Strafprocesrecht Collegedictaat
Jurisprudentie Antwoorden
Deel 1: Strafprocesrecht – Algemene Beginselen en Fasen
1. Vraag: Noem de vier hoofdfasen van de strafprocedure.
Antwoord: 1. Opsporing, 2. Vervolging, 3. Berechting, 4. Tenuitvoerlegging.
2. Vraag: Wat is het legaliteitsbeginsel in het straf(proces)recht?
Antwoord: Het beginsel dat een feit alleen strafbaar is als dit bij wet tevoren was bepaald (art. 1
Wetboek van Strafrecht) en dat een verdachte alleen kan worden vervolgd op basis van een
wettelijke grondslag (art. 1 Sv).
3. Vraag: Wat is het opportuniteitsbeginsel?
Antwoord: Het beginsel dat het Openbaar Ministerie (OM) de bevoegdheid heeft om te
beslissen of een strafbaar feit wordt vervolgd. Vervolging is niet verplicht; het OM kan
seponeren (bijv. wegens gebrek aan bewijs of in het kader van het algemeen belang).
4. Vraag: Welke twee hoofdtypen van sepot kent het opportuniteitsbeginsel?
Antwoord: 1. Technisch sepot (bijv. gebrek aan bewijs), 2. Beleidssepot (om redenen van
algemeen belang).
5. Vraag: Wat is het ne bis in idem-beginsel?
Antwoord: Een persoon mag niet tweemaal voor hetzelfde feit worden vervolgd (art. 68 Sv). Dit
is een fundamenteel recht dat onder meer is vastgelegd in artikel 4 van Protocol 7 bij het EVRM.
6. Vraag: Wat is het verschil tussen een verdachte en een beklaagde?
Antwoord: Een verdachte is iemand tegen wie een redelijk vermoeden van schuld bestaat in de
opsporingsfase. Een beklaagde is de persoon tegen wie een dagvaarding is uitgebracht en de
strafzaak bij de rechter aanhangig is gemaakt.
7. Vraag: Wat is het doel van de strafvordering?
Antwoord: Het vaststellen of een verdachte strafrechtelijk kan worden gestraft voor een hem
ten laste gelegd feit, en zo ja, welke straf of maatregel moet worden opgelegd.
8. Vraag: Noem drie rechten van een verdachte tijdens politieverhoor.
Antwoord: 1. Het zwijgrecht (art. 29 Sv), 2. Het recht op bijstand van een raadsman (art. 40 Sv),
3. Het recht om te worden geïnformeerd over de aard van het verdenking.
9. Vraag: Wat is een dwangmiddel? Geef twee voorbeelden.
Antwoord: Een maatregel die de persoonlijke vrijheid of rechten van een verdachte inperkt ten
,behoeve van het onderzoek. Voorbeelden: aanhouding, inverzekeringstelling, voorlopige
hechtenis, huiszoeking.
10. Vraag: Wat is het proportionaliteitsbeginsel bij het gebruik van dwangmiddelen?
Antwoord: Het vereiste dat de inbreuk op de rechten van de verdachte niet zwaarder mag zijn
dan nodig is voor het doel van het onderzoek.
Deel 2: Opsporing en Dwangmiddelen
11. Vraag: Welke instantie is primair verantwoordelijk voor de opsporing?
Antwoord: Het Openbaar Ministerie (OM) geeft leiding aan de opsporing. De politie voert de
opsporing uit in opdracht van het OM.
12. Vraag: Wat is het verschil tussen een aanhouding en een inverzekeringstelling?
Antwoord: Een aanhouding is het korte tijd vasthouden van een persoon (max. 6 uur) op
heterdaad of op basis van een aanhoudingsbevel. Inverzekeringstelling (IVS) is de volgende fase
(max. 3 dagen, met verlengingsmogelijkheid) om verdere verhoren te houden en het onderzoek
te voeren.
13. Vraag: Wat zijn de voorwaarden voor een rechtmatige aanhouding?
Antwoord: Er moet sprake zijn van heterdaad (art. 53 Sv) of een aanhoudingsbevel van de
officier van justitie (art. 54 Sv). Er moet een redelijk vermoeden van schuld zijn.
14. Vraag: Wat is het doel van voorlopige hechtenis?
Antwoord: Het voorkomen dat de verdachte zal vluchten, het onderzoek zal verstoren of
nieuwe strafbare feiten zal plegen (art. 67a Sv).
15. Vraag: Noem twee gronden waarop de rechter-commissaris voorlopige hechtenis kan
bevelen.
Antwoord: 1. Een ernstig vluchtgevaar, 2. Een gegrond vermoeden dat de verdachte het
onderzoek zal verstoren.
16. Vraag: Wat is een huiszoeking (art. 96 Sv)?
Antwoord: Een dwangmiddel waarbij een plaats wordt binnengedrongen tegen de wil van de
bewoner, met het doel om sporen van een strafbaar feit te vinden.
17. Vraag: Wat is het verschil tussen een huiszoeking en een fouillering?
Antwoord: Een huiszoeking heeft betrekking op een plaats (bijv. een woning).
Een fouillering (visitatio corporis) is een onderzoek aan het lichaam van een persoon (art. 105
Sv).
,18. Vraag: Wat is het "beslagverbod" en welke uitzonderingen zijn er?
Antwoord: Het verbod om beslag te leggen op bepaalde voorwerpen, zoals vertrouwelijke
communicatie tussen verdachte en zijn raadsman (art. 98 Sv). Een uitzondering is mogelijk als
de stukken niet als vertrouwelijk kunnen worden aangemerkt (bijv. een planning voor een
overval).
19. Vraag: Wat is een telefoontap? Onder welk wettelijk artikel valt dit?
Antwoord: Het aftappen van telecommunicatie (bijv. telefoon, internet). Dit is geregeld in de
Wet op de bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wbho), welke in het Sv is geïntegreerd (art.
126m e.v. Sv).
20. Vraag: Wat is de rol van de rechter-commissaris in de opsporingsfase?
Antwoord: De rechter-commissaris is een onafhankelijke rechter die toezicht houdt op het
gebruik van de zwaarste dwangmiddelen. Hij behandelt verzoeken voor voorlopige hechtenis,
beveelt huiszoekingen en leidt het gerechtelijk vooronderzoek.
Deel 3: Bewijsrecht
21. Vraag: Wat is het verschil tussen bewijzen en aanwijzingen?
Antwoord: Aanwijzingen zijn feiten of omstandigheden die een vermoeden van schuld doen
ontstaan. Bewijs is het geheel van aanwijzingen dat voor de rechter de overtuiging vormt van
de schuld van de verdachte.
22. Vraag: Wat is het bewijsmiddel "verklaring van een getuige"?
Antwoord: Een mondelinge of schriftelijke verklaring van een persoon die niet verdachte is,
over feiten of omstandigheden die voor de zaak van belang zijn.
23. Vraag: Wat is het bewijsmiddel "verklaring van de verdachte"?
Antwoord: De mededelingen die de verdachte doet over het ten laste gelegde feit. Dit kan
zowel een bekentenis als een ontkenning zijn.
24. Vraag: Wat is een deskundigenrapport?
Antwoord: Een schriftelijk verslag van een onafhankelijke deskundige (bijv. een psychiater of
forensisch onderzoeker) die op basis van zijn vakkennis een oordeel geeft over bepaalde feiten
in de zaak.
25. Vraag: Wat is de "vrije bewijsleer" in het Nederlandse strafprocesrecht?
Antwoord: Het beginsel dat alle soorten bewijs in principe toelaatbaar zijn, tenzij de wet anders
bepaalt. De rechter is vrij in zijn bewijsovertuiging (art. 338 Sv).
, 26. Vraag: Noem twee uitzonderingen op de vrije bewijsleer (onrechtmatig verkregen bewijs).
Antwoord: 1. Bewijs verkregen door schending van een fundamenteel rechtsbeginsel (bijv.
marteling). 2. Bewijs verkregen met een ernstige procedurefout waar de wet een sanctie aan
verbindt (bijv. schending van het advocatencontactuur, art. 36a Sv).
27. Vraag: Wat is het "nemo-teneturbeginsel"?
Antwoord: Het beginsel dat niemand verplicht is mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
Hieruit vloeit het zwijgrecht van de verdachte voort.
28. Vraag: Wat is de "plaatstoezicht- en opnamebeslissing" van de Hoge Raad?
Antwoord: HR 30 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX1471. De Hoge Raad oordeelde dat verborgen
camera's in een bedrijfsruimte (niet-woning) in beginsel zijn toegestaan, mits aan de
proportionaliteitseisen is voldaan.
29. Vraag: Wat is de strekking van het "Schut-arrest"?
Antwoord: HR 19 januari 1960, NJ 1960, 175. Een bekentenis alleen is onvoldoende voor een
veroordeling. Er moet aanvullende bewijsgeving zijn (corroboratie) die de waarheid van de
bekentenis ondersteunt.
30. Vraag: Wat is de "Puttense Moord"-jurisprudentie over getuigenverklaringen?
Antwoord: HR 22 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM8137. De Hoge Raad benadrukte dat bij
anonieme getuigenverklaringen de verdedigingsrechten van de verdachte zo veel mogelijk
moeten zijn gewaarborgd en dat de rechter zeer zorgvuldig moet motiveren waarom hij aan die
verklaringen bewijskracht toekent.
Deel 4: Rol van de Verdachte en Verdediging
31. Vraag: Wat is het recht op toegang tot een raadsman?
Antwoord: Het recht van een verdachte om vanaf het moment van aanhouding contact te
hebben met een advocaat (art. 40 Sv).
32. Vraag: Wat is het advocatencontactuur?
Antwoord: Het recht van een verdachte die in verzekering is gesteld, om voorafgaand aan het
politieverhoor een half uur ongehoor met zijn advocaat te spreken (art. 40, lid 2 Sv).
33. Vraag: Wat is de sanctie op het schenden van het advocatencontactuur?
Antwoord: De verklaringen die de verdachte tijdens het verhoor dat hierop volgt, aflegt, zijn in
principe niet als bewijs tegen hem gebruikt mogen worden (art. 36a Sv).
34. Vraag: Wat is het verschil tussen een pro-deo advocaat en een eigen keuze-advocaat?
Antwoord: Een pro-deo advocaat wordt toegewezen en betaald door de overheid als de
Jurisprudentie Antwoorden
Deel 1: Strafprocesrecht – Algemene Beginselen en Fasen
1. Vraag: Noem de vier hoofdfasen van de strafprocedure.
Antwoord: 1. Opsporing, 2. Vervolging, 3. Berechting, 4. Tenuitvoerlegging.
2. Vraag: Wat is het legaliteitsbeginsel in het straf(proces)recht?
Antwoord: Het beginsel dat een feit alleen strafbaar is als dit bij wet tevoren was bepaald (art. 1
Wetboek van Strafrecht) en dat een verdachte alleen kan worden vervolgd op basis van een
wettelijke grondslag (art. 1 Sv).
3. Vraag: Wat is het opportuniteitsbeginsel?
Antwoord: Het beginsel dat het Openbaar Ministerie (OM) de bevoegdheid heeft om te
beslissen of een strafbaar feit wordt vervolgd. Vervolging is niet verplicht; het OM kan
seponeren (bijv. wegens gebrek aan bewijs of in het kader van het algemeen belang).
4. Vraag: Welke twee hoofdtypen van sepot kent het opportuniteitsbeginsel?
Antwoord: 1. Technisch sepot (bijv. gebrek aan bewijs), 2. Beleidssepot (om redenen van
algemeen belang).
5. Vraag: Wat is het ne bis in idem-beginsel?
Antwoord: Een persoon mag niet tweemaal voor hetzelfde feit worden vervolgd (art. 68 Sv). Dit
is een fundamenteel recht dat onder meer is vastgelegd in artikel 4 van Protocol 7 bij het EVRM.
6. Vraag: Wat is het verschil tussen een verdachte en een beklaagde?
Antwoord: Een verdachte is iemand tegen wie een redelijk vermoeden van schuld bestaat in de
opsporingsfase. Een beklaagde is de persoon tegen wie een dagvaarding is uitgebracht en de
strafzaak bij de rechter aanhangig is gemaakt.
7. Vraag: Wat is het doel van de strafvordering?
Antwoord: Het vaststellen of een verdachte strafrechtelijk kan worden gestraft voor een hem
ten laste gelegd feit, en zo ja, welke straf of maatregel moet worden opgelegd.
8. Vraag: Noem drie rechten van een verdachte tijdens politieverhoor.
Antwoord: 1. Het zwijgrecht (art. 29 Sv), 2. Het recht op bijstand van een raadsman (art. 40 Sv),
3. Het recht om te worden geïnformeerd over de aard van het verdenking.
9. Vraag: Wat is een dwangmiddel? Geef twee voorbeelden.
Antwoord: Een maatregel die de persoonlijke vrijheid of rechten van een verdachte inperkt ten
,behoeve van het onderzoek. Voorbeelden: aanhouding, inverzekeringstelling, voorlopige
hechtenis, huiszoeking.
10. Vraag: Wat is het proportionaliteitsbeginsel bij het gebruik van dwangmiddelen?
Antwoord: Het vereiste dat de inbreuk op de rechten van de verdachte niet zwaarder mag zijn
dan nodig is voor het doel van het onderzoek.
Deel 2: Opsporing en Dwangmiddelen
11. Vraag: Welke instantie is primair verantwoordelijk voor de opsporing?
Antwoord: Het Openbaar Ministerie (OM) geeft leiding aan de opsporing. De politie voert de
opsporing uit in opdracht van het OM.
12. Vraag: Wat is het verschil tussen een aanhouding en een inverzekeringstelling?
Antwoord: Een aanhouding is het korte tijd vasthouden van een persoon (max. 6 uur) op
heterdaad of op basis van een aanhoudingsbevel. Inverzekeringstelling (IVS) is de volgende fase
(max. 3 dagen, met verlengingsmogelijkheid) om verdere verhoren te houden en het onderzoek
te voeren.
13. Vraag: Wat zijn de voorwaarden voor een rechtmatige aanhouding?
Antwoord: Er moet sprake zijn van heterdaad (art. 53 Sv) of een aanhoudingsbevel van de
officier van justitie (art. 54 Sv). Er moet een redelijk vermoeden van schuld zijn.
14. Vraag: Wat is het doel van voorlopige hechtenis?
Antwoord: Het voorkomen dat de verdachte zal vluchten, het onderzoek zal verstoren of
nieuwe strafbare feiten zal plegen (art. 67a Sv).
15. Vraag: Noem twee gronden waarop de rechter-commissaris voorlopige hechtenis kan
bevelen.
Antwoord: 1. Een ernstig vluchtgevaar, 2. Een gegrond vermoeden dat de verdachte het
onderzoek zal verstoren.
16. Vraag: Wat is een huiszoeking (art. 96 Sv)?
Antwoord: Een dwangmiddel waarbij een plaats wordt binnengedrongen tegen de wil van de
bewoner, met het doel om sporen van een strafbaar feit te vinden.
17. Vraag: Wat is het verschil tussen een huiszoeking en een fouillering?
Antwoord: Een huiszoeking heeft betrekking op een plaats (bijv. een woning).
Een fouillering (visitatio corporis) is een onderzoek aan het lichaam van een persoon (art. 105
Sv).
,18. Vraag: Wat is het "beslagverbod" en welke uitzonderingen zijn er?
Antwoord: Het verbod om beslag te leggen op bepaalde voorwerpen, zoals vertrouwelijke
communicatie tussen verdachte en zijn raadsman (art. 98 Sv). Een uitzondering is mogelijk als
de stukken niet als vertrouwelijk kunnen worden aangemerkt (bijv. een planning voor een
overval).
19. Vraag: Wat is een telefoontap? Onder welk wettelijk artikel valt dit?
Antwoord: Het aftappen van telecommunicatie (bijv. telefoon, internet). Dit is geregeld in de
Wet op de bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wbho), welke in het Sv is geïntegreerd (art.
126m e.v. Sv).
20. Vraag: Wat is de rol van de rechter-commissaris in de opsporingsfase?
Antwoord: De rechter-commissaris is een onafhankelijke rechter die toezicht houdt op het
gebruik van de zwaarste dwangmiddelen. Hij behandelt verzoeken voor voorlopige hechtenis,
beveelt huiszoekingen en leidt het gerechtelijk vooronderzoek.
Deel 3: Bewijsrecht
21. Vraag: Wat is het verschil tussen bewijzen en aanwijzingen?
Antwoord: Aanwijzingen zijn feiten of omstandigheden die een vermoeden van schuld doen
ontstaan. Bewijs is het geheel van aanwijzingen dat voor de rechter de overtuiging vormt van
de schuld van de verdachte.
22. Vraag: Wat is het bewijsmiddel "verklaring van een getuige"?
Antwoord: Een mondelinge of schriftelijke verklaring van een persoon die niet verdachte is,
over feiten of omstandigheden die voor de zaak van belang zijn.
23. Vraag: Wat is het bewijsmiddel "verklaring van de verdachte"?
Antwoord: De mededelingen die de verdachte doet over het ten laste gelegde feit. Dit kan
zowel een bekentenis als een ontkenning zijn.
24. Vraag: Wat is een deskundigenrapport?
Antwoord: Een schriftelijk verslag van een onafhankelijke deskundige (bijv. een psychiater of
forensisch onderzoeker) die op basis van zijn vakkennis een oordeel geeft over bepaalde feiten
in de zaak.
25. Vraag: Wat is de "vrije bewijsleer" in het Nederlandse strafprocesrecht?
Antwoord: Het beginsel dat alle soorten bewijs in principe toelaatbaar zijn, tenzij de wet anders
bepaalt. De rechter is vrij in zijn bewijsovertuiging (art. 338 Sv).
, 26. Vraag: Noem twee uitzonderingen op de vrije bewijsleer (onrechtmatig verkregen bewijs).
Antwoord: 1. Bewijs verkregen door schending van een fundamenteel rechtsbeginsel (bijv.
marteling). 2. Bewijs verkregen met een ernstige procedurefout waar de wet een sanctie aan
verbindt (bijv. schending van het advocatencontactuur, art. 36a Sv).
27. Vraag: Wat is het "nemo-teneturbeginsel"?
Antwoord: Het beginsel dat niemand verplicht is mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
Hieruit vloeit het zwijgrecht van de verdachte voort.
28. Vraag: Wat is de "plaatstoezicht- en opnamebeslissing" van de Hoge Raad?
Antwoord: HR 30 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX1471. De Hoge Raad oordeelde dat verborgen
camera's in een bedrijfsruimte (niet-woning) in beginsel zijn toegestaan, mits aan de
proportionaliteitseisen is voldaan.
29. Vraag: Wat is de strekking van het "Schut-arrest"?
Antwoord: HR 19 januari 1960, NJ 1960, 175. Een bekentenis alleen is onvoldoende voor een
veroordeling. Er moet aanvullende bewijsgeving zijn (corroboratie) die de waarheid van de
bekentenis ondersteunt.
30. Vraag: Wat is de "Puttense Moord"-jurisprudentie over getuigenverklaringen?
Antwoord: HR 22 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM8137. De Hoge Raad benadrukte dat bij
anonieme getuigenverklaringen de verdedigingsrechten van de verdachte zo veel mogelijk
moeten zijn gewaarborgd en dat de rechter zeer zorgvuldig moet motiveren waarom hij aan die
verklaringen bewijskracht toekent.
Deel 4: Rol van de Verdachte en Verdediging
31. Vraag: Wat is het recht op toegang tot een raadsman?
Antwoord: Het recht van een verdachte om vanaf het moment van aanhouding contact te
hebben met een advocaat (art. 40 Sv).
32. Vraag: Wat is het advocatencontactuur?
Antwoord: Het recht van een verdachte die in verzekering is gesteld, om voorafgaand aan het
politieverhoor een half uur ongehoor met zijn advocaat te spreken (art. 40, lid 2 Sv).
33. Vraag: Wat is de sanctie op het schenden van het advocatencontactuur?
Antwoord: De verklaringen die de verdachte tijdens het verhoor dat hierop volgt, aflegt, zijn in
principe niet als bewijs tegen hem gebruikt mogen worden (art. 36a Sv).
34. Vraag: Wat is het verschil tussen een pro-deo advocaat en een eigen keuze-advocaat?
Antwoord: Een pro-deo advocaat wordt toegewezen en betaald door de overheid als de