Fysiologie thema 1.6
Spijsverteringsstelsel algemeen
Beschrijft en legt uit:
- van de onderstaande organen van het spijsverteringsstelsel de functie en werking):
de mond: BOB MC
Mechanische bewerking door gebitselementen en chemische vertering (bevochtiging)door
speekselmenging, zie blz 3.
de keelholte/pharynx
Keelspieren stuwenhet voedsel de slokdarm/ oesophagus in; de pharynx is een gezamenlijke
doorgang voor voedsel& lucht. NOL
- Nasopharynx (bovenste deel)
- Oropharynx (middelste deel)
- Laryngopharynx (onderste deel)
de slokdarm/oesophagus
Vervoertvoedsel naar de maag; materiaal wordt naar de maag gestuwd.
De slokdarm is een gespierde buis van 25 cm, ligt achter de luchtpijp en is ook
bekleed met gelaagd plaveiselepitheel. Heeft een bovenste en een onderste
slokdarmkringspier, de onderste is onder normale omstandigheden actief samengetrokken
zodat voedsel niet teruggaat.
de maag/gaster: CIMO
De maag bestaat uit pariëtale cellen (geven de intrinsieke factor en zoutzuur af vitamine B12)
en zymogene cellen (geven pepsinogeen af die wordt omgezet in het enzym pepsine). Chymus
ontstaat in de maag wanneer maagsap en speeksel met het voedsel worden gemengd.
- Chemischeafbraakvan voedsel door zuren en enzymen
- Vorming van deintrinsieke factor (noodzakelijk voor de opname van vitamine B12)
- Mechanischeafbraakvan voedsel via spiercontracties
- Tijdelijke opslag van voedsel
de dunne darm/ intestium tenue: EO
90% van vertering vind plaats in de dunne darm (meeste in jejunum). De dunne darm ontvangt
de zure maaginhoud en neutraliseert deze.De dunne darm bestaat uit drie delen:
1. Het duodenum/ de twaalfvingerige darm: ontvangt chymus uit de maag (dichtbij) en buffers
en verteringssappen vanuit de pancreas, lever en galblaas.
2. Het jejunum/ de nuchtere darm: Het grootste deel van de chemische vetering en de opname
van voedingsstoffen vindt in het jejunum plaats.
3. Het ileum/de kronkeldarm: Dit is het langste deel. Het ileum eindigt bij de kringspier die de
doorgang van de darminhoud vanuit het ileum naar de blinde darm reguleert.
- Enzymatischevertering
- Opnamevan water, organische substraten, vitaminen en ionen
de dikke darm: OTO
Alles wat niet is opgenomen in de dunne darm gaat door naar de driedelige dikke darm:
1. De cecum/ blinde darm: het materiaal komst eerst de blinde darm in. Hier begint het
indikken/ onttrekken van water.
2. Het colon/ karteldarm: door de aanwezigheid van uitstulpingen kan de dikke darm enorm in
lengte en breedte uitzetten.
3. De rectum/ endeldarm: de endeldarm vormt het einde van het spijsverteringskanaal en is
een rekbaar orgaan waar feces/ontlasting tijdelijk wordt opgeslagen. Functies:
- Opnamevan vitaminen die gevormd zijn door bacteriën
- Terugresorptie/onttrekking van water enindikken van onverteerbare materialen
(feces)
- Opslag van de ontlasting vóór defecatie/poepen
de lever: SGH
Belangrijkse 3 functies:
- Stofwisseling regulering (ademhaling) (opgenomen voedingsstoffen en gifstoffen
uit het bloed halen en concentraties voedingsstoffen registeren en aanpassen)
- Galvorming (belangrijk voor vetvertering)
- Hematologische regulering (bloed) (opslag bloed, vorming plasmaeiwitten en
verouderde cellen verwijderen)
de pancreas: HV
1
, Exocriene cellen geven buffers en verteringsenzymen af; endocriene cellen geven
hormonen af.
Endocriene cellen: bloedsuikerspiegelregelen
gegeten gesport
hormoon: Insuline
+ -
GLUCOSE GLYCOGEEN
in bloed hormoon: glucagon in lever
de galblaas: OC
Opslag en concentreren van gal.
- de verschillende spijsverteringssappen en de functie hiervan
Spijsverteringssappen bevatten enzymen, enzymen breken stoffen af en maken voedsel dus kleiner
zodat het uiteindelijk opgenomen kan worden in de dunne darm.
Speeksel: KOOLHYDRATEN
Bevat slijm en amylase (enzym). Slijm maakt het voedsel glad waardoor het inslikken
gemakkelijker gaat en amylase: verteert zetmeel (= een koolhydraat).
Maagsap: EIWITTEN
Maagsap bevat zoutzuur (HCl), slijm en pepsinogeen (proteolytisch: eiwitsplitsend).
Pipsinogeen wordt geproduceerd door zymogene cellen. Zoutzuur activeert pepsinogeen tot
pepsine, die eiwitten verteert tot lange polypeptiden.
Gal: VETTEN
Emulgeert vetten, gal verdeelt grote vetdruppels in kleinere druppeltjes zodat deze door
verteringsenzymen kan worden opgenomen.
Alvleessap:
Bevat ook enzymen: amylase die suikers en zetmeel (koolhydraten) verteert, lipase
die vetten verteerten pepsine die eiwitten verteert. Alvleessap wordt aan de dunne
darm afgegeven.
Darmssap
Bevat enzymen die de vertering van eiwitten en koolhydraten voltooien, hoe?: bevochtigt
materiaal, neutraliseert zuren en zorgt dat verteringsenzymen- en producten in oplossing
blijven.
- in welk gedeelte van het spijsverteringsstelsel de verschillende voedingsstoffen
worden opgenomen en hoe deze worden opgenomen(je moetde afbeelding op de
volgende blzkunnen uitleggen!)
In de wand van de dunne darm: darmepitheelcellen. Opname van voedingsstoffen vindt dus
eerst plaats in darmepitheelcellen, zodat het in het bloed terecht komt en daarna door de cellen
opgenomen kan worden. De opname kan in het hele darmkanaal plaatsvinden, maar door het grote
oppervlak van de dunne darm, vindt dit vooral in de dunne darm plaats. Opname van in water
oplosbare vitaminen vindt echter plaats in de dikke darm.
Spijsvertering mond
Benoemt:
- de oorzaak van parotitis epidemica
Bof wordt veroorzaakt wordt door het bofvirus. Het wordt overgedragen door besmette druppeltjes
vocht die bofpatiënten uitademen, niezen of hoesten. Het bofvirus nestels zich meestal in de
speekselklieren, vooral in de oorspeekselklier, hoewel ook andere organen geïnfecteerd kunnen
raken. Infectie van de pancreas door het bofvirus kan tijdelijke of blijvende suikerziekte
veroorzaken. Meestal tussen 5-9e jaar. Door vaccinatie (actieve immuniteit)komt het nauwlijks voor.
Bij jongens na de puberteit kan het bofvirus ook de testes infecteren en onvruchtbaarheid
veroorzaken.
- welke weefsels in de mond gekeratiniseerd en niet gekeratiniseerd zijn
Gekeratiniseerd noem je ook wel verhoord in de mond heb je bepaalde plekken wat dus
steviger/harder is en het is minder beweeglijk.
Niet gekeratiniseerd in de mond Wel gekeratiniseerd in de mond
palatum Molle (zachte gehemelte) palatum Durum (harde gehemelte)
ondertong alveolaire mucosa
de omslagplooi vaste gingiva
vrije gingiva bovenkant van de tong
aangehechte gingiva
sulcus zijde
2
Spijsverteringsstelsel algemeen
Beschrijft en legt uit:
- van de onderstaande organen van het spijsverteringsstelsel de functie en werking):
de mond: BOB MC
Mechanische bewerking door gebitselementen en chemische vertering (bevochtiging)door
speekselmenging, zie blz 3.
de keelholte/pharynx
Keelspieren stuwenhet voedsel de slokdarm/ oesophagus in; de pharynx is een gezamenlijke
doorgang voor voedsel& lucht. NOL
- Nasopharynx (bovenste deel)
- Oropharynx (middelste deel)
- Laryngopharynx (onderste deel)
de slokdarm/oesophagus
Vervoertvoedsel naar de maag; materiaal wordt naar de maag gestuwd.
De slokdarm is een gespierde buis van 25 cm, ligt achter de luchtpijp en is ook
bekleed met gelaagd plaveiselepitheel. Heeft een bovenste en een onderste
slokdarmkringspier, de onderste is onder normale omstandigheden actief samengetrokken
zodat voedsel niet teruggaat.
de maag/gaster: CIMO
De maag bestaat uit pariëtale cellen (geven de intrinsieke factor en zoutzuur af vitamine B12)
en zymogene cellen (geven pepsinogeen af die wordt omgezet in het enzym pepsine). Chymus
ontstaat in de maag wanneer maagsap en speeksel met het voedsel worden gemengd.
- Chemischeafbraakvan voedsel door zuren en enzymen
- Vorming van deintrinsieke factor (noodzakelijk voor de opname van vitamine B12)
- Mechanischeafbraakvan voedsel via spiercontracties
- Tijdelijke opslag van voedsel
de dunne darm/ intestium tenue: EO
90% van vertering vind plaats in de dunne darm (meeste in jejunum). De dunne darm ontvangt
de zure maaginhoud en neutraliseert deze.De dunne darm bestaat uit drie delen:
1. Het duodenum/ de twaalfvingerige darm: ontvangt chymus uit de maag (dichtbij) en buffers
en verteringssappen vanuit de pancreas, lever en galblaas.
2. Het jejunum/ de nuchtere darm: Het grootste deel van de chemische vetering en de opname
van voedingsstoffen vindt in het jejunum plaats.
3. Het ileum/de kronkeldarm: Dit is het langste deel. Het ileum eindigt bij de kringspier die de
doorgang van de darminhoud vanuit het ileum naar de blinde darm reguleert.
- Enzymatischevertering
- Opnamevan water, organische substraten, vitaminen en ionen
de dikke darm: OTO
Alles wat niet is opgenomen in de dunne darm gaat door naar de driedelige dikke darm:
1. De cecum/ blinde darm: het materiaal komst eerst de blinde darm in. Hier begint het
indikken/ onttrekken van water.
2. Het colon/ karteldarm: door de aanwezigheid van uitstulpingen kan de dikke darm enorm in
lengte en breedte uitzetten.
3. De rectum/ endeldarm: de endeldarm vormt het einde van het spijsverteringskanaal en is
een rekbaar orgaan waar feces/ontlasting tijdelijk wordt opgeslagen. Functies:
- Opnamevan vitaminen die gevormd zijn door bacteriën
- Terugresorptie/onttrekking van water enindikken van onverteerbare materialen
(feces)
- Opslag van de ontlasting vóór defecatie/poepen
de lever: SGH
Belangrijkse 3 functies:
- Stofwisseling regulering (ademhaling) (opgenomen voedingsstoffen en gifstoffen
uit het bloed halen en concentraties voedingsstoffen registeren en aanpassen)
- Galvorming (belangrijk voor vetvertering)
- Hematologische regulering (bloed) (opslag bloed, vorming plasmaeiwitten en
verouderde cellen verwijderen)
de pancreas: HV
1
, Exocriene cellen geven buffers en verteringsenzymen af; endocriene cellen geven
hormonen af.
Endocriene cellen: bloedsuikerspiegelregelen
gegeten gesport
hormoon: Insuline
+ -
GLUCOSE GLYCOGEEN
in bloed hormoon: glucagon in lever
de galblaas: OC
Opslag en concentreren van gal.
- de verschillende spijsverteringssappen en de functie hiervan
Spijsverteringssappen bevatten enzymen, enzymen breken stoffen af en maken voedsel dus kleiner
zodat het uiteindelijk opgenomen kan worden in de dunne darm.
Speeksel: KOOLHYDRATEN
Bevat slijm en amylase (enzym). Slijm maakt het voedsel glad waardoor het inslikken
gemakkelijker gaat en amylase: verteert zetmeel (= een koolhydraat).
Maagsap: EIWITTEN
Maagsap bevat zoutzuur (HCl), slijm en pepsinogeen (proteolytisch: eiwitsplitsend).
Pipsinogeen wordt geproduceerd door zymogene cellen. Zoutzuur activeert pepsinogeen tot
pepsine, die eiwitten verteert tot lange polypeptiden.
Gal: VETTEN
Emulgeert vetten, gal verdeelt grote vetdruppels in kleinere druppeltjes zodat deze door
verteringsenzymen kan worden opgenomen.
Alvleessap:
Bevat ook enzymen: amylase die suikers en zetmeel (koolhydraten) verteert, lipase
die vetten verteerten pepsine die eiwitten verteert. Alvleessap wordt aan de dunne
darm afgegeven.
Darmssap
Bevat enzymen die de vertering van eiwitten en koolhydraten voltooien, hoe?: bevochtigt
materiaal, neutraliseert zuren en zorgt dat verteringsenzymen- en producten in oplossing
blijven.
- in welk gedeelte van het spijsverteringsstelsel de verschillende voedingsstoffen
worden opgenomen en hoe deze worden opgenomen(je moetde afbeelding op de
volgende blzkunnen uitleggen!)
In de wand van de dunne darm: darmepitheelcellen. Opname van voedingsstoffen vindt dus
eerst plaats in darmepitheelcellen, zodat het in het bloed terecht komt en daarna door de cellen
opgenomen kan worden. De opname kan in het hele darmkanaal plaatsvinden, maar door het grote
oppervlak van de dunne darm, vindt dit vooral in de dunne darm plaats. Opname van in water
oplosbare vitaminen vindt echter plaats in de dikke darm.
Spijsvertering mond
Benoemt:
- de oorzaak van parotitis epidemica
Bof wordt veroorzaakt wordt door het bofvirus. Het wordt overgedragen door besmette druppeltjes
vocht die bofpatiënten uitademen, niezen of hoesten. Het bofvirus nestels zich meestal in de
speekselklieren, vooral in de oorspeekselklier, hoewel ook andere organen geïnfecteerd kunnen
raken. Infectie van de pancreas door het bofvirus kan tijdelijke of blijvende suikerziekte
veroorzaken. Meestal tussen 5-9e jaar. Door vaccinatie (actieve immuniteit)komt het nauwlijks voor.
Bij jongens na de puberteit kan het bofvirus ook de testes infecteren en onvruchtbaarheid
veroorzaken.
- welke weefsels in de mond gekeratiniseerd en niet gekeratiniseerd zijn
Gekeratiniseerd noem je ook wel verhoord in de mond heb je bepaalde plekken wat dus
steviger/harder is en het is minder beweeglijk.
Niet gekeratiniseerd in de mond Wel gekeratiniseerd in de mond
palatum Molle (zachte gehemelte) palatum Durum (harde gehemelte)
ondertong alveolaire mucosa
de omslagplooi vaste gingiva
vrije gingiva bovenkant van de tong
aangehechte gingiva
sulcus zijde
2