2 soorten van werken:
o Loondienst: werknemer (bij een bedrijf)
o Ondernemer: zelfstandig ondernemer (bij eigen bedrijf)
Verkoopprijs: prijs waarvoor je iets verkoopt
Inkoopprijs: prijs waarvoor je iets inkoopt
Afzet: aantal dat je van een product verkoopt
Omzet: wat verkoper ontvangt van de kopers
Inkoopwaarde van de omzet: wat verkoper zelf heeft betaald
voor product
Brutowinst: geld dat overblijft na verkopen van product (verkoop –
inkoop)
Bedrijfskosten: kosten voor bedrijf om iets te kunnen verkopen
o bijv.: loon, kantoor, aankleding, onvoorziene kosten, huur.
Nettowinst: Winst na het verkopen, kan ondernemer uitkeren of in
zaak laten zitten.
Omzet Verkoopprijs x afzet
----------------------------------------->
- Inkoopwaarde van de omzet Inkoopprijs x afzet
------------->
= Brutowinst Omzet – Inkoopwaarde van omzet
---------------------------------->
- Bedrijfskosten SUM kosten bedrijf die nodig zijn om te
------------------------------> verkopen
= Nettowinst Brutowinst - Bedrijfskosten
---------------------------------->
Deze cijfers kunnen in 2 soorten:
o Verwachte {onderwerp}: wat je denkt te behalen
Om verwachte winstmarge uit te rekenen
o Werkelijke {onderwerp}: wat je hebt behaald
Ondernemingsplan: hierin beschrijf je als starter wat doel is van
onderneming, en welke stappen nodig zijn om dit te behalen.
o Marketingplan: hoe ondernemer producten onder aandacht
van klanten brengt of hoe hij op de markt inspeelt om doelen
te behalen.
Bevat: SWOT-analyse en marketingmix (4P’s)
Marges:
o Brutowinstmarge: brutowinst in procenten van omzet
(omzet – inkoopwaarde || brutowinst) / omzet)
o Nettowinstmarge: nettowinst in procenten van omzet
(brutowinst – bedrijfskosten || nettowinst) / omzet)
o {Onderwerp}marge: {onderwerp} in procenten van omzet
{onderwerp} / omzet
, SWOT-analyse: geeft ondernemer inzicht in sterktes/zwaktes en
kansen/bedreigingen voor zijn bedrijf.
o S: sterktes (positief, intern, bij jezelf)
o W: zwaktes (negatief, intern, bij jezelf)
o O: kansen (positief, extern, niet bij jezelf)
o T: bedreigingen (negatief, extern, niet bij jezelf)
Marketingmix de vier P’s: Staat in hoe vier instrumenten worden
ingezet om marketingstrategie vorm te geven.
o Plaats: distributiekanalen gebruikt om product te leveren aan
klanten
o Prijs: hoeveel klanten willen betalen om product te kopen
o Promotie: strategieën die worden gebruikt om product onder
aandacht van klanten te brengen.
o Product: materiële en immateriële eigenschappen van het
product.
Balans: overzicht van bezittingen en schulden van een bedrijf op
een moment:
o Debet: aankopen met het credit geld en de waarde hiervan
Vaste activa: dingen die langer dan jaar meegaan
Vlottende activa: dingen die minder lang dan jaar
meegaan
Liquide activa: geld op betaalrekening / cash
o Credit: waarmee aankopen betaald zijn en waarde per
onderdeel
Eigen vermogen: geld van de onderneming
Vreemd vermogen: leningen ---> schulden
Debet Credit
Bezittingen Vermogen
Bank: geld op bankrekening $ Eigen vermogen (E.v.): eigen $
geld
Kas: cash geld $ Lening: lening bij $
persoon/bank
.. ..
Totaal SUM Totaal SUM
Voorraadgrootheid: iets dat op bepaald moment wordt gemeten.
Kosten inventaris: afschrijving
o Afschrijvingskosten = (aanschafwaarde – restwaarde) / looptijd