Beknopt opgeschreven, maar wel compleet! Ook de colleges zijn hierin meegenomen!
Taak 1 gedragsverandering
Non communicable diseases
= niet overdraagbaar
Gedragsverandering?
- Eerst gedrag verklaren (oorzaken van gedrag)
- Daarna pas gedrag veranderen
2 systemen van Kahnemann 20212
Systeem 1: intuïtief en instinct (95%, onbewust, snel, associatief, automatische piloot)
Systeem 2: rationeel denken (5%, kost moeite, langzaam, logisch)
Veel van ons systeem zit in systeem 1, maar wanneer je iets wil veranderen moet het naar
systeem 2 -> dit kost moeite. Uiteindelijk gaat het ‘nieuwe’ gedrag weer naar systeem 1.
Modellen om gedrag te begrijpen:
COM-B model (Michie, 2011)
Behavior -> capability, opportunity en motivation
1. Capability -> psychologisch: kennis, skills, geheugen, attention, keuzes,
gedragsregulatie
Capability -> fysiek: skills
2. Opportunity -> sociaal: sociale invloeden
Opportunity -> fysiek: omgeving context en bronnen
3. Motivation -> reflective: geloof over capability, optimisme, geloven in de
consequenties, intenties, doelen
Motivation -> automatic: emotie, bekrachtiging
Fysieke capability verbeteren -> fysio
Psychologische capability verbeteren -> kennis aanbieden, educatie
Trans theoretisch model (Prochaska, 1992)
Fasen van gedragsverandering
Pre-contemplatie = niet bezig met gedrag
Contemplatie = bewust maar doet nog niks
Preparatie = mensen gaan doelen maken en voorbereiden wat ze willen doen
Actie = ze gaan beginnen
Maintenance = zijn al verandert, proberen het vast te houden
Relapse/terminatie = terugvallen
,Self-determination theory
= theorie over motivatie. Mensen zijn het meest gemotiveerd wanneer ze activiteiten
ondernemen die voldoen aan 3 psychologische basisbehoeften:
- Competentie: gevoel dat je het kunt
- Autonomie: controle over je eigen gedrag
- Verbondenheid: gevoel van erbij horen
Soorten motivatie (Deci & Ryan, 2000)
Extrinsieke motivatie Intrinsieke
motivatie
Extern Interjectie/ Geïdentificeer Geïntegreer
gereguleerd geïnternaliseerd d d
Gericht op Gericht op het vermijden Persoonlijke Actie past bij Haalt
externe van schuldgevoel of waarden de plezier en
beloningen, schaamte of het behouden toekennen aan persoonlijke voldoenin
straffen of van eigen waarden gevoel activiteit. Het waarden of g uit de
verwachtinge van ‘moeten’ of ‘schuldig levert iets op identiteit -> activiteite
n voelen’ zoals een dit past bij n zelf
gevoel van mij ‘dit ben
eigen waarde ik’
Gecontroleerde motivatie Autonomie motivatie
Motiverende gespreksvoering (Miller & Rollnick, 1991)
= a collaborative conversation style for strengthening a person’s own motivation and
commitment for change
Kernwaarden:
- Partnerschap = actieve samenwerking
, - Acceptatie
- Compassie = belang van de ander voorop stellen
- Ontlokken
Engageren -> focussen -> ontlokken -> plannen
- Patiënt is in regie
- Professional is een coach in plaats van een expert
- Socratische basishouding -> heel veel vragen stellen
- Empathische houding
- Patiënt als expert van zichzelf
4 A’s
Aandacht: coach is volledig aanwezig in het gesprek, zonder afleiding -> geeft een gevoel van
waarde en respect
Aansluiting: de coach zoekt aansluiting bij de belevingswereld en stemt de communicatie
daaropaf
Acceptatie: de coach accepteert de patiënt zoals hij/zij is, zonder oordeel -> er ontstaat
ruimte voor open communicatie
Authenticiteit: eerlijk en oprecht zijn in interactie helpt de patiënt zich veilig en gehoord te
voelen
Gesprekstechnieken:
- OARS (open vragen stellen, affirming/bevestigen, reflectief luisteren, samenvatten)
- Stiltes laten vallen
- Voorzichtig taalgebruik
- Schaalvragen
- Actief luisteren
- Reflecteren en samenvatten
- Concretiseren
- LSD (luisteren, samenvatten, doorvragen)
- OEN (open, eerlijk, nieuwsgierig)
- NIVEA (niet invullen voor een ander)
, - DIK (denk in kwaliteiten)
- 4A’s
- Structuur in het gesprek: doel, huidige situatie, acties en opties
- GROW- model voor structuur: Goal -> Reality -> Options -> Will
Stellen van doelen voor gedragsverandering:
- Het achterliggende doel achterhalen
- Het doel zo specifiek mogelijk maken
- Opdelen in kleine stappen
- Implementatie intenties: wat als dan plannen maken.
- Twee soorten: prestatiedoel en ontwikkelingsdoel
Prestatiedoel: gericht op het behalen van een specifiek resultaat. Het verliezen van 5 kg. Kan
motiverend werken, maar kan ook stressvol zijn.
Ontwikkelingsdoel: gericht op het verbeteren van een vaardigheid of proces. Gezondere
keuzes leren maken. Dit helpt om de focus te houden op persoonlijke groei -> is vaak
duurzamer
Belonen is belangrijk & weerstand is normaal
Ambivalentie
= wanneer iemand tegelijkertijd voor-en nadelen ziet in een gedragsverandering -> waardoor
hij/zij twijfelt en geen duidelijke keuzes maakt. ‘Ik weet dat meer bewegen goed is, maar ik
heb er geen tijd voor’ Dit is een normale fase tijdens gedragsverandering.
Adviseren
= vraag toestemming, informatie op maat, eigen regie en accepteren.
Reparatie reflex vermijden
= neiging van een coach om meteen problemen te willen oplossen of advies te willen geven.
Eerder oplossingsgericht coachen.
Weerstand
= een natuurlijke reactie
- Reactance
‘Ik bepaal zelf wel wat ik doe’
Mensen willen autonomie behouden. Bij het gevoel dat iemand hen iets oplegt, gaan
ze juist het tegenovergestelde doen. -> Vermijd dwingende taal
- Secptisime
‘Ik geloof niet dat dit werkt’
Mensen twijfelen aan de haalbaarheid of het nut van de verandering -> misschien
ook veroorzaakt door eerdere pogingen. -> Toon begrip en erken hun ervaring
- Inertia
‘Ik weet het wel, maar ik kom niet in actie’
De persoon ziet de noodzaak wel, maar doet niets. Er is geen duidelijke motivatie of
urgentie. -> Formuleer kleine stappen