Taak 3. Stemmingsstoornissen
Leerdoel 1. Wat is cognitieve therapie?
De geschiedenis van de cognitieve therapie begint aan het einde van de jaren ’50, als
Aaron T. Beck zijn cognitieve theorie formuleert.
CT is een informatieverwerkingsmodel. Het komt erop neer dat de verwerking van
externe stimuli verstoord is, waardoor de beleving van die stimuli door het individu vaak
op een negatieve manier wordt ingekleurd, resulterend in negatieve gedachten.
De basis voor die verstoring wordt gevormd door disfunctionele overtuigingen en
assumpties die weer verankerd zijn in stabiele kennisstructuren, schema’s genaamd.
Schema’s kunnen geactiveerd worden door externe gebeurtenissen, waarna de
verstoorde informatieverwerking op gang komt. Disfunctionele schema’s zijn de
onderliggende kwetsbaarheidsfactor die onder bepaalde omstandigheden een depressie
kan veroorzaken.
Beck beschrijft hoe de spontane, automatische gedachten van depressieve patiënten te
veranderen zijn door de onderliggende overtuigingen en schema’s te veranderen,
en dat die veranderingen leiden tot een afname van de depressieve symptomen.
Verschillende fasen van cognitieve therapie
2e fase: uitdagen of exploreren van deze gedachte
3e fase: patiënt meer inzicht krijgt in de onderliggende assumpties
Definities schema’s, cognitie etc. weten
Kernconcepten
Beck gaat ervan uit dat de prikkels of stimuli vanuit een bepaalde situatie of omgeving
automatische gedachten opwekken. Automatische gedachten zijn spontane gedachten
of invallen die in ons hoofd rondspoken, vaak zonder dat we ervan bewust zijn.
Automatisch wil zeggen dat die gedachten spontaan lijken op te duiken, zonder dat we
er ons best voor doen. De automatische gedachten bij depressieve patiënten is
negatie gekleurd en geven ze een vertekend beeld van de werkelijkheid.
,Bv. Vincent onze depressieve hoofdpersoon, loopt een aantal collega’s tegen het lijf,
waarvan hij er eentje goed kent. Deze persoon groet hem echter niet in het voorbijgaan,
in tegenstelling tot die anderen. De eerste gedachte die door Vincents hoofd spookt is; zie
je wel, hij mag me niet. Volgens Beck staat deze gedachte aan het begin van een cascade
van reacties. Vincents stemming zakt meteen, hij slaat zijn ogen neer en loopt met
bedrukte schouders verder. De ontmoeting blijft hem de rest van de middag dwarszitten.
De gedachte dat hij niet wordt gewaardeerd of zelfs stom wordt gevonden, blijft maar
terugkeren en elke keer merkt hij dat zijn stemming daalt.
Centraal in de cognitieve theorie stat de aanname dat de interpretatie van de situatie
systematisch vertekend is. Volgens Beck zijn het vooral (vroege) levensgebeurtenissen
die de onderliggende kennisstructuren vormen waarin onze overtuigingen en
verwachtingen zijn vastgelegd, en die wij gebruiken om de wereld te begrijpen.
Deze scenario’s of schema’s bevatten rudimentaire (onontwikkelde) ideeën
over onszelf, de wereld en de toekomst =COGNITIEVE TRIADE
Volgens Beck wordt depressie gekenmerkt door drie negatief gekleurde hoofdthema’s
die in schema’s zijn verankerd en in wezen de basis vormen voor de depressie: de diep
gevoelde overtuiging dat men hulpeloos, waardeloos en/of onbeminnelijk
(hopeloos) hoort ook bij de cognitieve triade.
Onderliggende assumpties: bepaalde regels die wij vormen om de wereld te begrijpen.
Bv. ‘als iemand die ik ken mij niet groet, betekent dit dat die ander mij afwijst.’
Deze assumpties zijn te herkennen aan de als-dan vorm die ze vaak aannemen.
Schema’s en assumpties leiden weer tot coping gedrag waarmee het individu probeert
houvast te krijgen op de situatie.
Overigens is het niet zo dat schema’s en overtuigingen te allen tijde geactiveerd zijn. Het
is waarschijnlijker dat ze worden opgewekt door gebeurtenissen die op een of andere
manier congruent zijn met de onderliggende schema’s in lijn met het diathese-
stressmodel.
Kritiek op het cognitieve model: het model heeft de afgelopen decennia aan kritiek
en daaropvolgende aanpassingen blootgestaan, wat in veel gevallen tot een veel
ingewikkelder model heeft geleid. Een uitzondering is het model dat Steve Hollon,
leerling van Beck en inmiddels is uitgegroeid tot een van de meest gerenommeerde
onderzoekers op het gebied, propageert in de behandeling
van depressie.
Hollon benadrukt dat we eigenlijk niet goed
kunnen onderscheiden welk proces nu
precies begint: bij de gedachten, het
gedrag, het gevoel of zelfs fysiologische
processen. Het maakt niet zoveel
uit, is zijn betoog. Als je maar in de
gaten houdt dat alles met elkaar in
verband staat en dat de verandering
van het ene waarschijnlijk ook een
verandering op andere gebieden tot
gevolg heeft. Het model lijkt daarmee
op het bio psychosociaal model, waarin
alle niveaus onderling zijn verbonden,
waardoor een disfunctie of stoornis zich
niet tot één gebied laat beperken. De
mogelijkheden tot verandering van
, depressieve klachten wordt uitgebreid. Het maakt niet zoveel uit of je met de
gedachten of het gedrag begint, want uiteindelijk hangen al deze processen samen. Lukt
het niet via de ene ingang, dan probeer je het via een andere ingang. De ervaring leert
dat patiënten dit een bijzonder verhelderend en hoopgevend model vinden, dat vaak
goed aansluit bij de beleving van de depressieve klachten.
Centrale interventies
Voorbeelden weten van de verschillende interventies, eventueel met
voorbeeldvragen. Als t maar voor jezelf duidelijk is.
De kern van de therapieën, en kort de verwarring
1. Rationale
Het formuleren van de rationale van de behandeling en de introductie in het cognitieve
model zijn het startpunt van de CT. De therapeut benadrukt het belang van de
sessiestructuur, door die structuur al in het eerste gesprek aan te brengen, zodat de
patiënt er vertrouwd mee raakt. Door uitvoerig stil te staan bij de rationale en het
cognitieve model socialiseert de therapeut de patiënt aan de therapie. Tijdens deze
eerste sessies wordt een holistisch model uitgewerkt, waarin problemen, actuele
levensomstandigheden, persoonlijkheidskenmerken en de
ontwikkelingsgeschiedenis van de patiënt met elkaar in verband worden gebracht.
2. Sessiestructuur en huiswerk
Beck hamert op het belang van een duidelijke sessiestructuur en het maken van huiswerk
tussen de sessies. De basisstructuur ziet er als volgt uit:
-Korte update (hoe gaat het nu?) en het bepalen van de stemming (Hoe voel je je nu?), bij
voorkeur met de Beck Depression Inventory die als thermometer wordt gebruikt.
-Een brug aken naar de vorige sessie, het liefst met behulp van notities die de patiënt zelf
heeft gemaakt.
-Het bepalen van de agenda, waarbij de therapeut en de patiënt agendapunten
aandragen
-Huiswerk bekijken
-Bespreken van de punten op de agenda
-Opstellen van nieuw huiswerk
-De afsluiting met een samenvatting van de sessie en feedback van de patiënt op de
sessie.
3. Gedragsmatige activatie
De gedragsmatige activatie heeft een belangrijke rol binnen CT voor depressie, vooral
aan het begin. De patiënt wordt gevraagd om zijn activiteiten te registreren, evenals
het effect op de stemming en de mate van plezier en voldoening. Dan wordt
gekeken of het activiteiten patroon veranderd kan worden, en wat het effect daarvan
vervolgens i: meer plezierige activiteiten, minder vervelende verplichtingen, meer tijd
voor jezelf, minder tijd omwille van anderen, meer lichaamsbeweging, van wandelen tot
aan sporten, is altijd aan te raden en kan soms grote effecten hebben op de stemming.
4. Cognitieve uitdagingen of exploraties
Een centraal onderdeel in de therapie is het identificeren en veranderen van de
negatieve stemmingsgerelateerde gedachten die patiënten hebben.
1. Aandacht besteed aan hoe gedachten zich manifesteren. De kerngedachte voor het
opsporen van automatische gedachten is: ‘Wat ging er door je hoofd?’. Met name
plotselinge stemmingswisselingen tijdens de sessie lenen zich goed voor deze vraag: in
veel gevallen gaan stemmingswisselingen gepaard met zogeheten hot cognitions,
stemmingsgerelateerde gedachten met een hoge emotionele belasting.
2. Patiënt wordt gevraagd dit soort negatieve gedachten als huiswerk op te schrijven,
Leerdoel 1. Wat is cognitieve therapie?
De geschiedenis van de cognitieve therapie begint aan het einde van de jaren ’50, als
Aaron T. Beck zijn cognitieve theorie formuleert.
CT is een informatieverwerkingsmodel. Het komt erop neer dat de verwerking van
externe stimuli verstoord is, waardoor de beleving van die stimuli door het individu vaak
op een negatieve manier wordt ingekleurd, resulterend in negatieve gedachten.
De basis voor die verstoring wordt gevormd door disfunctionele overtuigingen en
assumpties die weer verankerd zijn in stabiele kennisstructuren, schema’s genaamd.
Schema’s kunnen geactiveerd worden door externe gebeurtenissen, waarna de
verstoorde informatieverwerking op gang komt. Disfunctionele schema’s zijn de
onderliggende kwetsbaarheidsfactor die onder bepaalde omstandigheden een depressie
kan veroorzaken.
Beck beschrijft hoe de spontane, automatische gedachten van depressieve patiënten te
veranderen zijn door de onderliggende overtuigingen en schema’s te veranderen,
en dat die veranderingen leiden tot een afname van de depressieve symptomen.
Verschillende fasen van cognitieve therapie
2e fase: uitdagen of exploreren van deze gedachte
3e fase: patiënt meer inzicht krijgt in de onderliggende assumpties
Definities schema’s, cognitie etc. weten
Kernconcepten
Beck gaat ervan uit dat de prikkels of stimuli vanuit een bepaalde situatie of omgeving
automatische gedachten opwekken. Automatische gedachten zijn spontane gedachten
of invallen die in ons hoofd rondspoken, vaak zonder dat we ervan bewust zijn.
Automatisch wil zeggen dat die gedachten spontaan lijken op te duiken, zonder dat we
er ons best voor doen. De automatische gedachten bij depressieve patiënten is
negatie gekleurd en geven ze een vertekend beeld van de werkelijkheid.
,Bv. Vincent onze depressieve hoofdpersoon, loopt een aantal collega’s tegen het lijf,
waarvan hij er eentje goed kent. Deze persoon groet hem echter niet in het voorbijgaan,
in tegenstelling tot die anderen. De eerste gedachte die door Vincents hoofd spookt is; zie
je wel, hij mag me niet. Volgens Beck staat deze gedachte aan het begin van een cascade
van reacties. Vincents stemming zakt meteen, hij slaat zijn ogen neer en loopt met
bedrukte schouders verder. De ontmoeting blijft hem de rest van de middag dwarszitten.
De gedachte dat hij niet wordt gewaardeerd of zelfs stom wordt gevonden, blijft maar
terugkeren en elke keer merkt hij dat zijn stemming daalt.
Centraal in de cognitieve theorie stat de aanname dat de interpretatie van de situatie
systematisch vertekend is. Volgens Beck zijn het vooral (vroege) levensgebeurtenissen
die de onderliggende kennisstructuren vormen waarin onze overtuigingen en
verwachtingen zijn vastgelegd, en die wij gebruiken om de wereld te begrijpen.
Deze scenario’s of schema’s bevatten rudimentaire (onontwikkelde) ideeën
over onszelf, de wereld en de toekomst =COGNITIEVE TRIADE
Volgens Beck wordt depressie gekenmerkt door drie negatief gekleurde hoofdthema’s
die in schema’s zijn verankerd en in wezen de basis vormen voor de depressie: de diep
gevoelde overtuiging dat men hulpeloos, waardeloos en/of onbeminnelijk
(hopeloos) hoort ook bij de cognitieve triade.
Onderliggende assumpties: bepaalde regels die wij vormen om de wereld te begrijpen.
Bv. ‘als iemand die ik ken mij niet groet, betekent dit dat die ander mij afwijst.’
Deze assumpties zijn te herkennen aan de als-dan vorm die ze vaak aannemen.
Schema’s en assumpties leiden weer tot coping gedrag waarmee het individu probeert
houvast te krijgen op de situatie.
Overigens is het niet zo dat schema’s en overtuigingen te allen tijde geactiveerd zijn. Het
is waarschijnlijker dat ze worden opgewekt door gebeurtenissen die op een of andere
manier congruent zijn met de onderliggende schema’s in lijn met het diathese-
stressmodel.
Kritiek op het cognitieve model: het model heeft de afgelopen decennia aan kritiek
en daaropvolgende aanpassingen blootgestaan, wat in veel gevallen tot een veel
ingewikkelder model heeft geleid. Een uitzondering is het model dat Steve Hollon,
leerling van Beck en inmiddels is uitgegroeid tot een van de meest gerenommeerde
onderzoekers op het gebied, propageert in de behandeling
van depressie.
Hollon benadrukt dat we eigenlijk niet goed
kunnen onderscheiden welk proces nu
precies begint: bij de gedachten, het
gedrag, het gevoel of zelfs fysiologische
processen. Het maakt niet zoveel
uit, is zijn betoog. Als je maar in de
gaten houdt dat alles met elkaar in
verband staat en dat de verandering
van het ene waarschijnlijk ook een
verandering op andere gebieden tot
gevolg heeft. Het model lijkt daarmee
op het bio psychosociaal model, waarin
alle niveaus onderling zijn verbonden,
waardoor een disfunctie of stoornis zich
niet tot één gebied laat beperken. De
mogelijkheden tot verandering van
, depressieve klachten wordt uitgebreid. Het maakt niet zoveel uit of je met de
gedachten of het gedrag begint, want uiteindelijk hangen al deze processen samen. Lukt
het niet via de ene ingang, dan probeer je het via een andere ingang. De ervaring leert
dat patiënten dit een bijzonder verhelderend en hoopgevend model vinden, dat vaak
goed aansluit bij de beleving van de depressieve klachten.
Centrale interventies
Voorbeelden weten van de verschillende interventies, eventueel met
voorbeeldvragen. Als t maar voor jezelf duidelijk is.
De kern van de therapieën, en kort de verwarring
1. Rationale
Het formuleren van de rationale van de behandeling en de introductie in het cognitieve
model zijn het startpunt van de CT. De therapeut benadrukt het belang van de
sessiestructuur, door die structuur al in het eerste gesprek aan te brengen, zodat de
patiënt er vertrouwd mee raakt. Door uitvoerig stil te staan bij de rationale en het
cognitieve model socialiseert de therapeut de patiënt aan de therapie. Tijdens deze
eerste sessies wordt een holistisch model uitgewerkt, waarin problemen, actuele
levensomstandigheden, persoonlijkheidskenmerken en de
ontwikkelingsgeschiedenis van de patiënt met elkaar in verband worden gebracht.
2. Sessiestructuur en huiswerk
Beck hamert op het belang van een duidelijke sessiestructuur en het maken van huiswerk
tussen de sessies. De basisstructuur ziet er als volgt uit:
-Korte update (hoe gaat het nu?) en het bepalen van de stemming (Hoe voel je je nu?), bij
voorkeur met de Beck Depression Inventory die als thermometer wordt gebruikt.
-Een brug aken naar de vorige sessie, het liefst met behulp van notities die de patiënt zelf
heeft gemaakt.
-Het bepalen van de agenda, waarbij de therapeut en de patiënt agendapunten
aandragen
-Huiswerk bekijken
-Bespreken van de punten op de agenda
-Opstellen van nieuw huiswerk
-De afsluiting met een samenvatting van de sessie en feedback van de patiënt op de
sessie.
3. Gedragsmatige activatie
De gedragsmatige activatie heeft een belangrijke rol binnen CT voor depressie, vooral
aan het begin. De patiënt wordt gevraagd om zijn activiteiten te registreren, evenals
het effect op de stemming en de mate van plezier en voldoening. Dan wordt
gekeken of het activiteiten patroon veranderd kan worden, en wat het effect daarvan
vervolgens i: meer plezierige activiteiten, minder vervelende verplichtingen, meer tijd
voor jezelf, minder tijd omwille van anderen, meer lichaamsbeweging, van wandelen tot
aan sporten, is altijd aan te raden en kan soms grote effecten hebben op de stemming.
4. Cognitieve uitdagingen of exploraties
Een centraal onderdeel in de therapie is het identificeren en veranderen van de
negatieve stemmingsgerelateerde gedachten die patiënten hebben.
1. Aandacht besteed aan hoe gedachten zich manifesteren. De kerngedachte voor het
opsporen van automatische gedachten is: ‘Wat ging er door je hoofd?’. Met name
plotselinge stemmingswisselingen tijdens de sessie lenen zich goed voor deze vraag: in
veel gevallen gaan stemmingswisselingen gepaard met zogeheten hot cognitions,
stemmingsgerelateerde gedachten met een hoge emotionele belasting.
2. Patiënt wordt gevraagd dit soort negatieve gedachten als huiswerk op te schrijven,