Samenvatting CSW week 1 t/m 7
Wie is de sociaal werker?
De missie van het (sociaal-)maatschappelijk werk is te bevorderen dat mensen in
onze samenleving tot hun recht komen als mens en als burger. Sociaal werk richt
zich daarbij op participatie, autonomie en zelfredzaamheid. Het sociaal werk speelt
zich af op 3 niveaus:
Directe leefomgeving
Netwerk
Gemeenschap
De kerntaken van een sociaal werker zijn:
Het bevorderen van mensen en hun sociale context.
Het versterken van organisatorische banden waarbinnen het sociaal werk
plaatsvindt.
Het bevorderen van de eigen professionaliteit en de ontwikkeling van het
beroep.
Eigenschappen van de sociaal werker:
Benaderen en benaderbaar zijn
Onderzoekend zijn
Samenwerken
Ondernemend zijn
Verantwoording afleggen over je taken
Het sociale domein behelst volksgezondheid, welzijn, sport, werkgelegenheid en
sociale zaken.
Categorieën sociale domein:
Maatschappelijk werk
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg
Jeugdzorg
Ontwikkeling van de functie ‘sociaal werk’ door de eeuwen heen
1) Negentiende eeuw: armenzorg
2) Na 1945: wederopbouw
3) 1965-1980: ontstaan brede welzijnsorganisaties
4) 1990-2005: outreachend werken/bemoeizorg
5) 2005- nu: vraaggericht werken
Hoe prettig het is om in een wijk te wonen hangt af van een aantal factoren:
De mate van sociale cohesie en hoe de mensen met elkaar omgaan
Hoe goed het vastgoed en het milieu eraan toe zijn en hoe ze worden
onderhouden.
De planologische omgeving: het soort voorzieningen in de buurt, de
samenstelling van en verhouding tussen het aantal huur- en koopwoningen,
de toegankelijkheid en begaanbaarheid van de wijk en de infrastructuur.
Een buurt kent veel vandalisme
, De welzijnsstandaard in de buurt
gaat omlaag
Huizen in de buurt worden steeds
goedkoper
Segregatie
Nadelen participatiesamenleving:
Mensen voor wie participeren ingewikkeld is, krijgen het met hun netwerk niet
opgelost.
De meeste burgerinitiatieven worden gestart door hoogopgeleiden, die niet
altijd denken aan de belangen van lageropgeleiden.
Voordeel participatiesamenleving m.b.t ongelijkheid:
Iedereen wordt gestimuleerd om mee te doen
Nadeel participatiesamenleving m.b.t ongelijkheid:
De mensen die de regelingen niet nodig hebben weten ze beter te vinden
(mattheüs-effect).
Verklaring van Dalrymple: het gedrag van mensen wordt bepaald door patronen die
moeilijk te doorbreken zijn en uiteindelijk resulteert in een soort ‘aangeleerde
hulpeloosheid’
De rol van sociaal werk is enerzijds vroegsignalering en preventie, en anderzijds in
actie komen wanneer het nodig is.
Individualisering eenzaamheid
Problemen van het menselijk samenleven:
Het probleem van de maatschappelijke orde
Het probleem van de maatschappelijke arbeidsindeling
Het probleem van maatschappelijke ongelijkheid
Het probleem van de cultuur
Het probleem van de verhouding tussen het collectief en individu
Het probleem van de maatschappelijke ontwikkeling
Politiek: een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn.
Een probleem is politiek als:
Wie is de sociaal werker?
De missie van het (sociaal-)maatschappelijk werk is te bevorderen dat mensen in
onze samenleving tot hun recht komen als mens en als burger. Sociaal werk richt
zich daarbij op participatie, autonomie en zelfredzaamheid. Het sociaal werk speelt
zich af op 3 niveaus:
Directe leefomgeving
Netwerk
Gemeenschap
De kerntaken van een sociaal werker zijn:
Het bevorderen van mensen en hun sociale context.
Het versterken van organisatorische banden waarbinnen het sociaal werk
plaatsvindt.
Het bevorderen van de eigen professionaliteit en de ontwikkeling van het
beroep.
Eigenschappen van de sociaal werker:
Benaderen en benaderbaar zijn
Onderzoekend zijn
Samenwerken
Ondernemend zijn
Verantwoording afleggen over je taken
Het sociale domein behelst volksgezondheid, welzijn, sport, werkgelegenheid en
sociale zaken.
Categorieën sociale domein:
Maatschappelijk werk
Geestelijke gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg
Jeugdzorg
Ontwikkeling van de functie ‘sociaal werk’ door de eeuwen heen
1) Negentiende eeuw: armenzorg
2) Na 1945: wederopbouw
3) 1965-1980: ontstaan brede welzijnsorganisaties
4) 1990-2005: outreachend werken/bemoeizorg
5) 2005- nu: vraaggericht werken
Hoe prettig het is om in een wijk te wonen hangt af van een aantal factoren:
De mate van sociale cohesie en hoe de mensen met elkaar omgaan
Hoe goed het vastgoed en het milieu eraan toe zijn en hoe ze worden
onderhouden.
De planologische omgeving: het soort voorzieningen in de buurt, de
samenstelling van en verhouding tussen het aantal huur- en koopwoningen,
de toegankelijkheid en begaanbaarheid van de wijk en de infrastructuur.
Een buurt kent veel vandalisme
, De welzijnsstandaard in de buurt
gaat omlaag
Huizen in de buurt worden steeds
goedkoper
Segregatie
Nadelen participatiesamenleving:
Mensen voor wie participeren ingewikkeld is, krijgen het met hun netwerk niet
opgelost.
De meeste burgerinitiatieven worden gestart door hoogopgeleiden, die niet
altijd denken aan de belangen van lageropgeleiden.
Voordeel participatiesamenleving m.b.t ongelijkheid:
Iedereen wordt gestimuleerd om mee te doen
Nadeel participatiesamenleving m.b.t ongelijkheid:
De mensen die de regelingen niet nodig hebben weten ze beter te vinden
(mattheüs-effect).
Verklaring van Dalrymple: het gedrag van mensen wordt bepaald door patronen die
moeilijk te doorbreken zijn en uiteindelijk resulteert in een soort ‘aangeleerde
hulpeloosheid’
De rol van sociaal werk is enerzijds vroegsignalering en preventie, en anderzijds in
actie komen wanneer het nodig is.
Individualisering eenzaamheid
Problemen van het menselijk samenleven:
Het probleem van de maatschappelijke orde
Het probleem van de maatschappelijke arbeidsindeling
Het probleem van maatschappelijke ongelijkheid
Het probleem van de cultuur
Het probleem van de verhouding tussen het collectief en individu
Het probleem van de maatschappelijke ontwikkeling
Politiek: een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn.
Een probleem is politiek als:
