Samenvatting Taal Toets 1 - Boek Portaal
Hoofdstuk 1 - Taal
Er zijn 5 taalvaardigheden:
- Luisteren
- Spreken
- Gesprekken voeren
- Lezen
- Schrijven
Je kunt bij taal een onderscheid maken tussen gesproken taal en geschreven taal.
- Gesproken taal kun je horen → betreft luisteren, spreken en gesprekken voeren.
- Geschreven taal kun je zien en opschrijven → betreft - lezen en schrijven.
Receptief (ontvangend) = betekenis geven aan klanken en tekens → bij spreken en
schrijven. Dit noemen we productief omdat je bij spreken spraakklanken produceert en bij
schrijven produceer je lettertekens.
Voor lezen en schrijven is het onderwijs noodzakelijk. Het leren hiervan is in combinatie met
andere taalvaardigheden, zoals hierboven benoemd.
De drie fasen van geletterdheid:
- Ontluikende geletterdheid → voor kinderen van 0 tot 4 jaar, die geleidelijk ontdekken
dat er geschreven taal is.
- Beginnende geletterdheid → voor kinderen van groep 1, 2 en 3, die het alfabetisch
schrift en het verband tussen gesproken en geschreven taal ontdekken. Kinderen
leren (eenvoudige) woorden te verklanken, hechten er betekenis aan en schrijven
hun eerste teksten.
- Gevorderde geletterdheid → voor kinderen van groep 4 tot en met 8. Kinderen leren
steeds sneller woorden herkennen en lezen steeds makkelijker, ook moeilijkere
teksten; het proces verloopt geautomatiseerd, zonder dat elke letter apart verklankt
hoeft te worden. Kinderen ontwikkelen geleidelijk hun eigen smaak en kunnen steeds
beter hun gedachten en gevoelens omzetten in geschreven taal.
, De 3 elementen van taal:
- Taal heeft verschillende functies → communicatieve functie, conceptualiserende
functie en expressieve functie.
- Taal heeft betekenis → taal gaat ergens over.
- Taal heeft een systeem → klanken en tekens worden gevormd tot woorden, zinnen
en teksten.
Functies van taal:
- Communicatie
- Zender, boodschapper en ontvanger. Vindt altijd plaats in een context. De
ontvanger geeft soms feedback.
- Grip krijgen op de werkelijkheid
- Expressie
Communicatiemodel:
- Het zakelijke aspect → boodschap heeft inhoud.
- Het expressieve aspect → boodschap vertelt over persoonlijkheid zender.
- Het rationele aspect → boodschap geeft aan hoe zender ontvanger ziet.
- Het appellerende aspect → boodschap doet zender een appel op de ontvanger om
invloed uit te oefenen.
Taal geeft ons woorden die verwijzen naar begrippen, concepten uit de werkelijkheid.
Taal is een middel om te leren.
Extra functies van taal:
- Poëtische functie → uitdrukken van de schoonheid van taal
- Metalinguïstische functie → met taal spreken over taal, denk aan taaldidactiek met
begrippen zoals zelfstandig naamwoord
- Conatieve functie → met taal een ander aanspreken en eventueel tot handelen
aanzet
Taal gaat ergens over, heeft betekenis en verwijst naar een werkelijkheid die buiten de taal
ligt → dit wordt semantiek genoemd. Semantiek is de leer van de betekenis.
Hoofdstuk 1 - Taal
Er zijn 5 taalvaardigheden:
- Luisteren
- Spreken
- Gesprekken voeren
- Lezen
- Schrijven
Je kunt bij taal een onderscheid maken tussen gesproken taal en geschreven taal.
- Gesproken taal kun je horen → betreft luisteren, spreken en gesprekken voeren.
- Geschreven taal kun je zien en opschrijven → betreft - lezen en schrijven.
Receptief (ontvangend) = betekenis geven aan klanken en tekens → bij spreken en
schrijven. Dit noemen we productief omdat je bij spreken spraakklanken produceert en bij
schrijven produceer je lettertekens.
Voor lezen en schrijven is het onderwijs noodzakelijk. Het leren hiervan is in combinatie met
andere taalvaardigheden, zoals hierboven benoemd.
De drie fasen van geletterdheid:
- Ontluikende geletterdheid → voor kinderen van 0 tot 4 jaar, die geleidelijk ontdekken
dat er geschreven taal is.
- Beginnende geletterdheid → voor kinderen van groep 1, 2 en 3, die het alfabetisch
schrift en het verband tussen gesproken en geschreven taal ontdekken. Kinderen
leren (eenvoudige) woorden te verklanken, hechten er betekenis aan en schrijven
hun eerste teksten.
- Gevorderde geletterdheid → voor kinderen van groep 4 tot en met 8. Kinderen leren
steeds sneller woorden herkennen en lezen steeds makkelijker, ook moeilijkere
teksten; het proces verloopt geautomatiseerd, zonder dat elke letter apart verklankt
hoeft te worden. Kinderen ontwikkelen geleidelijk hun eigen smaak en kunnen steeds
beter hun gedachten en gevoelens omzetten in geschreven taal.
, De 3 elementen van taal:
- Taal heeft verschillende functies → communicatieve functie, conceptualiserende
functie en expressieve functie.
- Taal heeft betekenis → taal gaat ergens over.
- Taal heeft een systeem → klanken en tekens worden gevormd tot woorden, zinnen
en teksten.
Functies van taal:
- Communicatie
- Zender, boodschapper en ontvanger. Vindt altijd plaats in een context. De
ontvanger geeft soms feedback.
- Grip krijgen op de werkelijkheid
- Expressie
Communicatiemodel:
- Het zakelijke aspect → boodschap heeft inhoud.
- Het expressieve aspect → boodschap vertelt over persoonlijkheid zender.
- Het rationele aspect → boodschap geeft aan hoe zender ontvanger ziet.
- Het appellerende aspect → boodschap doet zender een appel op de ontvanger om
invloed uit te oefenen.
Taal geeft ons woorden die verwijzen naar begrippen, concepten uit de werkelijkheid.
Taal is een middel om te leren.
Extra functies van taal:
- Poëtische functie → uitdrukken van de schoonheid van taal
- Metalinguïstische functie → met taal spreken over taal, denk aan taaldidactiek met
begrippen zoals zelfstandig naamwoord
- Conatieve functie → met taal een ander aanspreken en eventueel tot handelen
aanzet
Taal gaat ergens over, heeft betekenis en verwijst naar een werkelijkheid die buiten de taal
ligt → dit wordt semantiek genoemd. Semantiek is de leer van de betekenis.