Levenslooppsychologie
Thema 1 – Levenslooppsychologie
Thema 1
1.1 Nadat je deze studietaak hebt afgerond, ben je in staat om
de definitie van levenslooppsychologie te geven
het belangrijkste onderscheid tussen
levenslooppsychologie en klassieke
ontwikkelingspsychologie te beschrijven
de belangrijkste uitgangspunten van de
levenslooppsychologie te benoemen
de verschillende determinanten van de menselijke
ontwikkeling te benoemen en van elkaar te
onderscheiden.
Een theorie een ordelijke, geïntegreerde set van uitspraken die gedrag
beschrijft, verklaart en voorspelt.
Continu-discontinu: Continu: een proces van langzaam veranderende dingen.
Discontinu: een proces waarbij manieren volledig
veranderen opeens. Er zijn dan stadia.
One course – many courses: One course: theorieën die in stadia denken, denken dat
iedereen dezelfde stadia volgt.
Many courses: bij een andere context, ontwikkelt iemand
zich ook anders.
Nature-nurture: Is iets bepaald door genen of juist door opvoeding en
omgeving?
Levensloopperspectief Vier aannames vormen dit bredere uitzicht: dat
ontwikkeling (1) levenslang,
(2) multidimensionaal en multidirectioneel,
(3) sterk plastisch is, en
(4) beïnvloed wordt door meerdere, interactieve krachten.
Volgens het levensloop perspectief heeft geen
leeftijdsperiode meer impact dan een andere.
Multidimensioneel beïnvloed door een complexe mix van biologische,
psychologische en sociale krachten.
Multidirectioneel op elk moment is er sprake van groei en achteruitgang.
Normatieve leeftijdsgebonden Hier gaat het om biologische en sociale
invloeden omgevingsinvloeden die leeftijdsgebonden zijn. Deze
komen ongeveer gelijktijdig voor bij een aantal individuen
in eenzelfde cultuur of subcultuur in eenzelfde
leeftijdsgroep. ‘Normatief’ wordt dus begrepen als ‘vaak
voorkomend’. Voorbeelden zijn rijpingsprocessen zoals
leren lopen, leren spreken, de eerste menstruatie of
zaadlozing, de menopauze, maar ook bijvoorbeeld het
halen van het rijbewijs op je achttiende jaar.
Normatieve historische invloeden Hierbij gaat het om biologische en sociale-
omgevingsinvloeden die verbonden aan de specifieke
maatschappelijke situatie in de historische tijd. Deze zijn
normatief in de zin dat de meeste leden van een generatie
ermee te maken krijgen. Denk bijvoorbeeld aan oorlogen,
economische recessies, epidemieën maar ook aan
bepaalde veranderingen in leefstijl zoals het ontstaan en
, gebruik van internet en mobiele telefoons.
Niet-normatieve invloeden Hier gaat het om biologische en sociale
omgevingsinvloeden die sterk persoonsgebonden zijn en
niet in het algemeen van toepassing zijn op een bepaalde
leeftijdsgroep of in een bepaald historisch tijdvak. Het zijn
met name deze factoren die elk levenspad uniek maken. Ze
laten zich vaak onverwacht gelden en kunnen het leven van
het individu soms een heel ander verloop geven. Denk
bijvoorbeeld aan unieke levensgebeurtenissen zoals een
ongeval of scheiding, maar ook aan bijvoorbeeld het
winnen van de hoofdprijs in de loterij.
veerkracht het vermogen om effectief aan te passen in het licht van
bedreigingen voor ontwikkeling.
Normatieve benadering (Hall and gedragsmaatregelen worden genomen op grote aantallen
Gesell) individuen, en leeftijdsgerelateerde gemiddelden worden
berekend om typische ontwikkeling te vertegenwoordigen.
Tekorschietingen normatieve benadering:
De normatieve benadering gaat grotendeels voorbij aan
het feit dat er grote interindividuele verschillen bestaan in
termen van de timing en richting van
ontwikkelingsgerelateerde veranderingen.
Psychoanalytic perspective mensen bewegen zich door een reeks stadia waarin ze
conflicten confronteren tussen biologische drijfveren en
sociale verwachtingen. Hoe deze conflicten worden
opgelost, bepaalt het vermogen van de persoon om te
leren, om goed om te gaan met anderen, en om met angst
om te gaan.
psychosexual theory (Freud) benadrukt dat de manier waarop ouders de seksuele en
agressieve driften van hun kind in de eerste jaren
beheersen cruciaal is voor een gezonde
persoonlijkheidsontwikkeling.
0-1 Orale fase
1-3 Anale Fase
3-6 Phallische fase
6-11 Latente fase
Adolescentie Genetale fase
Psychosocial theory (Erikson) naast het bemiddelen tussen id-impulsen en de eisen van
het superego, levert het ego een positieve bijdrage aan de
ontwikkeling door houdingen en vaardigheden te
verwerven die de individu een actieve, bijdragende lid van
de samenleving maken.
Erikson wees erop dat normale ontwikkeling begrepen
moet worden in relatie tot de levensomstandigheden van
elke cultuur.
0-1 Basic trust – Mistrust
1-3 Autonomy – shame and doubt
3-6 Initiative – Guilt
6-11 Industry – Inferiority
Adolescentie Identity – Role confusion
Early adulthood Intimacy – Isolation Intimiteit-isolatie
, Middle adulthood Generativity – Stagnation Generativiteit-
stagnatie
Old age Integrity – Despair Ego integriteit - wanhoop
Behaviorism rechtstreeks waarneembare gebeurtenissen—stimuli en
reacties—zijn de focus van studie.
Klassieke conditionering Hond met belletje.
Operante conditionering de frequentie van een gedrag kan worden vergroot door
het te volgen met een breed scala aan bekrachtigers, zoals
voedsel, lof of een vriendelijke glimlach, of worden
verminderd door middel van straf, zoals afkeuring of het
intrekken van privileges.
Social learning theory (Albert benadrukt modeling, ook wel bekend als imitatie of
Bandura) observationeel leren, als een krachtige bron van
ontwikkeling.
Applied bahavior analysis bestaat uit zorgvuldige observaties van individueel gedrag
en gerelateerde omgevingsgebeurtenissen, gevolgd door
systematische veranderingen in die gebeurtenissen op
basis van procedures van conditionering en modellering.
Het doel is om ongewenst gedrag te elimineren en
wenselijke reacties te vergroten.
Cognitive-developmental theory kinderen construeren actief kennis terwijl ze hun wereld
(Piaget) manipuleren en verkennen.
0-2 Sensomotorisch
2-7 Preoperationeel
7-11 Concreet operationeel
11 Formeel operationeel
Information processing Het menselijk brein kan gezien worden als een symbool
manipulerend systeem waar informatie doorheen gaat.
Developmental cognitive Het brengt onderzoekers uit de psychologie, biologie,
neuroscience neurowetenschappen en geneeskunde samen om de
relatie te bestuderen tussen veranderingen in de hersenen
en de cognitieve verwerking en gedragspatronen van de
ontwikkelende persoon.
Developmental social neuroscience Onderzoekt de relatie tussen veranderingen in het brein en
emotionele en sociale ontwikkeling.
Ontwikkeling volgens de klassieke Bestaat uit een relatief uniform en unilineair proces dat
ontwikkelingspsychologie zich voornamelijk binnen de kinder- en jeugdjaren afspeelt.
Binnen deze relatief korte periode doen zich snelle,
voornamelijk biologisch gestuurde veranderingen voor die
in grote mate bepalend zijn voor de verdere levensloop. De
latere levensfasen worden gekenmerkt door stabiliteit en
continuïteit.
Verschillen ontwikkelingspsycholoog en levenslooppsycholoog:
Ontwikkelingspsycholoog Levenslooppsycholoog
De ontwikkeling in termen van De ontwikkeling situeert zich De ontwikkeling doet zich voor
timing vooral tijdens de kinder- en gedurende het gehele leven.
jeugdjaren.
De ontwikkeling in termen van De snelle groei wordt Er wordt ook aandacht besteed
dimensies benadrukt. aan stabiliteit en verlies binnen
, de ontwikkeling. Ontwikkeling
is derhalve naast
multidimensioneel ook
multidirectioneel: groei en
verlies kenmerken gezamenlijk
de ontwikkeling.
De ontwikkeling in termen van Baseert zich sterk op de aan de Vertrekt vanuit het idee dat de
plasticiteit biologie ontleende opvatting menselijke ontwikkeling gericht
over ontwikkeling en situeert is op een voortdurende
groei vooral in de vroege jaren. aanpassing aan zijn omgeving.
De ontwikkeling in termen van Biologische rijpingsfactoren in Een groter accent op de
ontwikkelingsbepalende de vroege levensfase bepalen onregelmatigheid en
factoren in grote mate de verdere onvoorspelbaarheid van
levensloop van de mens. natuurlijke
ontwikkelingspatronen.
Discontinuïteit,
interindividuele verschillen en
verschillen in het eindstadium
worden als belangrijke
kenmerken van de menselijke
levensloop gezien.
Thema 1 – Levenslooppsychologie
Thema 1
1.1 Nadat je deze studietaak hebt afgerond, ben je in staat om
de definitie van levenslooppsychologie te geven
het belangrijkste onderscheid tussen
levenslooppsychologie en klassieke
ontwikkelingspsychologie te beschrijven
de belangrijkste uitgangspunten van de
levenslooppsychologie te benoemen
de verschillende determinanten van de menselijke
ontwikkeling te benoemen en van elkaar te
onderscheiden.
Een theorie een ordelijke, geïntegreerde set van uitspraken die gedrag
beschrijft, verklaart en voorspelt.
Continu-discontinu: Continu: een proces van langzaam veranderende dingen.
Discontinu: een proces waarbij manieren volledig
veranderen opeens. Er zijn dan stadia.
One course – many courses: One course: theorieën die in stadia denken, denken dat
iedereen dezelfde stadia volgt.
Many courses: bij een andere context, ontwikkelt iemand
zich ook anders.
Nature-nurture: Is iets bepaald door genen of juist door opvoeding en
omgeving?
Levensloopperspectief Vier aannames vormen dit bredere uitzicht: dat
ontwikkeling (1) levenslang,
(2) multidimensionaal en multidirectioneel,
(3) sterk plastisch is, en
(4) beïnvloed wordt door meerdere, interactieve krachten.
Volgens het levensloop perspectief heeft geen
leeftijdsperiode meer impact dan een andere.
Multidimensioneel beïnvloed door een complexe mix van biologische,
psychologische en sociale krachten.
Multidirectioneel op elk moment is er sprake van groei en achteruitgang.
Normatieve leeftijdsgebonden Hier gaat het om biologische en sociale
invloeden omgevingsinvloeden die leeftijdsgebonden zijn. Deze
komen ongeveer gelijktijdig voor bij een aantal individuen
in eenzelfde cultuur of subcultuur in eenzelfde
leeftijdsgroep. ‘Normatief’ wordt dus begrepen als ‘vaak
voorkomend’. Voorbeelden zijn rijpingsprocessen zoals
leren lopen, leren spreken, de eerste menstruatie of
zaadlozing, de menopauze, maar ook bijvoorbeeld het
halen van het rijbewijs op je achttiende jaar.
Normatieve historische invloeden Hierbij gaat het om biologische en sociale-
omgevingsinvloeden die verbonden aan de specifieke
maatschappelijke situatie in de historische tijd. Deze zijn
normatief in de zin dat de meeste leden van een generatie
ermee te maken krijgen. Denk bijvoorbeeld aan oorlogen,
economische recessies, epidemieën maar ook aan
bepaalde veranderingen in leefstijl zoals het ontstaan en
, gebruik van internet en mobiele telefoons.
Niet-normatieve invloeden Hier gaat het om biologische en sociale
omgevingsinvloeden die sterk persoonsgebonden zijn en
niet in het algemeen van toepassing zijn op een bepaalde
leeftijdsgroep of in een bepaald historisch tijdvak. Het zijn
met name deze factoren die elk levenspad uniek maken. Ze
laten zich vaak onverwacht gelden en kunnen het leven van
het individu soms een heel ander verloop geven. Denk
bijvoorbeeld aan unieke levensgebeurtenissen zoals een
ongeval of scheiding, maar ook aan bijvoorbeeld het
winnen van de hoofdprijs in de loterij.
veerkracht het vermogen om effectief aan te passen in het licht van
bedreigingen voor ontwikkeling.
Normatieve benadering (Hall and gedragsmaatregelen worden genomen op grote aantallen
Gesell) individuen, en leeftijdsgerelateerde gemiddelden worden
berekend om typische ontwikkeling te vertegenwoordigen.
Tekorschietingen normatieve benadering:
De normatieve benadering gaat grotendeels voorbij aan
het feit dat er grote interindividuele verschillen bestaan in
termen van de timing en richting van
ontwikkelingsgerelateerde veranderingen.
Psychoanalytic perspective mensen bewegen zich door een reeks stadia waarin ze
conflicten confronteren tussen biologische drijfveren en
sociale verwachtingen. Hoe deze conflicten worden
opgelost, bepaalt het vermogen van de persoon om te
leren, om goed om te gaan met anderen, en om met angst
om te gaan.
psychosexual theory (Freud) benadrukt dat de manier waarop ouders de seksuele en
agressieve driften van hun kind in de eerste jaren
beheersen cruciaal is voor een gezonde
persoonlijkheidsontwikkeling.
0-1 Orale fase
1-3 Anale Fase
3-6 Phallische fase
6-11 Latente fase
Adolescentie Genetale fase
Psychosocial theory (Erikson) naast het bemiddelen tussen id-impulsen en de eisen van
het superego, levert het ego een positieve bijdrage aan de
ontwikkeling door houdingen en vaardigheden te
verwerven die de individu een actieve, bijdragende lid van
de samenleving maken.
Erikson wees erop dat normale ontwikkeling begrepen
moet worden in relatie tot de levensomstandigheden van
elke cultuur.
0-1 Basic trust – Mistrust
1-3 Autonomy – shame and doubt
3-6 Initiative – Guilt
6-11 Industry – Inferiority
Adolescentie Identity – Role confusion
Early adulthood Intimacy – Isolation Intimiteit-isolatie
, Middle adulthood Generativity – Stagnation Generativiteit-
stagnatie
Old age Integrity – Despair Ego integriteit - wanhoop
Behaviorism rechtstreeks waarneembare gebeurtenissen—stimuli en
reacties—zijn de focus van studie.
Klassieke conditionering Hond met belletje.
Operante conditionering de frequentie van een gedrag kan worden vergroot door
het te volgen met een breed scala aan bekrachtigers, zoals
voedsel, lof of een vriendelijke glimlach, of worden
verminderd door middel van straf, zoals afkeuring of het
intrekken van privileges.
Social learning theory (Albert benadrukt modeling, ook wel bekend als imitatie of
Bandura) observationeel leren, als een krachtige bron van
ontwikkeling.
Applied bahavior analysis bestaat uit zorgvuldige observaties van individueel gedrag
en gerelateerde omgevingsgebeurtenissen, gevolgd door
systematische veranderingen in die gebeurtenissen op
basis van procedures van conditionering en modellering.
Het doel is om ongewenst gedrag te elimineren en
wenselijke reacties te vergroten.
Cognitive-developmental theory kinderen construeren actief kennis terwijl ze hun wereld
(Piaget) manipuleren en verkennen.
0-2 Sensomotorisch
2-7 Preoperationeel
7-11 Concreet operationeel
11 Formeel operationeel
Information processing Het menselijk brein kan gezien worden als een symbool
manipulerend systeem waar informatie doorheen gaat.
Developmental cognitive Het brengt onderzoekers uit de psychologie, biologie,
neuroscience neurowetenschappen en geneeskunde samen om de
relatie te bestuderen tussen veranderingen in de hersenen
en de cognitieve verwerking en gedragspatronen van de
ontwikkelende persoon.
Developmental social neuroscience Onderzoekt de relatie tussen veranderingen in het brein en
emotionele en sociale ontwikkeling.
Ontwikkeling volgens de klassieke Bestaat uit een relatief uniform en unilineair proces dat
ontwikkelingspsychologie zich voornamelijk binnen de kinder- en jeugdjaren afspeelt.
Binnen deze relatief korte periode doen zich snelle,
voornamelijk biologisch gestuurde veranderingen voor die
in grote mate bepalend zijn voor de verdere levensloop. De
latere levensfasen worden gekenmerkt door stabiliteit en
continuïteit.
Verschillen ontwikkelingspsycholoog en levenslooppsycholoog:
Ontwikkelingspsycholoog Levenslooppsycholoog
De ontwikkeling in termen van De ontwikkeling situeert zich De ontwikkeling doet zich voor
timing vooral tijdens de kinder- en gedurende het gehele leven.
jeugdjaren.
De ontwikkeling in termen van De snelle groei wordt Er wordt ook aandacht besteed
dimensies benadrukt. aan stabiliteit en verlies binnen
, de ontwikkeling. Ontwikkeling
is derhalve naast
multidimensioneel ook
multidirectioneel: groei en
verlies kenmerken gezamenlijk
de ontwikkeling.
De ontwikkeling in termen van Baseert zich sterk op de aan de Vertrekt vanuit het idee dat de
plasticiteit biologie ontleende opvatting menselijke ontwikkeling gericht
over ontwikkeling en situeert is op een voortdurende
groei vooral in de vroege jaren. aanpassing aan zijn omgeving.
De ontwikkeling in termen van Biologische rijpingsfactoren in Een groter accent op de
ontwikkelingsbepalende de vroege levensfase bepalen onregelmatigheid en
factoren in grote mate de verdere onvoorspelbaarheid van
levensloop van de mens. natuurlijke
ontwikkelingspatronen.
Discontinuïteit,
interindividuele verschillen en
verschillen in het eindstadium
worden als belangrijke
kenmerken van de menselijke
levensloop gezien.