Samenvatting natuur toets
Hoofdstuk 2: ontstaan van leven (paragraaf 2.4)
Darwin beschreef in zijn evolutietheorie het ontstaan van leven als een
proces waarbij organismen veranderen en nieuwe soorten kunnen
ontstaan door de aanwezige genetische variatie, voorplanting en
natuurlijke selectie
(het principe dat soorten zich ontwikkelen door natuurlijke selectie)
2.4.1 heelal sterren en planeten
Heelal 13,7 miljard jaar geleden ontstaat door oerknal
hierna sterren en planeten ontstaan (melkwegstelsels)
Snelheid licht 300.000 km per seconde
Hoe bereken je zoiets?
Astronomen of sterrenkundigen werken daarvoor met begrippen als AE
(astronomische eenheid) en lichtjaar
Een lichtjaar is de afstand die licht aflegt in een jaar
2.4.2 ontstaan van de Aarde
Aarde is ruim 6 miljard jaar geleden ontstaan uit gloeiend, kosmisch stof
Er ontstond rond de aarde een hete atmosfeer, er was veel methaangas,
ammoniakgas, waterdamp en waterstofgas. Dit alles stond bloot aan uv-
straling , radioactieve straling en elektrische ontladingen
Volgens Sankar Chatterjee was de aarde toen een ‘kokende heksenketel’
bestaande uit vulkanen die uitbarstten, meteorieten die op de aarde
neerkwamen en hete schadelijke gassen.
Daarna is er afkoeling opgetreden. (waarschijnlijk door een komeet die
een grote ijsklomp was verklaring water op aarde?)
2.4.3 ontstaan leven
Door de straling en ontladingen ontstonden er steeds meer en
ingewikkelder moleculen, die uiteindelijk de basis vormden voor het leven
Die basis wordt gevormd door eiwitten en andere verbindingen met
koolstof, waterstof en zuurstof
Waterstof en zuurstof ook basis voor water
Zonder water is leven op aarde niet mogelijk
Aan de kool-, water- en zuurstofverbindingen konden zich allerlei
elementen zoals fosfor, stikstof en metalen koppelen waardoor
verbindingen met allerlei eigenschappen zich ontwikkelden
,Op een bepaald moment allerlei combinaties van verbindingen in staat
gebleken om zichzelf in stand te houden en te vermenigvuldigen
Ontstaan van leven
2.4.4 kenmerken van leven
Allerlei kenmerken zijn essentieel voor het leven zoals wij dat kennen
Wetenschappers brengen onderscheid aan in levend, dood en levenloos
Organismen groeien en kunnen zich voorplanten, ze scheiden stoffen af,
halen adem, kunnen hun omgeving waarnemen en daarop reageren en
gaan uiteindelijk dood
Doen ze dit niet dan noemen we het levenloos
2.4.5 van cel tot organisme
De cel is het kleinste onderdeel van een organisme dat alle genetische
informatie van dat organisme bevat
Eerste vormen leven bacteriën
Daarna meercellige organismen opgebouwd uit meerdere verschillende
cellen, met verschillende functies, die allemaal hetzelfde DNA bevatten
Alle planten, dieren, schimmels en bacteriën bestaan uit cellen
Een cel bestaat uit een celmembraan, rand om de cel, die het cytoplasma
(inhoud) omgeeft. Door het celmembraan kunnen stoffen in en buiten de
cel uitgewisseld worden. Bij planten, bacteriën en schimmels wordt het
celmembraan nog omgeven door een stevige celwand. Ook daarin zitten
openingen voor de stofwisseling
Dierlijke cellen hebben geen celwand
Het cytoplasma bestaat uit een vloeistof (cytosol) waarin allerlei
celorganen (organellen) drijven
Het belangrijkste celorgaan is de celkern, hier ligt het DNA opgeslagen
Het celorgaan wordt door een eigen membraan gescheiden van het
cytoplasma
Alle eukaryoten (organismen met cellen met een kern) hebben in de
celvloeistof mitochondrien. Deze organellen zorgen voor de verbranding
van suikers
Een plantencel heeft naast mitochondrien ook chloroplasten of
bladgroenkorrels
Deze geven de groene kleur aan planten
Er zijn in plantencellen ook nog andere kleurstoffen (chromoplasten)
aantal beperkt voorbeeld herfst; blad neemt bladgroenstoffen uit het blad
2.4.6 evolutie door natuurlijke selectie
,Evolutie is de geleidelijke ontwikkeling of verandering in populaties door
variatie in erfelijke eigenschappen en natuurlijke selectie
De erfelijke eigenschappen van een organisme krijgt een individu van zijn
ouders, ze zijn opgeborgen in het DNA
Veranderingen in genen, mutaties, bij individuen kunnen ervoor zorgen
dat een dele van de nakomelingen die nieuwe eigenschappen meekrijgt.
Als een nieuwe eigenschap voordelen oplevert (voeding, voorplanting of
veiligheid) dan zullen die nakomelingen een grotere kans hebben op
overleving
Natuurlijke selectie
Organismen met die voordelige eigenschap zullen in het gebied steeds
vaker voorkomen
Over een aantal generaties kunnen die eigenschappen zich zo ontwikkelen
dat er uiteindelijk een nieuwe soort is ontstaan
Nieuwe soort wel nog steeds stukje DNA van voorouder, maar niet meer
zelfde voorplanting
Een soort wordt gedefinieerd als een groep levende organismen met
dezelfde kenmerken die onderling in staat zijn een vruchtbaar nageslacht
te produceren
Als twee organismen zich niet kunnen voorplanten met elkaar, dan
behoren zij tot twee verschillende soorten
2.4.7 Darwin
Charles Darwin verdiepte zich enorm in het ontstaan van soorten en de
variaties binnen een soort
Darwinvinken 1835
Survival of the fittest
De soort die zich het beste kon aanpassen overleeft
Vormen natuurlijke selectie
- Voortplanting
Interseksuele selectie (selectie partner; vrouwtje bepaald mannetjes
uitsloven) en intraseksuele selectie (mannetje strijd om andere
geslacht)
- Gerichte selectie
Selectie gaat een bepaalde kant op
Vb. noordpool dikke vacht, woestijn andersom
Details bepalen de overlevingskansen
- Seizoen aanpassingen
, Per seizoen aanpassen om te overleven
Organismen gaan in winterslaap of trekken weg
- DNA-evolutie
Veranderingen DNA (niet vaak zichtbaar)
Vb. koemelk drinken als eerste (nageslacht fitter)
- Mutaties
Mutaties zijn veranderingen in DNA
Natuurlijke mutaties of door mensen veroorzaakte mutaties
Natuurlijk is spontaan en veelvuldig
Niet levensvatbaar maar er kunnen binnen de soort ook variaties
ontstaan met nieuwe eigenschappen die zich wel doorzetten
2.4.8 evolutietheorie
Evolutietheorie Darwin (1859) houdt in:
- Individuen van elke soort zijn erop gericht zo veel mogelijk
nageslacht te produceren
- Binnen een soort individuen beetje verschillend
- Bij concurrentie tussen individuen binnen een soort, kunnen kleine
verschillen belangrijk worden
- Sommige van die verschillen berusten op erfelijke eigenschappen
- Een erfelijke eigenschap die een individu meer voortplantingssucces
geeft dan zijn soortgenoten, biedt een grotere kans op overleven in
de volgende generatie
- De best aangepaste zal in aantal toenemen
2.4.9 geschiedenis
Het klimaat op aarde is nooit stabiel geweest
Voorbeelden:
- Dino’s
- Zondvloed
- Fossielen
- Uitsterven van soorten
2.4.10 voorbeelden evolutionaire processen
Voorbeelden:
- Eilandentheorie
- Verdringing
- Predatie
- Visvangsttheorie
- Klimaatverandering
- Griepresistentie
- Wedloop
2.4.11 schepping en evolutie
Religies en wetenschap komen niet vaak samen door een deur. Het idee
dat al het leven uit een en dezelfde oorsprong vandaan komt, strookte
Hoofdstuk 2: ontstaan van leven (paragraaf 2.4)
Darwin beschreef in zijn evolutietheorie het ontstaan van leven als een
proces waarbij organismen veranderen en nieuwe soorten kunnen
ontstaan door de aanwezige genetische variatie, voorplanting en
natuurlijke selectie
(het principe dat soorten zich ontwikkelen door natuurlijke selectie)
2.4.1 heelal sterren en planeten
Heelal 13,7 miljard jaar geleden ontstaat door oerknal
hierna sterren en planeten ontstaan (melkwegstelsels)
Snelheid licht 300.000 km per seconde
Hoe bereken je zoiets?
Astronomen of sterrenkundigen werken daarvoor met begrippen als AE
(astronomische eenheid) en lichtjaar
Een lichtjaar is de afstand die licht aflegt in een jaar
2.4.2 ontstaan van de Aarde
Aarde is ruim 6 miljard jaar geleden ontstaan uit gloeiend, kosmisch stof
Er ontstond rond de aarde een hete atmosfeer, er was veel methaangas,
ammoniakgas, waterdamp en waterstofgas. Dit alles stond bloot aan uv-
straling , radioactieve straling en elektrische ontladingen
Volgens Sankar Chatterjee was de aarde toen een ‘kokende heksenketel’
bestaande uit vulkanen die uitbarstten, meteorieten die op de aarde
neerkwamen en hete schadelijke gassen.
Daarna is er afkoeling opgetreden. (waarschijnlijk door een komeet die
een grote ijsklomp was verklaring water op aarde?)
2.4.3 ontstaan leven
Door de straling en ontladingen ontstonden er steeds meer en
ingewikkelder moleculen, die uiteindelijk de basis vormden voor het leven
Die basis wordt gevormd door eiwitten en andere verbindingen met
koolstof, waterstof en zuurstof
Waterstof en zuurstof ook basis voor water
Zonder water is leven op aarde niet mogelijk
Aan de kool-, water- en zuurstofverbindingen konden zich allerlei
elementen zoals fosfor, stikstof en metalen koppelen waardoor
verbindingen met allerlei eigenschappen zich ontwikkelden
,Op een bepaald moment allerlei combinaties van verbindingen in staat
gebleken om zichzelf in stand te houden en te vermenigvuldigen
Ontstaan van leven
2.4.4 kenmerken van leven
Allerlei kenmerken zijn essentieel voor het leven zoals wij dat kennen
Wetenschappers brengen onderscheid aan in levend, dood en levenloos
Organismen groeien en kunnen zich voorplanten, ze scheiden stoffen af,
halen adem, kunnen hun omgeving waarnemen en daarop reageren en
gaan uiteindelijk dood
Doen ze dit niet dan noemen we het levenloos
2.4.5 van cel tot organisme
De cel is het kleinste onderdeel van een organisme dat alle genetische
informatie van dat organisme bevat
Eerste vormen leven bacteriën
Daarna meercellige organismen opgebouwd uit meerdere verschillende
cellen, met verschillende functies, die allemaal hetzelfde DNA bevatten
Alle planten, dieren, schimmels en bacteriën bestaan uit cellen
Een cel bestaat uit een celmembraan, rand om de cel, die het cytoplasma
(inhoud) omgeeft. Door het celmembraan kunnen stoffen in en buiten de
cel uitgewisseld worden. Bij planten, bacteriën en schimmels wordt het
celmembraan nog omgeven door een stevige celwand. Ook daarin zitten
openingen voor de stofwisseling
Dierlijke cellen hebben geen celwand
Het cytoplasma bestaat uit een vloeistof (cytosol) waarin allerlei
celorganen (organellen) drijven
Het belangrijkste celorgaan is de celkern, hier ligt het DNA opgeslagen
Het celorgaan wordt door een eigen membraan gescheiden van het
cytoplasma
Alle eukaryoten (organismen met cellen met een kern) hebben in de
celvloeistof mitochondrien. Deze organellen zorgen voor de verbranding
van suikers
Een plantencel heeft naast mitochondrien ook chloroplasten of
bladgroenkorrels
Deze geven de groene kleur aan planten
Er zijn in plantencellen ook nog andere kleurstoffen (chromoplasten)
aantal beperkt voorbeeld herfst; blad neemt bladgroenstoffen uit het blad
2.4.6 evolutie door natuurlijke selectie
,Evolutie is de geleidelijke ontwikkeling of verandering in populaties door
variatie in erfelijke eigenschappen en natuurlijke selectie
De erfelijke eigenschappen van een organisme krijgt een individu van zijn
ouders, ze zijn opgeborgen in het DNA
Veranderingen in genen, mutaties, bij individuen kunnen ervoor zorgen
dat een dele van de nakomelingen die nieuwe eigenschappen meekrijgt.
Als een nieuwe eigenschap voordelen oplevert (voeding, voorplanting of
veiligheid) dan zullen die nakomelingen een grotere kans hebben op
overleving
Natuurlijke selectie
Organismen met die voordelige eigenschap zullen in het gebied steeds
vaker voorkomen
Over een aantal generaties kunnen die eigenschappen zich zo ontwikkelen
dat er uiteindelijk een nieuwe soort is ontstaan
Nieuwe soort wel nog steeds stukje DNA van voorouder, maar niet meer
zelfde voorplanting
Een soort wordt gedefinieerd als een groep levende organismen met
dezelfde kenmerken die onderling in staat zijn een vruchtbaar nageslacht
te produceren
Als twee organismen zich niet kunnen voorplanten met elkaar, dan
behoren zij tot twee verschillende soorten
2.4.7 Darwin
Charles Darwin verdiepte zich enorm in het ontstaan van soorten en de
variaties binnen een soort
Darwinvinken 1835
Survival of the fittest
De soort die zich het beste kon aanpassen overleeft
Vormen natuurlijke selectie
- Voortplanting
Interseksuele selectie (selectie partner; vrouwtje bepaald mannetjes
uitsloven) en intraseksuele selectie (mannetje strijd om andere
geslacht)
- Gerichte selectie
Selectie gaat een bepaalde kant op
Vb. noordpool dikke vacht, woestijn andersom
Details bepalen de overlevingskansen
- Seizoen aanpassingen
, Per seizoen aanpassen om te overleven
Organismen gaan in winterslaap of trekken weg
- DNA-evolutie
Veranderingen DNA (niet vaak zichtbaar)
Vb. koemelk drinken als eerste (nageslacht fitter)
- Mutaties
Mutaties zijn veranderingen in DNA
Natuurlijke mutaties of door mensen veroorzaakte mutaties
Natuurlijk is spontaan en veelvuldig
Niet levensvatbaar maar er kunnen binnen de soort ook variaties
ontstaan met nieuwe eigenschappen die zich wel doorzetten
2.4.8 evolutietheorie
Evolutietheorie Darwin (1859) houdt in:
- Individuen van elke soort zijn erop gericht zo veel mogelijk
nageslacht te produceren
- Binnen een soort individuen beetje verschillend
- Bij concurrentie tussen individuen binnen een soort, kunnen kleine
verschillen belangrijk worden
- Sommige van die verschillen berusten op erfelijke eigenschappen
- Een erfelijke eigenschap die een individu meer voortplantingssucces
geeft dan zijn soortgenoten, biedt een grotere kans op overleven in
de volgende generatie
- De best aangepaste zal in aantal toenemen
2.4.9 geschiedenis
Het klimaat op aarde is nooit stabiel geweest
Voorbeelden:
- Dino’s
- Zondvloed
- Fossielen
- Uitsterven van soorten
2.4.10 voorbeelden evolutionaire processen
Voorbeelden:
- Eilandentheorie
- Verdringing
- Predatie
- Visvangsttheorie
- Klimaatverandering
- Griepresistentie
- Wedloop
2.4.11 schepping en evolutie
Religies en wetenschap komen niet vaak samen door een deur. Het idee
dat al het leven uit een en dezelfde oorsprong vandaan komt, strookte