§1: maatschappelijke vraagstukken
Normen en waarden:
- Waarde: uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven en
die ze daarom willen nastreven. Waarde leiden bijna altijd tot normen ->
- Normen: opvattingen/regels over hoe je je op grond van de waarde hoort te
gedragen
Maatschappelijk vraagstuk:
Als waarden en normen van verschillende groepen in de samenleving botsen, kan een
maatschappelijk vraagstuk ontstaan. Deze omvatten de belangrijkste vragen van onze
huidige samenleving. We spreken van een maatschappelijk vraagstuk wanneer:
1. Grote groepen in de samenleving de gevolgen ervan ondervinden;
2. Er sprake is van tegengestelde belangen en visies;
3. Een gemeenschappelijke aanpak nodig is waarbij de overheid vaak een rol
heeft.
Ze gaan over kwesties op macroniveau: het zijn grootschalige vraagstukken. De
gevolgen zijn op microniveau, ofwel individueel merkbaar.
Belangen (&dilemma):
Een belangen is het voordeel dat iemand ergens bij heeft. Dit kan materieel of
immaterieel zijn.
- Belangentegenstelling zijn belangen die niet overeenstemmen
o Veelvoorkomend voorbeeld: werkgevers en werknemers
Bij een dilemma verstaan we een lastige keuze uit twee of meer alternatieven die
allemaal duidelijke nadelen hebben. Vaak moet je kiezen tussen individuele en
collectieve belangen. Of er komt een compromis, een overeenkomst waarbij alle
partijen iets toegeven. De overheid speelt hier een grote rol bij. De overheid is het
geheel van bestuurders, volksvertegenwoordigers en ambtenaren samen,
verantwoordelijk voor het opstellen, de uitvoering en naleving van alle wetten.
Het constant veranderen van normen, waarden en belangen in een maatschappij
noem je de dynamiek van de samenleving.
Macht:
Macht is het vermogen om het gedrag of denken van anderen te beïnvloeden,
desnoods met dwang. Machtsmiddelen/machtsbronnen: geld, functie, beroep, kennis,
aanzien, geweld, aantal.
- Formeel = vastgelegd in wetten of regels
- Informeel = niet vastgelegd
Macht die geaccepteerd is = gezag
Sociale ongelijkheid:
Een ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, kennis en (politieke)
macht. Zo hebben politieke keuzes ook veel invloed over hoe groot de sociale invloed
is (links -> eerlijk verdeeld & rechts -> ongelijkheid acceptabel bij vrijheid en
economische groei)
Sociale cohesie:
,Samenhang/verbondenheid tussen mensen in een gemeenschap of samenleving. Is er
op verschillende niveaus ((inter)nationaal, regionaal etc.). Sociale cohesie is relevant
in tijden van polarisatie.
§2: Kennis van zaken
Desinformatie:
Desinformatie is onjuiste of misleidende informatie die expres wordt gemaakt en
verspreid om geld te verdienen, de publieke opinie te beïnvloeden en/of om iemand,
een groep mensen, een organisatie of land te beschadigen. Bij desinformatie is er
sprake van manipulatie: het opzettelijk verdraaien of weglaten van feiten. Vormen
van desinformatie zijn:
- Indoctrinatie: het proces waarbij mensen langdurig, systematisch en heel
dwingend eenzijdige opvattingen en meningen opgedrongen krijgen met de
bedoeling dat zij deze opvattingen kritiekloos overnemen .Dit is de meest
extreme vorm van manipulatie.
- Propaganda: eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen
te beïnvloeden.
- Complottheorie: een theorie die ervan uitgaat dat bepaalde gebeurtenissen
het resultaat zijn van een samenzwering tussen mensen of groepen met
kwaadaardige bedoelingen.
o Complot: samenzwering of geheim plan. Dit ontstaat vaak na een
ingrijpende gebeurtenis of een grote verandering en geeft zo verklaring
daarvoor. Het verspreid zich snel door sociale media. Een kleine groep
machtige mensen werkt in het geheim samen om kwaadaardig doel te
bereiken. Aanhangers wantrouwen ‘de elite’.
Een filterbubbel zoals op social media kan ook afwijkende geluiden tegenhouden:
het verschijnsel waarbij hetgeen iemand online aangeboden krijgt, is afgestemd op
wat hij eerder heeft opgezocht, gepost, geliked of gedeeld.
Hoe je waarneemt en oordeelt heeft te maken met je referentiekader: alles wat
iemand bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten. Door je
referentie filter je ook informatie, dan spreek je van selectieve waarneming:
informatie die binnenkomt, wordt zodanig vervormd zo dat deze zo veel mogelijk past
in ons referentiekader.
Betrouwbaarheid beoordelen:
Neutraal nieuws bestaat niet! Er worden altijd keuzes (voor en door ons) gemaakt. Om
te beoordelen of informatie die je ontvangt betrouwbaar is, moet je naar de
achtergrond van de informatie kijken. Checkvragen hierbij zijn:
- Wie is de zender van het bericht?
- Met welk doel wordt het bericht verzonden? (heeft de zender een belang?)
- Is de informatie actueel?
- Welke bronnen worden in het bericht, betrouwbaar of niet?
- Wordt er hoor en wederhoor gepleegd/naar verschillende kanten gekeken?
- Komt de informatie overeen met andere bronnen?
- Onderscheid tussen feiten en meningen (perspectieven).
Stelling (een geformuleerd standpunt) -> standpunt -> argument (een uitleg
waarom je iets vindt)
Hoofdstuk 2: Rechtstaat
, §1: Idee en oorsprong van de rechtsstaat
Een rechtstaat: een staat waarin burgers door grondrechten worden beschermd
tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Er heerst relatief veel sociale
cohesie
- Democratische rechtstaat: een bestuursvorm waarbij burgers mogen
meedoen aan vrije verkiezingen en zo indirect kunnen meebeslissen over
politieke kwesties.
- Sociale rechtstaat: een bestuursvorm waarin allerlei wetten en voorzieningen
bestaan om de welvaart en het welzijn van de burgers te bevorderen.
Deze bescherming bestaat niet in een autoritaire staat, waarin één machthebber of
een kleine groep mensen bepaald wat de regels zijn.
Rechtszekerheid: erop kunnen rekenen dat rechten gerespecteerd worden (door de
overheid). Zorgt voor vertrouwen en wederkerigheid. De overheid beschermt
burgers tegen elkaar en tegen de overheid. Burgers kunnen vertrouwen op een
rechtvaardig systeem en er is sprake van wederkerigheid: burgers zijn bereid premies
en belasting te betalen.
Ontstaan rechtsstaat:
• Tot 18e eeuw: koningen en machthebbers oefenden onbegrensde macht uit
• 18e eeuw: Verlichting, verlangen naar maatschappelijk geluk, verzet tegen
onrecht
• Geloof in de kracht van de rede, in vooruitgang en maakbaarheid van de
samenleving. Gezonde verstand gebruiken en niet gebaseerd zijn op (bij)geloof
en irrationele angsten.
• Eerste voorwaarde was vrijheid -> dan zou je pas echt gelukkig zijn, dus:
• Druk op vorsten om macht in te perken
Mensen worden in vrijheid en gelijkheid geboren. Er zijn wel regels en orde nodig
anders dreigt er een permanente oorlog van allen tegen allen: de strijd om het
bestaan door de schaarste van bestaansmiddelen. Daarom sociaal contract:
afspraken tussen mensen om in natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven. ->
burgers geven vrijwillig macht uit handen aan een overheid in ruil voor bescherming.
Bekende contract- filosofen waren Hobbes, John Locke en Rousseau.
Zo ontstaat de staat als scheidsrechter voor bescherming van veiligheid en eigendom.
De staat heeft een geweldsmonopolie: de overheid mag als enige geweld
gebruiken. Hoe ben je zeker van dat ze daar geen misbruik van maken -> de macht
van de staat is gebonden aan wetten die de burgers zelf opstellen. In een rechtsstaat
bepalen de burgers zelf de macht die de staat over hen mag uitoefenen -> staat is
meester en knecht.
De contractfilosofen kwamen tot de volgende grondbeginselen van de rechtsstaat:
• Grondrechten: alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid geboren en moeten zo
ook kunnen samenleven.
• Soevereiniteits- en democratiebeginsel: alle mensen sluiten gezamenlijk
een vredesakkoord, het sociaal contract.
• Legaliteitsbeginsel: de overheid mag alleen de vrijheid van burgers inperken
als de rechtmatigheid van die beperking is vastgelegd in wetten en regels die
door het parlement zijn aangenomen.