✅ 1. Draagstructuur: functies en eisen
(Algemeen leerdoel 1)
Mogelijke vragen:
1. Wat zijn de hoofdfuncties van een draagconstructie?
1. Hoofdfuncties van een draagconstructie
Overbrengen van belastingen naar de fundering.
Zorgen voor stabiliteit van het bouwwerk.
Begrenzen van vervormingen (bruikbaarheid).
Waarborgen van veiligheid.
2. Noem drie eisen waaraan een draagstructuur moet voldoen volgens de bouwkunde.
2. Eisen aan een draagstructuur
Sterkte: mag niet bezwijken.
Stabiliteit: mag niet omvallen/knikken.
Stijfheid/Bruikbaarheid: beperkte doorbuiging en trillingen.
Duurzaamheid: lange levensduur.
Robuustheid: geen progressief bezwijken.
3. Leg het verschil uit tussen bruikbaarheidseisen (BGT) en uiterste grenstoestand
(UGT).
3. BGT vs UGT
BGT (Bruikbaarheid): doorbuiging, trillingen, scheurwijdte.
UGT (Uiterste grenstoestand): bezwijken voorkomen (sterkte + stabiliteit).
4. Wat betekent duurzaamheid van een constructie? Noem een voorbeeld.
4. Duurzaamheid
Zorg dat het materiaal niet snel verslechtert (bijv. corrosiebescherming staal).
5. Wat wordt bedoeld met betrouwbaarheid in constructies?
5. Betrouwbaarheid
Constructie moet voldoende veiligheidsmarge hebben tegen falen.
,✅ 2. Basisbegrippen mechanica
(Algemeen leerdoel 2)
Mogelijke vragen:
1. Definieer: kracht, moment, spanning, vervorming.
1. Definities
Kracht (F): interactie die een versnelling of vervorming veroorzaakt.
Moment (M): draai-effect van een kracht (M = F·l).
Spanning (σ): kracht per oppervlakte (σ = F/A).
Vervorming (ε): relatieve lengteverandering (ΔL/L).
2. Wat is het verschil tussen trekspanning en drukkspanning?
2. Trek vs druk
Trek: vezels worden uit elkaar getrokken.
Druk: vezels worden samengedrukt.
3. Wat is de elasticiteitsmodulus en wat zegt het over een materiaal?
3. Elasticiteitsmodulus (E)
Mate van stijfheid: hoe hoger E, hoe minder vervorming bij eenzelfde spanning.
4. Leg uit wat buigspanning is en noem de formule.
4. Buigspanning
M
σ=
W
waar W = weerstandsmoment.
5. Wat is het verschil tussen statische en dynamische belasting?
5. Statisch vs dynamisch
Statisch: langzaam veranderende belasting (eigen gewicht).
Dynamisch: snel wisselend (windstoten, trillingen).
6. Wat is een determinatische en onbepaalde constructie?
6. Determinatisch vs hyperstatisch
Determinatisch: evenwichtsvergelijkingen zijn voldoende.
, Hyperstatisch: extra materiaalrelaties nodig (onbepaalde constructie).
✅ 3. Uitwendig evenwicht / reactiekrachten / opleggingen
(Algemeen leerdoel 3)
Mogelijke vragen:
1. Noem de drie evenwichtsvergelijkingen in 2D.
1. Evenwichtsvergelijkingen
∑ F x =0 , ∑ F y =0 , ∑ M =0
2. Leg uit wat een roloplegging, vaste oplegging en inklemming doen.
2. Opleggingen
Rol: 1 reactie (verticaal).
Scharnier: 2 reacties (horizontaal + verticaal).
Inklemming: 3 reacties (Fx, Fy, M).
3. Waarom kan een inklemming geen verplaatsing of rotatie toelaten?
3. Waarom laat een inklemming geen rotatie toe?
Omdat hij moment kan opnemen → rotatie verhinderd.
4. Wat gebeurt er als er meer oplegpunten zijn dan nodig (hyperstatisch)?
4. Hyperstatisch
Meer opleggingen dan nodig → extra onbekenden → niet oplosbaar met alleen evenwicht.
5. Hoe bepaal je oplegreacties bij een eenvoudig opgelegde balk?
5. Oplegreacties bij enkel opgelegde balk
Som van momenten = 0 en som van krachten = 0 → twee reacties.
✅ 4. Belastingsoorten en belastingcombinaties (incl. UGT/BGT)
(Algemene leerdoelen 1, 4)
Mogelijke vragen:
(Algemeen leerdoel 1)
Mogelijke vragen:
1. Wat zijn de hoofdfuncties van een draagconstructie?
1. Hoofdfuncties van een draagconstructie
Overbrengen van belastingen naar de fundering.
Zorgen voor stabiliteit van het bouwwerk.
Begrenzen van vervormingen (bruikbaarheid).
Waarborgen van veiligheid.
2. Noem drie eisen waaraan een draagstructuur moet voldoen volgens de bouwkunde.
2. Eisen aan een draagstructuur
Sterkte: mag niet bezwijken.
Stabiliteit: mag niet omvallen/knikken.
Stijfheid/Bruikbaarheid: beperkte doorbuiging en trillingen.
Duurzaamheid: lange levensduur.
Robuustheid: geen progressief bezwijken.
3. Leg het verschil uit tussen bruikbaarheidseisen (BGT) en uiterste grenstoestand
(UGT).
3. BGT vs UGT
BGT (Bruikbaarheid): doorbuiging, trillingen, scheurwijdte.
UGT (Uiterste grenstoestand): bezwijken voorkomen (sterkte + stabiliteit).
4. Wat betekent duurzaamheid van een constructie? Noem een voorbeeld.
4. Duurzaamheid
Zorg dat het materiaal niet snel verslechtert (bijv. corrosiebescherming staal).
5. Wat wordt bedoeld met betrouwbaarheid in constructies?
5. Betrouwbaarheid
Constructie moet voldoende veiligheidsmarge hebben tegen falen.
,✅ 2. Basisbegrippen mechanica
(Algemeen leerdoel 2)
Mogelijke vragen:
1. Definieer: kracht, moment, spanning, vervorming.
1. Definities
Kracht (F): interactie die een versnelling of vervorming veroorzaakt.
Moment (M): draai-effect van een kracht (M = F·l).
Spanning (σ): kracht per oppervlakte (σ = F/A).
Vervorming (ε): relatieve lengteverandering (ΔL/L).
2. Wat is het verschil tussen trekspanning en drukkspanning?
2. Trek vs druk
Trek: vezels worden uit elkaar getrokken.
Druk: vezels worden samengedrukt.
3. Wat is de elasticiteitsmodulus en wat zegt het over een materiaal?
3. Elasticiteitsmodulus (E)
Mate van stijfheid: hoe hoger E, hoe minder vervorming bij eenzelfde spanning.
4. Leg uit wat buigspanning is en noem de formule.
4. Buigspanning
M
σ=
W
waar W = weerstandsmoment.
5. Wat is het verschil tussen statische en dynamische belasting?
5. Statisch vs dynamisch
Statisch: langzaam veranderende belasting (eigen gewicht).
Dynamisch: snel wisselend (windstoten, trillingen).
6. Wat is een determinatische en onbepaalde constructie?
6. Determinatisch vs hyperstatisch
Determinatisch: evenwichtsvergelijkingen zijn voldoende.
, Hyperstatisch: extra materiaalrelaties nodig (onbepaalde constructie).
✅ 3. Uitwendig evenwicht / reactiekrachten / opleggingen
(Algemeen leerdoel 3)
Mogelijke vragen:
1. Noem de drie evenwichtsvergelijkingen in 2D.
1. Evenwichtsvergelijkingen
∑ F x =0 , ∑ F y =0 , ∑ M =0
2. Leg uit wat een roloplegging, vaste oplegging en inklemming doen.
2. Opleggingen
Rol: 1 reactie (verticaal).
Scharnier: 2 reacties (horizontaal + verticaal).
Inklemming: 3 reacties (Fx, Fy, M).
3. Waarom kan een inklemming geen verplaatsing of rotatie toelaten?
3. Waarom laat een inklemming geen rotatie toe?
Omdat hij moment kan opnemen → rotatie verhinderd.
4. Wat gebeurt er als er meer oplegpunten zijn dan nodig (hyperstatisch)?
4. Hyperstatisch
Meer opleggingen dan nodig → extra onbekenden → niet oplosbaar met alleen evenwicht.
5. Hoe bepaal je oplegreacties bij een eenvoudig opgelegde balk?
5. Oplegreacties bij enkel opgelegde balk
Som van momenten = 0 en som van krachten = 0 → twee reacties.
✅ 4. Belastingsoorten en belastingcombinaties (incl. UGT/BGT)
(Algemene leerdoelen 1, 4)
Mogelijke vragen: