Samenvatting Lijst woordenschat (basiskennistest) Frans 1

FRANS BASISKENNIS
WOORDENSCHAT
Je me présente
De familie La famille
De broer Le frère
De zus La sœur
De ouders Les parents
De vader Le père
De papa Le papa
De moeder La mère
De mama La maman
De grootouders Les grands-parents
De grootvader Le grand-père
De grootmoeder La grand-mère
Het kind L’enfant (m)
De baby Le bébé
De zoon Le fils
De dochter La fille
De jongen Le garçon
Het meisje La fille
De man, de mens L’homme (m)
De vrouw, de echtgenote La famme
De oom L’oncle
De tante La tante
De vriend L’ami (m)
De vriend Le copain
De vriendin L’amie (f)
De vriendin La copine
Houden van Aimer
Zich amuseren S’amuser
De naam Le nom
De voornaam Le prénom
De leeftijd L’âge (m)
De persoon La personne
De verjaardag L’anniversaire (m)
…. Jaar zijn Avoir … ans
Zijn Être
Heten S’appeler
Jong Jeune
Oud Vieux/vieille
Bij (een vriend) Chez (un ami)
Ziehier Voici
Ziedaar Voila
De taal La langue
Spreken Parler

,Begrijpen Comprendre
Het Nederlands La néerlandais
Het Frans La Français
Het Engels L’anglais (m)
Snel, vlug Vite
Telefoneren (naar) Téléphoner (à)
De gsm Le portable
De gsm Le GSM
De telefoon Le téléphone
Het apparaat L’appareil (m)
Kennen Connaître
Denken (aan) Penser (à)
De dokter Le docteur
De directeur Le directeur
De directrice La directrice
De leerkracht (m) Le prof
De leerkracht (v) La prof
De politieagent L’agent de police (m)
De collega (m) Le collègue
De collega (v) La collégue
Je travaille à l’école
De school L’école (f)
De klas La classe
De les La leÇon
De leraar Le prof
De lerares La prof
De leerling (m) L’élève (m)
De leerling (f) L’élève (f)
De bank, de lessenaar Le banc
Het bureau Le bureau
Het bord Le tableau
De computer L’ordinateur (m)
De laptop Le (ordinateur) portable
Het schrift Le cahier
Het boek Le livre
Het blad La feuille
De balpen Le stylo
Het potlood Le crayon
De gom La gomme
Het huiswerk Le devoir
Het woord Le mot
De zin La phrase
De tekst Le texte
De bladzijde La page
De oefening L’exercice (m)
De fout La faute

, De directeur Le directeur
De directrice La directrice
Meester Leo Monsieur Leo
Juf leen Madame Leen
Leren Apprendre
Werken Travailler
Doen, maken Faire
Beginnen Commencer
Lezen Lire
Schrijven écrire
Luisteren (naar) Écoute
Horen Entendre
Kijken (naar) Regarder
Zien Voir
Spreken Parler
Zeggen Dire
Vertellen Raconter
Begrijpen Comprendre
Kennen Connaître
Weten Savoir
Denken (aan) Penser (à)
Tellen Compter
vinden trouver
J’adore ma ville
Het adres L’adresse (f)
De straat La rue
Het plein La place
De hoek Le coin
De meter Le mètre
De kilometer Le kilomètre
Het nummer Le numméro
Het appartement L’appartement (m)
Het huis La maison
Het gebouw Le batîment
De school L’école (f)
Het ziekenhuis L’hôpital (m)
Het café Le café
De bank La banque
De bioscoop Le cinéma
De winkel Le magasin
Het restaurant Le restaurant
Het zwembad La picine
De kerk L’église (f)
De bakkerij La boulangerie
De slagerij La boucherie
De buurman Le voisin