1
Een Onderzoek naar de Betrouwbaarheid en Validiteit van de Strengths and Difficulties
Questionnaire
Marieke Braaij
Vrije Universiteit Amsterdam
Meten en Diagnostiek 1
M. IJzerman
31 maart 2024
, 2
Methode betrouwbaarheid
Participanten
In totaal waren er 604 participanten in de steekproef. Hiervan was 50,3% mannelijk
en 49,7% vrouwelijk. De leeftijd varieerde van 8 tot 10,48 jaar (M = 9,07, SD = 0,75).
Meetinstrument
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Strengths and Difficulties Questionnaire
(SDQ) en wordt de betrouwbaarheid van dit instrument gemeten. Deze vragenlijst meet
symptomen van gedrags- en emotionele problemen, maar ook positieve eigenschappen van
een kind. De vragenlijst is ingevuld door de ouders van de kinderen. De versie die is gebruikt
voor dit onderzoek is: “One-sided SDQ for parents or teachers of 4-17 year olds’’ (Goodman,
1997). In totaal bevat de vragenlijst 25 items, die zijn onderverdeeld in vijf subschalen
waaronder de emotionele problemen, hyperactiviteit, gedragsproblemen, problemen met
leeftijdsgenoten en prosociaal gedrag. De antwoorden op de items worden gegeven op basis
van een Likert-schaal, waarbij 0 = “niet waar’’, 1 = “een beetje waar’’ en 2 = “zeker waar’’.
Om de totale score per schaal te berekenen worden de scores van de items bij elkaar opgeteld.
Hoe hoger de opgetelde score, hoe hoger het bepaalde gedrag aanwezig is. In dit verslag zal
alleen de betrouwbaarheid van de totale probleemschaal en twee subschalen worden
onderzocht.
De totale probleemschaal bevat de items uit de volgende subschalen: emotionele
problemen, gedragsproblemen, problemen met leeftijdsgenoten en hyperactiviteit. De schaal
bestaat uit 20 items, waaronder item 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21, 22,
23, 24 en 25. Een voorbeelditem van deze schaal is item 24: “Voor heel veel bang, is snel
angstig’’. De minimumscore van deze schaal is 0 en de maximumscore bedraagt 40.
De subschaal hyperactiviteit bestaat uit item vijf items, waaronder item 2, 10, 15, 21
en 25. Een voorbeelditem van deze schaal is item 15: “Gemakkelijk afgeleid, heeft moeite om
zich te concentreren’’. De minimumscore van deze schaal is 0 en de maximumscore bedraagt
10.
De subschaal prosociaal gedrag bevat vijf items waaronder item 1, 4, 9, 17 en 20. Een
voorbeelditem van deze schaal is item 1: “Houdt rekening met gevoelens van anderen’’. De
minimumscore van deze schaal is 0 en de maximumscore bedraagt 10.
Statistische aanpak
Voorafgaand aan het betrouwbaarheidsonderzoek zijn de items 7, 11, 14, 21 en 25
omgescoord. De inter-item correlatie tussen deze vijf items en de andere items van de totale
probleemschaal was negatief en duidde dus op een tegengestelde vraagstelling. De omscoring
Een Onderzoek naar de Betrouwbaarheid en Validiteit van de Strengths and Difficulties
Questionnaire
Marieke Braaij
Vrije Universiteit Amsterdam
Meten en Diagnostiek 1
M. IJzerman
31 maart 2024
, 2
Methode betrouwbaarheid
Participanten
In totaal waren er 604 participanten in de steekproef. Hiervan was 50,3% mannelijk
en 49,7% vrouwelijk. De leeftijd varieerde van 8 tot 10,48 jaar (M = 9,07, SD = 0,75).
Meetinstrument
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de Strengths and Difficulties Questionnaire
(SDQ) en wordt de betrouwbaarheid van dit instrument gemeten. Deze vragenlijst meet
symptomen van gedrags- en emotionele problemen, maar ook positieve eigenschappen van
een kind. De vragenlijst is ingevuld door de ouders van de kinderen. De versie die is gebruikt
voor dit onderzoek is: “One-sided SDQ for parents or teachers of 4-17 year olds’’ (Goodman,
1997). In totaal bevat de vragenlijst 25 items, die zijn onderverdeeld in vijf subschalen
waaronder de emotionele problemen, hyperactiviteit, gedragsproblemen, problemen met
leeftijdsgenoten en prosociaal gedrag. De antwoorden op de items worden gegeven op basis
van een Likert-schaal, waarbij 0 = “niet waar’’, 1 = “een beetje waar’’ en 2 = “zeker waar’’.
Om de totale score per schaal te berekenen worden de scores van de items bij elkaar opgeteld.
Hoe hoger de opgetelde score, hoe hoger het bepaalde gedrag aanwezig is. In dit verslag zal
alleen de betrouwbaarheid van de totale probleemschaal en twee subschalen worden
onderzocht.
De totale probleemschaal bevat de items uit de volgende subschalen: emotionele
problemen, gedragsproblemen, problemen met leeftijdsgenoten en hyperactiviteit. De schaal
bestaat uit 20 items, waaronder item 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21, 22,
23, 24 en 25. Een voorbeelditem van deze schaal is item 24: “Voor heel veel bang, is snel
angstig’’. De minimumscore van deze schaal is 0 en de maximumscore bedraagt 40.
De subschaal hyperactiviteit bestaat uit item vijf items, waaronder item 2, 10, 15, 21
en 25. Een voorbeelditem van deze schaal is item 15: “Gemakkelijk afgeleid, heeft moeite om
zich te concentreren’’. De minimumscore van deze schaal is 0 en de maximumscore bedraagt
10.
De subschaal prosociaal gedrag bevat vijf items waaronder item 1, 4, 9, 17 en 20. Een
voorbeelditem van deze schaal is item 1: “Houdt rekening met gevoelens van anderen’’. De
minimumscore van deze schaal is 0 en de maximumscore bedraagt 10.
Statistische aanpak
Voorafgaand aan het betrouwbaarheidsonderzoek zijn de items 7, 11, 14, 21 en 25
omgescoord. De inter-item correlatie tussen deze vijf items en de andere items van de totale
probleemschaal was negatief en duidde dus op een tegengestelde vraagstelling. De omscoring