100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Alles van wat je moet kennen voor examen economie

Beoordeling
-
Verkocht
1
Pagina's
54
Geüpload op
11-12-2025
Geschreven in
2025/2026

alle hoofdstukken van 1-7 en 10 zowel les pp als boek.

Instelling
Vak











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Gekoppeld boek

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Ja
Geüpload op
11 december 2025
Aantal pagina's
54
Geschreven in
2025/2026
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Economie
Hoofdstuk 1: Consumenten
1. Economische basis

• Doel van de economische wetenschap Economie onderzoekt hoe mensen hun
behoeften proberen te bevredigen met schaarse middelen. Omdat middelen beperkt
zijn, moeten keuzes gemaakt worden. → Voorbeeld: je hebt €20, je kan kiezen tussen
een boek of een bioscoopticket.

• Welvaart vs. Welzijn

o Welvaart = materiële kant: hoeveel goederen/diensten je kan kopen met je
inkomen.

o Welzijn = immateriële kant: je gevoel van geluk, gezondheid, veiligheid. →
Voorbeeld: iemand kan rijk zijn (welvaart) maar ongelukkig (laag welzijn).

• Soorten goederen
o 1.Vrije goederen: onbeperkt beschikbaar, geen prijs (lucht, zonlicht).
o 2.Economische goederen: schaars, hebben een prijs (auto, brood).
o 3.Goederen vs. Diensten
▪ Goederen (tastbaar)
▪ Materiële producten die je kan aanraken en fysiek
bezitten.
▪ Voorbeeld: brood, fiets, kleding.
▪ Eigenschap: ze hebben vaak een voorraad en kunnen
opgeslagen worden.
▪ Diensten (niet tastbaar)
▪ Handelingen of prestaties die een behoefte vervullen,
maar je kan ze niet vastpakken.
▪ Voorbeeld: een knipbeurt bij de kapper, een les van
een leraar, een operatie door een arts.
▪ Eigenschap: ze worden meestal geconsumeerd op
het moment dat ze geleverd worden (je kan een
knipbeurt niet opslaan).
o 4. Individuele goederen
▪ Kenmerken:
▪ Rivaliteit: als één persoon het goed gebruikt, kan een
ander het niet meer gebruiken. → Voorbeeld: een
brood dat jij opeet, kan niemand anders nog eten.
▪ Uitsluiting: alleen wie betaalt, kan het goed
gebruiken. → Voorbeeld: een fiets, kleding, een ticket
voor een concert.
▪ Betaald door: de consument zelf.

, ▪ Gevolg: de markt kan deze goederen perfect
aanbieden, want er is een duidelijke prijs en
eigendom.
o 5. Collectieve goederen
▪ Kenmerken:
▪ Geen rivaliteit: gebruik door de ene persoon
vermindert niet het gebruik door anderen. →
Voorbeeld: straatverlichting – als jij er gebruik van
maakt, blijft er licht voor iedereen.
▪ Geen uitsluiting: niemand kan uitgesloten worden
van gebruik. → Voorbeeld: defensie, dijken, politie.
▪ Betaald door: overheid via belastingen.
▪ Gevolg: de markt kan deze goederen niet efficiënt
aanbieden, omdat niemand vrijwillig zou betalen (free
rider-probleem). Daarom neemt de overheid dit op
zich.
o 6. Quasi-collectieve goederen
▪ Kenmerken:
▪ Lijken op collectieve goederen, maar er is wél
rivaliteit of uitsluiting mogelijk.
▪ De overheid zorgt ervoor dat ze toch toegankelijk
blijven voor iedereen.
▪ Voorbeelden:
▪ Onderwijs: in theorie kan je mensen uitsluiten (geen
inschrijving), maar overheid maakt het toegankelijk.
▪ Betaald door: deels overheid (subsidies), deels
gebruiker (ticket, inschrijvingsgeld).

o 7.Consumptiegoederen: direct voor gezinnen.
▪ Verbruiksgoederen: éénmalig (eten, benzine).
▪ Gebruiksgoederen: herhaald gebruik (auto, tv).
o 8.Investeringsgoederen: gebruikt door bedrijven om te produceren.
▪ Kapitaalgoederen: duurzaam (machines).
▪ Vlottende investeringsgoederen: snel opgebruikt
(grondstoffen).
• Productiefactoren

o Natuur: grond, water, zon, delfstoffen.

o Arbeid: menselijke inspanning (fysiek/mentaal).

o Kapitaal: eerder geproduceerde middelen (machines, gebouwen).

o Primaire factoren: natuur + arbeid.

o Afgeleide factor: kapitaal.

, • Onderzoeksmethoden

o Inductie: van concrete feiten naar algemene regel. → Voorbeeld: veel
prijsstijgingen → conclusie: hogere vraag leidt tot hogere prijs.

o Deductie: van algemene regel naar concreet geval. → Voorbeeld: wet van vraag
en aanbod → voorspellen dat hogere prijs de vraag doet dalen.

• Ceteris paribus = “onder overigens gelijke omstandigheden”. → Bij analyse verandert
slechts één factor, de rest blijft constant.

• Micro-, meso-, macro-economie

o Micro: individueel huishouden of bedrijf.

o Meso: sector of groep bedrijven.

o Macro: hele economie (gezinnen, bedrijven, overheid).

2. Keuze van optimale goederencombinatie

• Niet-economische factoren (preferenties)

o Sociologisch: gezinssituatie, sociale klasse, religie, woonplaats, nationaliteit.

o Psychologisch: persoonlijkheid, levensstijl, attitude.

o Bandwagoneffect: mensen volgen elkaar (bv. iedereen koopt een jeans).

o Snobeffect: mensen willen zich onderscheiden (bv. exclusieve merken).

• Economische factoren

o Budget (inkomen).

o Prijzen van goederen.

3. Nut en de wet van Gossen

• Nut = mate van behoeftebevrediging.

• Wet van dalend grensnut: hoe meer eenheden van een goed je hebt, hoe minder extra
nut de volgende eenheid geeft. → Voorbeeld:

o 1e glas water: dorst gelest → veel nut.

o 2e glas: nog nut, maar minder.

o 3e glas: weinig nut.

o 4e glas: zelfs negatief nut (buikpijn).

, • Totale nut vs. marginaal nut

o Totale nut = som van alle tevredenheid.

o Marginaal nut = extra nut van één bijkomende eenheid.

4. Budget en prijzen

• Budgetlijn: geeft alle combinaties van twee goederen die je met je budget kan kopen.

𝑃𝑥 ⋅ 𝑄𝑥 + 𝑃𝑦 ⋅ 𝑄𝑦 = budget

• Voorbeeld:

o Budget = €300, pintje = €2,50, broodje = €4.

o Alleen broodjes: 300/4 = 75.

o Alleen pintjes: 300/2,5 = 120.

o Budgetlijn = rechte tussen deze punten.

• Wijzigingen:

o Budgetwijziging → lijn verschuift parallel.

o Prijswijziging → helling verandert.

o Voorbeeld: pintje daalt naar €2 → max 150 pintjes → koopkracht stijgt.

5. Prijsvraagcurve

• Definitie: relatie tussen prijs en gevraagde hoeveelheid van één goed (ceteris paribus).

• Voorbeeld pintjes:

o Bij €2,50 → 80 pintjes.

o Bij €2,00 → 100 pintjes.

• Besluit:

o Prijs daalt → gevraagde hoeveelheid stijgt.

o Prijs stijgt → gevraagde hoeveelheid daalt.

• Elasticiteit

o Meet hoe sterk de vraag reageert op prijsveranderingen.

o Oefening Emma (erwten en wortelen):

▪ Prijs wortelen daalt van €0,75 → €0,50 → vraag stijgt.

▪ Elasticiteit = % verandering hoeveelheid / % verandering prijs.
€11,40
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
esteverbauwhede
5,0
(1)

Ook beschikbaar in voordeelbundel

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
esteverbauwhede Universiteit Gent
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
3
Lid sinds
1 jaar
Aantal volgers
0
Documenten
6
Laatst verkocht
1 week geleden

5,0

1 beoordelingen

5
1
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen