment
1) Manipulatie
De onafhankelijke variabele manipuleren door de waarde ervan te
veranderen.
Voorbeeld: wel of geen bekendmaking van sponsoring in YouTube video’s.
2) Meting
De afhankelijke variabele wordt gemeten voor elke conditie.
Voorbeeld: meten van reclameherkenning in beide condities.
3) Vergelijking
Scores van de afhankelijke variabele van de ene conditie worden vergeleken
met de scores van de andere conditie.
Voorbeeld: vergelijken van reclameherkenning tussen conditie 1 en conditie 2.
4) Controle
Alle andere variabelen worden gecontroleerd om te voorkomen dat zij geen
invloed uitoefenen op het effect. Het effect moet veroorzaakt worden door de
onafhankelijke variabele, dus niet door andere variabelen.
Voorbeelden: geslacht, leeftijd, bekend zijn met YouTube.
Het verschil tussen correlatie en causaliteit
Correlatie = samenhang tussen 2 variabelen
Causaliteit = een gebeurtenis veroorzaakt een andere gebeurtenis
Het voornaamste doel van experimenteel onderzoek is causaliteit (oorzaak -> gevolg)
vaststellen:
Verschillende scores van de afhankelijke variabele (een verschil) wordt veroorzaakt
door de behandeling.
Tenzij… externe variabelen!
Externe variabelen = alle variabelen buiten de onafhankelijke en afhankelijke
variabelen. Het doel is dan ook om op externe variabelen te controleren en te
voorkomen dat ze verstorende (confounding) variabelen worden.
1
,Externe variabelen worden problematisch als ze confounders worden (verstorende
variabelen).
Ze beïnvloeden dan de afhankelijke variabele
Ze variëren systematisch met de onafhankelijke variabele
Voorbeelden: leeftijd, geslacht, tijd van de dag, studie.
Het controleren van externe variabelen doe je door:
1) Randomisatie: iedere participant heeft een gelijke kans om aan een bepaalde
conditie toegewezen te worden. Over het algemeen is elke groep dan hetzelfde.
Difference between groups moet zo klein mogelijk zijn.
2) Variabele constant houden: alleen mannen tussen 30-35 verzamelen. Op
deze manier weet je zeker dat leeftijd en geslacht geen effect hebben.
Externe validiteit is echter laag, want het is niet te generaliseren naar vrouwen
of andere leeftijden.
3) Matching: groepen creëren binnen de steekproef. Wanneer je denkt dat leeftijd
en geslacht invloed hebben, worden participanten met dezelfde kenmerken
(mannen van 30) aan elkaar gematcht en verspreid over verschillende
condities. Hierdoor worden ze gelijk verdeeld over verschillende condities.
10 stappen van het onderzoeksproces
1. Zoek een onderzoeksidee
Onderwerp kiezen -> literatuur bestuderen -> onderzoeksvraag vormen
2. Formuleer een hypothese
4 kenmerken van een hypothese:
1. Logisch: gebaseerd op gevestigde theorieën/eerder onderzoek
2. Toetsbaar: moet mogelijk zijn om variabelen te observeren en meten
3. Weerlegbaar: moet mogelijk zijn resultaten te krijgen die in strijd zijn met de
hypothese
4. Positief: er is een verschil tussen…
3. Variabelen definiëren en meten
Hoe wordt de onafhankelijke variabele gemanipuleerd?
Hoe wordt de afhankelijke variabele gemeten?
Welke andere variabelen hebben ermee te maken?
Wat kan je doen dat de onafhankelijke variabele goed wordt weergegeven?
1. Voor het experiment: pre-test van kleine groep die helpt met helpen van
manipulatiecheck (worden 2 condities echt als verschillend gezien; dat kan
je testen)
2. Na het experiment: je checkt de manipulatie
4. Identificeren en selecteren van participanten
Minstens 30 participanten per conditie
5. Onderzoeksstrategie selecteren
Kiezen tussen:
Experimenteel (oorzaak -> gevolg)
2
, Non-experimenteel (focus op geen causaal effect)
Quasi-experimenteel (enkele kenmerken, maar niet strikte criteria
volgen)
Correlationeel (geen causaal effect)
Bij relaties tussen variabelen in termen van oorzaak en gevolg experimentele
strategie.
6. Onderzoeksdesign selecteren
7. Het onderzoek uitvoeren
8. De data evalueren
9. De resultaten rapporteren
10.Verfijnen en opnieuw formuleren van het onderzoeksidee
3