Thema 1:
Hoofdstuk 1:
- Loondienst: werk waarbij je voor een baas werkt en loon krijgt voor het werk dat je doet.
- Werkgever: je baas of de organisatie waarbij je in loondienst bent.
- Werknemer: iemand die bij een organisatie in loondienst zit.
Formele en informele arbeid:
- Formele arbeid: is arbeid dat door de overheid wordt geregistreerd en waarover je belasting
betaald.
- Informele arbeid: is ongeregistreerd werk waarover je geen belasting betaald.
- Ondernemen: een eigen bedrijf runnen.
- Zzp’er: iemand met een eigen bedrijf zonder personeel.
o Voordelen: eigen tijd indelen, geen rekening houden met collega’s, zelf kiezen wat
voor werk je doet, door thuiswerken reistijd en kosten besparen en winst is voor
jezelf.
o Nadelen: privétijd en werktijd lopen in elkaar over, geen contact met collega’s, veel
administratie, zelf werkplek en vervoer etc. regelen en wisselende inkomsten en zelf
pensioen en verzekeringen regelen.
- Stage: werk dat je tijdens je opleiding doet om praktijkervaring op te doen.
- Vrijwilligerswerk: onbetaald werk waarmee je een bijdrage levert aan je omgeving of de
samenleving.
Verschillende redenen om te willen werken:
- Geld
- Sociaal contact
- Structuur: in je leven
- Jezelf ontwikkelen
- Betekenis: werk geeft mensen een nuttig gevoel
Belang van werk:
- Producten maken en diensten leveren
- Belasting: een verplichte bijdrage die burgers en bedrijven betalen aan de overheid.
- Integratie: van verschillende bevolkingsgroepen.
, Hoofdstuk 2:
Arbeidsomstandigheden: de omstandigheden waaronder je werkt.
Vacature: een openstaande functie waarvoor een bedrijf een werknemer zoekt. (via: sociale media,
vacaturebanken en kranten)
Netwerk: de verzameling contacten die je hebt in je omgeving en je werkveld.
Uitzendbureau: een bedrijf dat bemiddelt tussen mensen die werk zoeken en werkgevers.
Uitzendbureaus koppelen wekzoekenden aan vacatures bij organisaties. Als je werkt via een
uitzendbureau dan ben je een uitzendkracht.
Solliciteren: proberen een baan te krijgen.
Motivatie: een beschrijving van de redenen waarom je solliciteert.
Cv: een document waarin je opsomt wie je bent, welke opleidingen en cursussen je hebt gedaan en
welke werkervaring je hebt.
Sollicitatiegesprek: een gesprek waarin de werkgever beoordeelt of de sollicitant geschikt is voor de
vacature.
Ondernemingsplan: een plan voor het starten van eigen bedrijf.
Kamer van Koophandel: een landelijke organisatie die een register beheert waarin alle in Nederland
gevestigde bedrijven staan geregistreerd.
Hoofdstuk 3:
Arbeidsvoorwaarden: afspraken tussen werkgever en werknemer.
- Primaire arbeidsvoorwaarden: zijn de voorwaarden waarover de werkgever en de
werknemer volgens de wet afspraken moeten maken. (loon, dienstverband, aantal uren)
- Secundaire arbeidsvoorwaarden: zijn extra voorwaarden, zoals afspraken over
reiskostenvergoeding en compensatie voor overwerk.
Brutoloon: het loon dat de werkgever aan de werknemer moet betalen.
Nettoloon: het loon dat de werknemer uiteindelijk krijgt uitbetaald.
Arbeidsovereenkomst: het contract tussen de werkgever en de werknemer.
AO van bepaalde tijd: hierbij staat de tijd van het dienstverband vast.
AO van onbepaalde tijd: hierbij staat geen einddatum vast.
Oproepcontract met voorovereenkomst: heeft de werknemer geen vaste uren.
Nulurencontract: heeft de werknemer ook geen vaste uren.
Min-maxcontract: is een oproepcontract met een minimum en maximum aantal werkuren.
Proeftijd: een afgesproken periode waarin werknemer en werkgever met elkaar kennis kunnen
maken en waarin het contract ontbonden kan worden:
Opzegtermijn: de periode die een werknemer nog moet werken nadat hij ontslag heeft genomen.