Samenvatting
Week 1
Literatuur college 1
Hoofdstuk 6. De empirische cyclus.
Het gedragstherapeutisch proces is gebaseerd op de empirische cyclus.
Stappen empirische cyclus: Stappen gedragstherapeutische behandeling:
Probleemstelling Aanmeldingsprobleem Wat is er aan de
hand?
Informatieverzameling gecombineerd met Opstellen holistische theorieën en
theoretisch inzicht functieanalyses Wat zijn verklaringen voor
het ontstaan en voortbestaan van de klachten?
Voorspellingen doen of hypothesen Behandelplan opstellen
opstellen
Toetsen met experiment Toepassen therapeutische interventies
Hypothesen evalueren Evalueren of beoogde doelen behaald zijn
Vaak in de praktijk geen gedragstherapeutische behandeling, maar gebruik van protocollen. Hoewel
protocollen voor specifieke stoornissen vaak worden gebruikt, houden deze geen rekening met
individuele oorzaken, comorbiditeit of de betekenis van probleemgedrag. Daarom blijft maatwerk en
het volgen van de empirische cyclus essentieel.
Stadia gedragstherapeutisch proces:
1. Eerste contact
2. Opbouw (werk)relatie en informatieverzameling
3. Voorlopige probleemsamenhang, holistische theorie
4. Probleemkeuze en basislijnmeting
5. Functieanalyse
6. Behandeldoelen en behandelplan
7. Therapeutische methoden/technieken
8. Evaluatie + keuze doorgaan/stoppen
Hoofdstuk 7. Informatieverzameling en werkrelatie.
Stadium 1 = Het eerste contact
Aanmelding
o Vaak telefonisch.
o Basisinformatie verzamelen: wie het betreft, woonplaats (max. 30 min reistijd), aard van de
problemen.
o Nagaan of de casus binnen de expertise valt; zo niet, doorverwijzen.
o Informatie geven over eerste gesprek: doel, kosten, aanwezigen.
Kennismakingsgesprek
o Beoordelen of behandeling passend en nodig is; eventueel doorverwijzen.
o Uitleg geven over aard en verloop van de behandeling.
o Verkeerde verwachtingen bijstellen.
o Cliënt motiveren en hoop geven op verandering.
o Informatie verzamelen voor het dossier.
o Therapeutische relatie opbouwen.
o Informed consent uitleggen en samenwerking/transparantie bespreken.
o Thuiswerk centraal stellen en per sessie voorbereiden en nabespreken.
o Belangrijkste gegevens noteren in het dossier.
Structuur van de ‘vervolg’ gesprekken:
Terugblik op de periode sinds het laatste gesprek (bijzonderheden bespreken).
Agenda opstellen: wat wordt er besproken?
Bespreken van het thuiswerk.
, Hoofdonderwerp van het gesprek, afhankelijk van de behandelfase: informatie verzamelen,
behandelplan opstellen, technieken inoefenen, of behandeling evalueren.
Nieuwe thuiswerkopdracht en afspraak plannen.
Stadium 2a = Informatieverzameling
Doel = Basis leggen voor holistische probleemanalyse, functieanalyse, probleemselectie en
behandelplan.
Analyse van klachtgebieden In kaart brengen van elk probleem; inhoud, duur, oorzaken,
ernst, uitlokkende/inhiberende factoren, eerdere aanpak, ziektetheorie van cliënt, gewenste
behandelresultaten
Analyse van gezond functioneren Positieve en risicofactoren van cliënt. Dit ondersteunt de
behandeling en biedt tegenwicht tegen negatieve focus.
Anamnese Gericht op relevantie informatie over het verleden die het huidige probleem
verklaart. Onderwerpen zoals; relaties, school, ingrijpende gebeurtenissen, positieve
gebeurtenissen. Is beknopt en geïntegreerd.
Gespreksvaardigheden voor interview:
Volgen Aansluiten bij het gedachtespoor van de cliënt (open vragen, doorvragen,
samenvatten, stiltes)
Sturen Richting geven aan het gesprek (gerichte vragen, doel aangeven, voorstellen doen,
nieuwe onderwerpen)
Extra aandacht Metacommunicatie en concretiseren om misinterpretatie te voorkomen.
Stadium 2b = Opbouwen van therapeutische (werk)relatie
De therapeutische relatie is een werkrelatie: samenwerking gedurende het hele behandelproces.
Is één van de belangrijkste gemeenschappelijke factoren voor het slagen van psychotherapie.
Vier belangrijke communicatie kanalen:
1. Wat de cliënt hier en nu beleeft, vaak non-verbale informatie.
2. Wens tot verandering: wat wil de cliënt dat er verandert?
3. Hoe de cliënt zichzelf ziet en omschrijft, vaak negatief.
4. Hoe de patiënt wil dat anderen hem zien: dit wordt vaak niet echt gezegd, maar moet je tussen
zinnen door lezen.
Hoofdstuk 8.1 t/m 8.2.3. De holistische theorie (maar sla de paragraaf ‘Toetsen van causaliteit’ op
pagina 190-194 nog even over, die komt later).
Stadium 3 = Voorlopige probleemsamenhang, holistische theorie
Holistische theorie = Een theorie over de wijze waarop problemen of klachten samenhangen. Het is
een model dat de probleemsamenhang tussen verschillende probleemgebieden beschrijft. Het eerste
deel van probleemanalyse (het macroniveau). Gaat tegen het protocollair werken in.
Stappenplan:
1. Omschrijven van probleemgebieden; Wat speelt er allemaal?
2. Beschrijven van verbanden tussen probleemgebieden; Hoe hangen ze samen?
3. Onderkennende fase; Expliciet in kaart brengen van afzonderlijke probleemgebieden (inhoud,
ernst, verloop), via gesprekken, vragenlijsten of diagnostische interviews.
4. Verklarende fase; Verbanden tussen probleemgebieden toetsen door toetsbare hypothesen op te
stellen en te onderzoeken (experimenten, interviews, observaties).
,Hoofdstuk 9.1 t/m 9.2.4. Functieanalyse t/m het ABC schema.
Functieanalyse = De overgang tussen de holistische theorie en de concrete behandeling. Het is een
centrale fase in het gedragstherapeutisch proces.
Wat komt er allemaal terug in functieanalyse?
Informatie verzamelen volgens het ABC schema
Ordenen van informatie volgens gemeenschappelijke noemer
Formaliseren van informatie aan de hand van leerprincipes.
ABC-model:
Antecedenten = Stimuli die aan het gedrag vooraf gaan
o Externe stimuli = Stimuli van buitenaf
o Interne stimuli = Stimuli van binnenuit
o Concrete stimuli
o Abstracte stimuli
Behavior = Het probleemgedrag zelf
o Verbale responsen = Overte (openlijke, bijv. schreeuwen) of coverte (verborgen, bijv.
piekeren) verbalisaties.
o Psychofysiologische responsen = Onwillekeurige, inwendige reacties, behorende tot de
autonome responsen, zoals hartritme, zweten of misselijkheid.
o Motorische responsen = Georganiseerde of ongeorganiseerde handelingen (tics)
o De afwezigheid van bepaald gedrag, zoals afwezigheid van sociale contacten
Consequenten = De gevolgen van gedrag
Hoe stel je ABC-model op:
ABC-schema Thuiswerkformulier of zelfobservatie door cliënt
Voordeel: Client is actief betrokken
Nadeel: Afhankelijk van selectie en nauwkeurigheid van cliënt
Topografische analyse Via gesprek een beschrijving van concreet probleemgedrag incl.
gedachten en emoties
Moeilijkheden: Introspectief vermogen van cliënt (terugkeren in herinneringen) en het
concretiseren van emoties.
Van der Schaaf, S. (2015). Feedback informed treatment. Kind & Adolescent Praktijk, 14(2), 4-11.
Routine Outcome Monitoring (ROM) = Meten wat de effectiviteit is van een behandeling.
87% van de verandering door behandeling komtt door cliëntfactoren; motivatie, psychische nood,
krachten, etc.
13% van de verandering komt door therapiefactoren; behandelrelatie, therapeut, techniek, feedback,
etc.
Feedback Informed Treatment (FIT) = Door middel van twee eenvoudige vragenlijstjes meet de
therapeut hiermee het effect van de behandeling en brengt hij de kwaliteit van de behandelrelatie in
kaart.
1. Outcome Rating Scale (ORS) Aan begin van elke sessie. Meet hoe het gaat sinds het laatste
behandelcontact op vier gebieden: individueel, interpersoonlijk, sociaal en algemeen welzijn.
2. Session Rating Scale (SRS) Aan eind van elke sessie. Meet hoe de cliënt het
behandelcontact heeft ervaren op vier aspecten: relatie, doelen/thema’s, benadering/werkwijze en
algeheel.
Tevredenheid en betrokkenheid van de cliënt zijn cruciaal voor de effectiviteit van de behandeling.
, Voordelen FIT
- Cliënt krijgt meer regie over de eigen behandeling.
- Verbetering van de therapeutische relatie, omdat de therapeut voortdurend feedback krijgt.
- Ondersteunt betere behandelresultaten, vooral omdat veel effect afhankelijk is van cliëntfactoren.
- ORS en SRS zijn eenvoudig en snel af te nemen
- Elke sessie wordt vordering van behandeling en behandelrelatie besproken, dus stagnaties kunnen
snel aangepakt worden → drop-out voorkomen.
Federatie Medisch Specialisten (2024). Handreiking gebruik AI-chatbots door zorgverleners.
Wanneer AI gebruiken?
Binnen directe patiëntenzorg Nee
o Privacy risico’s: invoer kan opgeslagen worden door derden → schending beroepsgeheim / AVG.
o Onbetrouwbare output: AI kan foutieve of misleidende informatie (“hallucinaties”) geven.
o Niet klinisch gevalideerd: voldoet niet aan de Medical Device Regulation (MDR) → mag niet gebruikt
worden voor diagnostiek of behandeladvies
Buiten directe patiëntenzorg Ja, bij bijv. samenvatten, vertalen. Maar belangrijke voorwaarden
o Geen patiënt- of persoonsgegevens delen (ook geen gepseudonimiseerde data).
o Geen vertrouwelijke bedrijfsinformatie invoeren.
o Controleer of gegevens niet worden opgeslagen of hergebruikt voor training.
o Altijd kritisch beoordelen wat de Chabot teruggeeft.
o Niet gebruiken als medische informatiebron, tenzij gekoppeld aan een betrouwbare medische database
(RAG-modellen).
o Gebruik moet voldoen aan WGBO, AVG, EU AI Act en beleid van de eigen instelling.
Interne AI chatbots kunnen wel verantwoord worden gebruikt. Maar belangrijke voorwaarden:
Voor zorginstellingen:
o Waarborg privacy en databeveiliging (voldoen aan AVG).
o Zorg dat het model niet automatisch hertraint met ingevoerde data.
o Valideer medische toepassingen in de praktijk.
o Integreer bij voorkeur met het EPD.
o Stel duidelijke gebruiksvoorwaarden op
Voor zorgverleners:
o Gebruik alleen volgens de vastgestelde gebruiksvoorwaarden.
o Volg scholing over AI en taalmodellen (herken beperkingen en valkuilen).
o Controleer altijd zelf de output: de zorgverlener blijft verantwoordelijk.