Vermogensvergelijking:
Beginvermogen
- / + resultaat
+ stortingen → geld van privé naar BV door eigenaar.
- onttrekkingen → geld van BV naar privé door eigenaar. Alleen de eigenaar
in de onderneming kan onttrekken. Dividenduitkering als aandeelhouder
krijgen is een onttrekking, salaris of geld lenen van de BV niet.
Eind eigen vermogen
Fiscale vermogensvergelijking:
Eind eigen vermogen - begin eigen vermogen = vermogensverschil.
- stortingen
+ onttrekkingen
= resultaat (winst of verlies). Als er niks gebeurt met het EV kan er geen sprake zijn van
storting of onttrekking.
Twee mogelijkheden winst:
1. Dividend uitkeren aan de aandeelhouders → onverdeelde winst aan de
creditkant naar beneden en bank aan de debetkant naar beneden.
2. Post overige reserves vormen of daaraan toevoegen → onverdeelde winst
aan de creditkant naar beneden en overige reserves aan de creditkant
naar boven.
Eigen vermogen: bezit - vreemd vermogen.
Ontvangsten die geen opbrengsten zijn:
- Lening van een bank → komt wel geld binnen (is ontvangst van een
lening), maar wordt niet rijker, want er tegenover staat een schuld, is
geen winst.
- Storting van kapitaal.
- Betaling door een debiteur.
- Storting op aandelen.
Opbrengsten die geen ontvangsten zijn:
- Verkoop op rekening → debiteuren stijgen want je wordt niet betaald/is
geen geld binnengekomen, terwijl je wel rijker bent geworden.
Uitgaven die geen kosten zijn:
- Terugbetaling banklening → bij aflossing op een lening raak je geld kwijt,
maar word je niet armer.
- Dividendbetaling.
- Betaling van een crediteur.
- Aankoop van grond.
- Investering in gebouw.
- Aanwenden van een voorziening.
1
,Kosten die geen uitgaven zijn:
- Afschrijvingen.
- Vormen van/toevoegingen aan een voorziening.
Uitgaven en ook kosten:
- Betaling salarissen.
- Rentebetaling lening.
Ontvangst en ook opbrengst:
- Contante verkoop.
Uitgaven die later tot kosten leiden:
- Vooruitbetaalde bedragen (bv vooruitbetaalde huur).
- Investeringen in materiële vaste activa.
Ontvangst dat later opbrengst wordt:
- Vooruitontvangen bedragen (bv voorschotten, vooruitontvangen huur).
Opbrengst en pas later een ontvangst:
- Verkoop op rekening.
Fiscaal gezien moet je activeren (dus op de actiefkant van de balans zetten en vervolgens
afschrijven) als je een bedrijfsmiddel koopt van meer dan 450, bv auto. Groot bedrag + het
gaat langer mee.
Voorziening (art. 2:374 BW): een onzekere verplichting, het tegenovergestelde van
afschrijven (je geeft geld uit en brengt de kosten naar de toekomst), je geeft in de toekomst
geld uit, maar haalt de kosten naar voren. Een verplichting is een schuld, maar het is
onzeker. Bij vorming word je armer, dus kosten op w&v en daling onverdeelde winst
(waardoor overige reserves).
Overlopende posten:
- Vooruitbetaalde bedragen → post vooruitbetaalde bedragen op de
actiefkant van de balans zetten ten laste van de onverdeelde winst.
- Nog te betalen bedragen → nog te betalen bedragen (achteraf betaalde
bedragen) op de passiefkant van de balans zetten ten laste van de
onverdeelde winst.
- Vooruit ontvangen bedragen → post vooruitontvangen bedragen op de
passiefkant van de balans zetten, onverdeelde winst stijgt.
- Nog te ontvangen bedragen → post nog te ontvangen bedragen op de
actiefkant van de balans zetten, onverdeelde winst stijgt.
Accrual beginsel (art. 2:362 lid 5 BW): ook wel het baten- en
lastenstelsel/toerekeningsbeginsel. Uitgaan van opbrengsten en kosten. Ontvangsten en
uitgaven worden toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben, en niet aan de
periode waarin ze daadwerkelijk worden ontvangen of betaald. Boekingen op het moment
dat opbrengsten en kosten worden verdiend of gemaakt, ongeacht wanneer het geld
daadwerkelijk wordt betaald of ontvangen (denken in opbrengsten en kosten). De
2
, opbrengsten en kosten worden toegerekend aan de perioden waarmee zij oorspronkelijk zijn
verbonden en niet aan de perioden dat zij ontvangen of betaald worden.
Voorzichtigheidsprincipe (art. 2:384 lid 2 BW): verliezen moeten in aanmerking genomen
worden zodra deze kunnen worden geconstateerd/voorzienbaar zijn, winsten mogen slechts
worden genomen voor zover voldoende duidelijk is dat zij bestaan. Je mag je niet te snel rijk
rekenen.
Realisatiebeginsel (art. 2:384 lid 2 BW): winsten mogen pas genomen worden
voor zover zij op de balansdatum zijn verwezenlijkt/gerealiseerd. Het moment
van realisatie is op het moment dat je aan jouw kant van de prestatie/aan jouw
verplichting hebt voldaan, dus bv geleverd hebben bij verkoop. Bij diensten →
naar rato tijdsverloop, urenbesteding.
Matchingbeginsel: met elkaar samenhangende baten en lasten moeten zoveel mogelijk in
dezelfde periode verantwoord worden. Kosten moeten worden genomen in dezelfde periode
waarin de eraan gerelateerde opbrengsten worden verantwoord. Kosten worden zo mogelijk
toegerekend aan de opbrengsten die met de kosten gepaard gaan.
● Periode-matching: in een bepaalde periode kosten verdelen (bv huur- of
verzekeringskosten).
● Product-matching: tegenover het product zetten wat je ervoor hebt moeten
opofferen. Bij verkoop de opbrengsten zoveel mogelijk matchen met de kosten,
zorgen dat dat in samenhang is (bv wat is nodig voor de productie van een bepaald
goed?).
Continuïteitsbeginsel (art. 2:384 lid 3 BW): verondersteld wordt dat de onderneming wordt
voortgezet (voor de waardering van activa en passiva, bv auto kopen).
Afgrenzingsprincipe (art. 2:362 lid 6 BW): de toestand op de balansdatum is beslissend.
Datum is datum, je gaat niet over de datum heen kijken.
Gelijktijdige stelselmatigheid (art. 2:362 lid 2 BW): de gekozen grondslag moet voor
gelijksoortige posten consistent worden doorgevoerd. Als je bepaalde keuzes maakt moet je
die over de hele breedte dragen.
Bestendige gedragslijn (art. 2:384 lid 6/362 lid 4 BW): ook wel volgtijdige stelselmatigheid.
In opeenvolgende perioden blijven de grondslagen en hun toepassing alsmede de
presentatie gelijk, tenzij er gegronde redenen zijn om af te wijken. Als je eenmaal gekozen
hebt voor een bepaald systeem kun je niet elk jaar daar van afwijken.
Cash accounting (kasstelsel): de boekhouding geschiedt per periode obv daadwerkelijke
betalingen/uitgaven en ontvangsten. Je registreert alleen inkomsten wanneer het geld
daadwerkelijk binnenkomt en uitgaven wanneer je ze daadwerkelijk betaalt. Feitelijk in- of
uitstroom van contant geld.
Journaliseren:
- Post aan de debetkant van balans/w&v stijgt = debiteren = GEEN AAN ervoor.
Bezitting wordt groter.
3