Inhoud
1.2 Het probleem van de definitie..........................................................................3
1.3 kenmerken van de liberale democratie............................................................3
1.4 ‘Lege plekken van de macht’ en andere wezenlijke elementen.......................4
1.5 Zes dilemma’s.................................................................................................. 4
1.6 Twee visies....................................................................................................... 4
1.7 Principiële tegenstanders................................................................................. 5
1.7 Democratie: het verdedigen waard..................................................................6
2.2 De klassieke democratie.................................................................................. 6
2.3 Van Magna Charta naar Bill of Rights...............................................................7
2.4 achttiende eeuw: denkers en revoluties...........................................................7
2.5 Negentiende eeuw: democratie en industriële maatschappij...........................9
2.6 Twintigste eeuw: algemeen kiesrecht, partijen en crisis................................10
2.7 tot slot............................................................................................................ 11
3.2 Elitisme, Pluralisme en machtselite................................................................11
3.3 Jaren zestig en zeventig: een storm van kritiek..............................................12
3.4 Jaren tachtig en negentig: Triomf van de liberale democratie?......................13
3.5 Toch geen einde van de geschiedenis............................................................14
4.2 Sociaaleconomische ontwikkeling, (on)gelijkheid en markteconomie............16
4.3 klassenverhoudingen...................................................................................... 17
4.4 politieke cultuur.............................................................................................. 18
4.5 Andere factoren.............................................................................................. 19
4.6 Instorten van democratieën........................................................................... 20
4.7 Exporteren van democratie............................................................................ 20
5.2 De republiek: oligarchie en vrijheid................................................................21
5.3 naar liberale democratie................................................................................ 22
5.4 De verzuilde partijendemocratie....................................................................23
5.5 jaren zestig democratisering centraal............................................................24
5.6 Vanaf jaren tachtig: tussen technocratie en populisme..................................24
5.7 eigenaardigheden gesloten en open..............................................................25
5.8 Sociale voorwaarden en de Nederlandse democratie.....................................26
9.1 Inleiding.......................................................................................................... 27
9.2 Hoe de democratie overleefde.......................................................................28
9.3 kasten en andere ongelijkheden....................................................................29
9.4 Hindoenationalisme bedreigt seculiere democratie.......................................30
9.5 Slot................................................................................................................. 31
,10.2 Beslist de meerderheid?............................................................................... 32
10.3 De ijzeren ring.............................................................................................. 33
10.4 Leeglopende partijen en wisselende kiezers................................................33
10.5 Kwaliteit en efficiency gewaarborgd?...........................................................34
10.6 Democratie en klimaatverandering..............................................................35
10.7 Slot samenvattend....................................................................................... 36
11.2...................................................................................................................... 38
11.3 Wie participeren en hoeveel?.......................................................................38
11.4 Civil Society: vrijwillig georganiseerde burgers............................................39
11.5 Nieuwe participatievormen, ongelijkheid en representatieve democratie....40
11.6 Veel participatie gewenst of gevaarlijk?.......................................................41
12.2 Vormen van representatie............................................................................42
12.3 Een te grote kloof tussen burgers en politiek?.............................................43
12.4 Populisme en representatie..........................................................................45
12.5 referendum: steeds ter discussie.................................................................46
12.6 Slot............................................................................................................... 47
14.2 Medialogica en media al waakhond..............................................................48
14.3 Een digitale democratie?.............................................................................. 49
14.4 Sociale media: van ‘bevrijding’ tot zorgenkind.............................................49
14.5 Populisme en media: een gecompliceerde relatie........................................50
15.2 Antidemocratische partijen..........................................................................51
15.3 Terrorisme en terrorismebestrijding: wat grootste gevaar?.........................52
15.4 Populisme: waarom zo’n succes?.................................................................52
15.5 Populisme en democratie in theorie en praktijk...........................................54
15.6 Slot............................................................................................................... 56
Hoofdstuk 1 Een omstreden begrip
,1.2 Het probleem van de definitie
Je kunt niet zeggen dat het volk de macht heeft. Het volk zou dan een eenduidige volkswil
hebben, en dat is niet zo. Democratie verwijst naar een ideale situatie én naar iets minder
perfects dat zich in de werkelijkheid voordoet.
In democratieën met een volksvertegenwoordiger ontbreekt de actieve burgerparticipatie.
Een liberale democratie is een voorbeeld van een democratisch model, maar er zijn meer
mogelijkheden.
Liberale democratie omschrijven we als:
Een (politiek) stelsel dat het mogelijk maakt op basis van meerderheidsbesluiten op
vreedzame en ordelijke wijze conflicten op te lossen en afspraken te maken over de
inrichting van de samenleving, waarbij belangrijke vrijheden en rechten van de burgers
gewaarborgd zijn
Voorwaardes voor een liberale democratie:
- Er is een besluitvorming waarbij alle burger direct of indirect invloed kunnen
uitoefenen
- Vrijheden en grondrechten gelden voor alle burgers en stellen grenzen aan de
overheidsbemoeienis
Er zijn twee hoofdvisies op democratie:
- Liberaal-individualistische
- Sociaal-collectivistisch
- Presidentiële democratie
- Consesnsusdemocratieën
1.3 kenmerken van de liberale democratie
Liberale democratieën bestaan uit vier principes: gelijkheid, volkssoevereiniteit, vrijheid en
rechtsstaat. Deze vier principes krijgen vorm is instituties en procedures. Belangrijk hierin is
het algemeen kiesrecht.
Het gaat om vrije, geheime en periodieke verkiezingen. Stemmen heeft alleen zin voor een
parlement met reële bevoegdheden om wetten te maken en de regering te controleren.
Vervolgens wordt er vaak gebruik gemaakt van het meerderheidsbeginsel. En kun je spreken
van een meerderheid als de helft van de kiezers is thuisgebleven?
Door de trias politica wordt machtsmisbruik of een machtsconcentratie bij een persoon of
groep voorkomen of beperkt. Op deze manier blijft de vrijheid van de burgers instaat.
De principes met bijbehorende instituties/procedures:
Gelijkheid Algemeen kiesrecht
Volkssoevereiniteit Vrije, geheime en periodieke verkiezingen
Vrijheid Parlement met bevoegdheden
Rechtsstaat Vrijheid van meningsuiting en godsdienst
Vrijheid van vereniging en vergadering
Meerderheidsbeginsel
Machtenscheiding
Politieke partijen
, 1.4 ‘Lege plekken van de macht’ en andere
wezenlijke elementen
Goed functionerende democratieën kennen een mix van vertrouwen en wantrouwen.
Strijdende partijen zien elkaar als tegenstanders die strijden om de stemmen tijdens een
verkiezing, maar niet als vijanden die elkaar moeten vernietigen.
Met ‘de lege plekken van de macht’ bedoelen we dat in een democratie de macht altijd
onzeker is. Je bent (in NL) voor vier jaar aan de macht en daarna is het weer afwachten wie
de verkiezingen wint.
1.5 Zes dilemma’s
Er zijn zes grote dilemma’s in de democratie:
Democratie en leiding Is iedereen in staat in mee te bepalen in
een democratie? Is het niet verstandiger dat
bekwame, deskundige en toegewijde leider
het bestuur leiden?
Vrijheid en gelijkheid Kunnen grote vrijheid of grote gelijkheid
elkaar bedreigen?
Eenheid en verscheidenheid Wordt er ruimte gegeven binnen de
politieke eenheid voor cultuur/traditie of
lokale regels?
Meerderheid en rechtsstaat Tot hoeverre mogen meerderheden
veranderingen aanbrengen in de
grondrechten van de rechtsstaat?
Strijd/conflict en compromissen/consensus De ene persoon vindt dat politici hun eigen
belangen doordrukken, een ander vindt dat
er teveel compromissen worden gemaakt.
Toestaan of verbieden van Volgens het democratische
antidemocratische stromingen vrijheidsbeginsel mogen antidemocratische
organisaties bestaan, maar de democratie
moet ook beschermd worden.
1.6 Twee visies
Liberaal-individualistisch Sociaal-collectivitisch
Vrijheid Gelijkheid
Rechtsstaat Volkssoevereiniteit
Negatieve vrijheid Positieve vrijheid
Formele gelijkheid Formele en sociale gelijkheid
Arbeidsdeling politici/bestuurders – burgers Kleine afstand politici/bestuurders – burgers
Strikte machtenscheiding Niet zo/n strikte machtenscheiding
Weinig staatsingrijpen Veel staatsingrijpen
Beperkte participatie buiten verkiezingen Grote participatie, ook buiten verkiezingen
Democratie bedreigd door domme Democratie bedreigd door (economisch)
meerderheden machtige minderheden
In de democratie zijn vier principes belangrijk: gelijkheid, vrijheid, volkssoevereiniteit en
rechtsstaat. In de eerste visie zijn vrijheid en rechtsstaat het belangrijkste waarden. Het gaat
1.2 Het probleem van de definitie..........................................................................3
1.3 kenmerken van de liberale democratie............................................................3
1.4 ‘Lege plekken van de macht’ en andere wezenlijke elementen.......................4
1.5 Zes dilemma’s.................................................................................................. 4
1.6 Twee visies....................................................................................................... 4
1.7 Principiële tegenstanders................................................................................. 5
1.7 Democratie: het verdedigen waard..................................................................6
2.2 De klassieke democratie.................................................................................. 6
2.3 Van Magna Charta naar Bill of Rights...............................................................7
2.4 achttiende eeuw: denkers en revoluties...........................................................7
2.5 Negentiende eeuw: democratie en industriële maatschappij...........................9
2.6 Twintigste eeuw: algemeen kiesrecht, partijen en crisis................................10
2.7 tot slot............................................................................................................ 11
3.2 Elitisme, Pluralisme en machtselite................................................................11
3.3 Jaren zestig en zeventig: een storm van kritiek..............................................12
3.4 Jaren tachtig en negentig: Triomf van de liberale democratie?......................13
3.5 Toch geen einde van de geschiedenis............................................................14
4.2 Sociaaleconomische ontwikkeling, (on)gelijkheid en markteconomie............16
4.3 klassenverhoudingen...................................................................................... 17
4.4 politieke cultuur.............................................................................................. 18
4.5 Andere factoren.............................................................................................. 19
4.6 Instorten van democratieën........................................................................... 20
4.7 Exporteren van democratie............................................................................ 20
5.2 De republiek: oligarchie en vrijheid................................................................21
5.3 naar liberale democratie................................................................................ 22
5.4 De verzuilde partijendemocratie....................................................................23
5.5 jaren zestig democratisering centraal............................................................24
5.6 Vanaf jaren tachtig: tussen technocratie en populisme..................................24
5.7 eigenaardigheden gesloten en open..............................................................25
5.8 Sociale voorwaarden en de Nederlandse democratie.....................................26
9.1 Inleiding.......................................................................................................... 27
9.2 Hoe de democratie overleefde.......................................................................28
9.3 kasten en andere ongelijkheden....................................................................29
9.4 Hindoenationalisme bedreigt seculiere democratie.......................................30
9.5 Slot................................................................................................................. 31
,10.2 Beslist de meerderheid?............................................................................... 32
10.3 De ijzeren ring.............................................................................................. 33
10.4 Leeglopende partijen en wisselende kiezers................................................33
10.5 Kwaliteit en efficiency gewaarborgd?...........................................................34
10.6 Democratie en klimaatverandering..............................................................35
10.7 Slot samenvattend....................................................................................... 36
11.2...................................................................................................................... 38
11.3 Wie participeren en hoeveel?.......................................................................38
11.4 Civil Society: vrijwillig georganiseerde burgers............................................39
11.5 Nieuwe participatievormen, ongelijkheid en representatieve democratie....40
11.6 Veel participatie gewenst of gevaarlijk?.......................................................41
12.2 Vormen van representatie............................................................................42
12.3 Een te grote kloof tussen burgers en politiek?.............................................43
12.4 Populisme en representatie..........................................................................45
12.5 referendum: steeds ter discussie.................................................................46
12.6 Slot............................................................................................................... 47
14.2 Medialogica en media al waakhond..............................................................48
14.3 Een digitale democratie?.............................................................................. 49
14.4 Sociale media: van ‘bevrijding’ tot zorgenkind.............................................49
14.5 Populisme en media: een gecompliceerde relatie........................................50
15.2 Antidemocratische partijen..........................................................................51
15.3 Terrorisme en terrorismebestrijding: wat grootste gevaar?.........................52
15.4 Populisme: waarom zo’n succes?.................................................................52
15.5 Populisme en democratie in theorie en praktijk...........................................54
15.6 Slot............................................................................................................... 56
Hoofdstuk 1 Een omstreden begrip
,1.2 Het probleem van de definitie
Je kunt niet zeggen dat het volk de macht heeft. Het volk zou dan een eenduidige volkswil
hebben, en dat is niet zo. Democratie verwijst naar een ideale situatie én naar iets minder
perfects dat zich in de werkelijkheid voordoet.
In democratieën met een volksvertegenwoordiger ontbreekt de actieve burgerparticipatie.
Een liberale democratie is een voorbeeld van een democratisch model, maar er zijn meer
mogelijkheden.
Liberale democratie omschrijven we als:
Een (politiek) stelsel dat het mogelijk maakt op basis van meerderheidsbesluiten op
vreedzame en ordelijke wijze conflicten op te lossen en afspraken te maken over de
inrichting van de samenleving, waarbij belangrijke vrijheden en rechten van de burgers
gewaarborgd zijn
Voorwaardes voor een liberale democratie:
- Er is een besluitvorming waarbij alle burger direct of indirect invloed kunnen
uitoefenen
- Vrijheden en grondrechten gelden voor alle burgers en stellen grenzen aan de
overheidsbemoeienis
Er zijn twee hoofdvisies op democratie:
- Liberaal-individualistische
- Sociaal-collectivistisch
- Presidentiële democratie
- Consesnsusdemocratieën
1.3 kenmerken van de liberale democratie
Liberale democratieën bestaan uit vier principes: gelijkheid, volkssoevereiniteit, vrijheid en
rechtsstaat. Deze vier principes krijgen vorm is instituties en procedures. Belangrijk hierin is
het algemeen kiesrecht.
Het gaat om vrije, geheime en periodieke verkiezingen. Stemmen heeft alleen zin voor een
parlement met reële bevoegdheden om wetten te maken en de regering te controleren.
Vervolgens wordt er vaak gebruik gemaakt van het meerderheidsbeginsel. En kun je spreken
van een meerderheid als de helft van de kiezers is thuisgebleven?
Door de trias politica wordt machtsmisbruik of een machtsconcentratie bij een persoon of
groep voorkomen of beperkt. Op deze manier blijft de vrijheid van de burgers instaat.
De principes met bijbehorende instituties/procedures:
Gelijkheid Algemeen kiesrecht
Volkssoevereiniteit Vrije, geheime en periodieke verkiezingen
Vrijheid Parlement met bevoegdheden
Rechtsstaat Vrijheid van meningsuiting en godsdienst
Vrijheid van vereniging en vergadering
Meerderheidsbeginsel
Machtenscheiding
Politieke partijen
, 1.4 ‘Lege plekken van de macht’ en andere
wezenlijke elementen
Goed functionerende democratieën kennen een mix van vertrouwen en wantrouwen.
Strijdende partijen zien elkaar als tegenstanders die strijden om de stemmen tijdens een
verkiezing, maar niet als vijanden die elkaar moeten vernietigen.
Met ‘de lege plekken van de macht’ bedoelen we dat in een democratie de macht altijd
onzeker is. Je bent (in NL) voor vier jaar aan de macht en daarna is het weer afwachten wie
de verkiezingen wint.
1.5 Zes dilemma’s
Er zijn zes grote dilemma’s in de democratie:
Democratie en leiding Is iedereen in staat in mee te bepalen in
een democratie? Is het niet verstandiger dat
bekwame, deskundige en toegewijde leider
het bestuur leiden?
Vrijheid en gelijkheid Kunnen grote vrijheid of grote gelijkheid
elkaar bedreigen?
Eenheid en verscheidenheid Wordt er ruimte gegeven binnen de
politieke eenheid voor cultuur/traditie of
lokale regels?
Meerderheid en rechtsstaat Tot hoeverre mogen meerderheden
veranderingen aanbrengen in de
grondrechten van de rechtsstaat?
Strijd/conflict en compromissen/consensus De ene persoon vindt dat politici hun eigen
belangen doordrukken, een ander vindt dat
er teveel compromissen worden gemaakt.
Toestaan of verbieden van Volgens het democratische
antidemocratische stromingen vrijheidsbeginsel mogen antidemocratische
organisaties bestaan, maar de democratie
moet ook beschermd worden.
1.6 Twee visies
Liberaal-individualistisch Sociaal-collectivitisch
Vrijheid Gelijkheid
Rechtsstaat Volkssoevereiniteit
Negatieve vrijheid Positieve vrijheid
Formele gelijkheid Formele en sociale gelijkheid
Arbeidsdeling politici/bestuurders – burgers Kleine afstand politici/bestuurders – burgers
Strikte machtenscheiding Niet zo/n strikte machtenscheiding
Weinig staatsingrijpen Veel staatsingrijpen
Beperkte participatie buiten verkiezingen Grote participatie, ook buiten verkiezingen
Democratie bedreigd door domme Democratie bedreigd door (economisch)
meerderheden machtige minderheden
In de democratie zijn vier principes belangrijk: gelijkheid, vrijheid, volkssoevereiniteit en
rechtsstaat. In de eerste visie zijn vrijheid en rechtsstaat het belangrijkste waarden. Het gaat