Hoofdstuk 1, Parker, Inleiding: De benadering van revoluties
Voor de revoluties wordt in dit geval gekeken naar het westen. De fascistische revoluties in
Duitsland en Italië en de val van de Sovjet-Unie worden vaak niet opgenomen in de traditionele
lijst van revoluties, maar kunnen hier niet genegeerd worden. De revoluties hebben elk een heel
andere aard en worden door verschillende schrijvers in het boek behandeld; daarom is er geen
uniform patroon in de hoofdstukken.
Revolutionaire breuken
Om van een revolutie te spreken is niet altijd geweld nodig. Zoals Robert Daniels beschrijft over
de val van het communistische regime in Rusland, waarbij het oude politieke systeem volledig
werd vernietigd en er een revolutionaire verandering plaatsvond in de machtsstructuur. Het gaat
erom dat er sprake is van een diepe breuk in het politieke systeem, zoals een herverdeling van
de soevereiniteit en een herindeling van de staat. De instabiliteit van een overheid veroorzaakt
door een revolutie leidde soms tot het herstel van de orde door de creatie van nieuwe
staatsstructuren, die soms net zo onderdrukkend waren als de vorige. Wat een revolutie echt
definieert is niet eenduidig; het ligt niet aan de staatsvorm die erna ontstaat, maar aan het
breken en herindelen van de staat. Een revolutie hoeft ook niet te draaien om het geven van
macht aan de bevolking; daarom kan ook het nazisme, dat gericht was op het creëren van een
totalitaire staat, als een revolutie worden beschouwd.
Revoluties en het idee van vooruitgang
Een ander idee over revoluties is dat deze altijd progressief en bevrijdend zouden zijn, een
opvatting vooral afkomstig van liberalen en marxisten. Dit klopt echter niet; soms kwamen er
nieuwe systemen die dit niet waren. In de 18e eeuw betekende de verdediging van vrijheid vaak
hetzelfde als de verdediging van eigendom. Vaak wordt het eindpunt van een revolutie gezien als
het ontstaan van een liberale, kapitalistische democratie, zoals bij het communistische regime.
Dit was echter niet altijd het geval; na een revolutie kwam ook de bourgeoisie aan de macht, wat
niet altijd universele emancipatie bracht. Toch waren revoluties vaak een verbetering van het
oude systeem. Belangrijker was dat ze leidden tot de afschaffing van het feodalisme en een
toename van de productiviteit. Marxisten en liberalen waren het erover eens dat de verdediging
van eigendomsrechten centraal stond in vroegmoderne revoluties.
Ook is het niet zo dat een revolutie altijd het gevolg is van klassenstrijd. Tegenwoordig wordt dit
eerder gezien als een resultaat van deze omwentelingen dan als een oorzaak. De bourgeoisie
profiteerde het meest van de revoluties, maar het was de revolutie zelf die de bourgeoisie
creëerde, en niet andersom.
Revoluties en modernisering
Het boek onderzoekt ook de invloed van sociale en economische veranderingen op revoluties,
maar deze blijken veel minder doorslaggevend dan vaak wordt gedacht; er zijn veel meer
,externe krachten en gebeurtenissen die hierbuiten staan. Buitenaf droeg ook druk van buitenaf
bij aan het ontstaan van revolutionaire situaties. In de Amerikaanse opstand was de financiële
druk van de overheersers duidelijk; de onverwachte transformatie van deze opstand tot een
nationale revolutie kan echter alleen worden verklaard door een analyse van de kenmerkende
sociale en politieke structuren van het land en de spanningen die er heersten.
In het geval van Rusland en Frankrijk ging het vooral om de vraag waarom de ooit sterke
monarchieën niet langer in staat waren, en niet de wil hadden, om de hervormingen door te
voeren die nodig waren om hun positie te behouden. Dit kwam vooral door de zwakke
overheidsstructuren die de nodige vernieuwingen probeerden door te voeren, ondanks
meerdere pogingen. Modernisatie is alleen logisch wanneer het ene regime met het andere
wordt vergeleken. Het probleem van het Franse regime in de 18e eeuw was dat het moest
opboksen tegen de superieure economie, administratieve- en scheepvaartcapaciteiten van
Engeland. Frankrijk bleek hiertoe niet in staat, voerde te laat grote hervormingen door en liep
tegen politieke blokkades aan, waardoor de weg voor revolutie werd vrijgemaakt.
De Russische staat werd in de late 19e eeuw op vergelijkbare wijze geconfronteerd met de
noodzaak om West-Europa bij te houden, en stuitte zo op een politieke impasse. Rusland was te
gecentraliseerd en technologisch beperkt om op te kunnen tegen Amerika. Hierdoor besloot
Gorbatsjov in 1985 hervormingen door te voeren, wat zes jaar later leidde tot de ontbinding van
het oude regime. Al deze voorbeelden tonen aan dat staten vaak kwetsbaarder worden zodra ze
beginnen met hervormen. Voor achterblijvende staten is modernisatie nodig, maar dit brengt
het risico met zich mee dat zwakheden in overheidsstructuren aan het licht komen en
verergeren.
Het revolutionaire proces
Niet elk moment van druk en structurele crisis leidt vanzelf tot een revolutie. Het is onmogelijk
om een algemene oorzaak aan te wijzen waarom een opstand overgaat in een revolutie.
Achteraf is het gemakkelijk te zien dat er sprake was van een revolutie en wanneer een politieke
breuk plaatsvond, maar er is geen voorgeschreven volgorde van stappen die hier naartoe leiden.
Vaak wordt dit pas achteraf duidelijk en koesteren verschillende groepen nog hoop voor hun
eigen visie. Zelfs de Russische revolutie, die van tevoren al gedeeltelijk gepland was,
ontwikkelde zich onvoorspelbaar. Het ene kritieke moment volgde op het andere, met
uitkomsten die Lenin niet had voorzien, zoals de overname van de tijdelijke regering door de
Bolsjewieken, de burgeroorlog en de opkomst van Stalin. De Russische revolutie was eerder een
proces dan een gebeurtenis; dit geldt eigenlijk voor alle revoluties. Er is geen standaardmodel
voor de elementen die een revolutie van de ene fase naar de volgende brengen. Een revolutie
kan beter worden vergeleken met een verkeersopstopping: ze gebeuren onder verschillende
omstandigheden, met verschillende oorzaken, maar vertonen toch ook overeenkomsten. Zelfs
dit model blijft echter ontoereikend.
De Franse Revolutie: een voorbeeld en een stroomversnelling
Historici nemen de Franse Revolutie vaak als uitgangspunt voor bredere reflecties over
,revoluties. Het idee bestaat dat de Franse Revolutie het meest volledige voorbeeld is van een
revolutie, maar dit is slechts deels waar. Dit komt vooral door het doorzettingsvermogen van de
revolutionairen om elk overblijfsel van het ancien régime uit te roeien en opnieuw te beginnen.
Vergeleken met eerdere revoluties speelde de ‘gewone’ mens echter een beslissende rol, zoals
de opstand van de boeren in 1789 die de feodale relaties op het platteland vernietigde, en de
bevolking van Parijs die ingreep om de nieuwe Assemblée Nationale te redden en de monarchie
omver te werpen. Uiteindelijk werd de Franse Revolutie een Europese aangelegenheid die het
continent in jaren van oorlog stortte en een politiek systeem voortbracht dat verdeeld kon
worden in ‘links’ en ‘rechts’, een indeling die we nog steeds gebruiken.
Door de langdurige aard van de Franse revolutionaire strijd probeerden historici specifieke fases
te onderscheiden die een model van een revolutionair proces zouden kunnen weergeven en
toepasbaar zouden zijn op andere tijden en plaatsen. Omdat Frankrijk echter eindigde met
Napoleon, is dit niet altijd logisch. Andere historici stellen dat een revolutie altijd eindigt met
een figuur als Napoleon, Cromwell of Stalin. In dit boek ligt het daarom bij de lezers om te
bepalen in hoeverre de patronen van de Franse Revolutie zich herhaalden in andere revoluties.
Revolutionaire ideologie
Het grootste doel van dit boek is niet het vormen van een systematisch model, maar het
bespreken van de meest revolutionaire gebeurtenissen in hun historische context en binnen een
zich ontwikkelende revolutionaire traditie. De term revolutie wordt vaak verbonden met het idee
van vooruitgang. Voor de Verlichting werd verandering vaak als iets slechts gezien, en vroege
revoluties gingen vaak over het herstellen van oude vrijheden en rechten. Ook de koningen
moesten hiernaar streven en God speelde nog een centrale rol in de legitimatie van hun macht.
Toch ontstond er een nieuwe ideologie die zich verzette tegen het idee dat de koning oneindige
macht had via God. Veel van deze nieuwe ideeën ontstonden in de protestantse traditie. Religie
speelde altijd een belangrijke rol in politiek en in het denken van heersers en bevolking. Voor
koningen was religieuze eenheid essentieel voor het behoud van hun autoriteit; als ze hierin
tekortschoten, konden ze door hun bevolking worden aangeklaagd omdat ze hun ‘contract’ met
het volk, het respecteren van oude rechten, niet nakwamen. Al in de eerste opstanden werd
ingegaan tegen het idee van onbeperkt koninklijk gezag. Tijdens het verloop van de strijd
ontstonden bovendien nieuwe ideeën die verschillende overheidsvormen moesten
verantwoorden, waarbij het idee van soevereiniteit in de praktijk op verschillende manieren kon
worden gebruikt.
Langzaam ontwikkelde zich ook het idee dat individuen en rechtspersonen bepaalde,
natuurlijke rechten hadden, die ze als mens van zichzelf bezaten. In de jaren van de revolutie
(1789-1794) ontstond een enorme stroomversnelling; het leidde tot een nieuw tijdperk waarin
het idee van revolutie een eigen leven kreeg. De term revolutie werd nu iets waarmee men actief
aan de slag kon of waarover men kon debatteren, en het diende als voorbeeld voor andere
groepen die in opstand wilden komen. De Franse Revolutie bood bovendien een tegenwicht
tegen de gevestigde orde, die niet langer afhankelijk was van religieuze aannames over door
God gegeven macht.
De sociale kwestie en de bevolking
Tijdens de Franse Revolutie kwamen sociale problemen duidelijk naar voren, vooral sociale
, ongelijkheid en armoede. Druk van onderaf door de bevolking, vaak veroorzaakt door
economische nood, speelde een rol in de revolutie. In Frankrijk werd de revolutie grotendeels
geleid door de hogere standen, die probeerden een bondgenootschap met de bevolking te
behouden zonder hun eigen controle te verliezen. In eerdere revoluties werden opstanden vaak
geleid door de hogere sociale klassen en geleerden; revolutionairen kwamen vooral uit groepen
met zelfwaardering en de middelen en tijd om te investeren in radicale politiek. Toch stond de
sociale kwestie van de bevolking centraal in de revolutionaire ideologie, en revoluties gingen
vooral om het nakomen van beloftes aan de gewone man.
De kracht van ideeën
Ideeën speelden een enorme rol bij het ontstaan van revoluties; het ging niet alleen om
machtsrelaties en staatsstructuren. Staten worden gelegitimeerd en bijeen gehouden door een
complex geheel van sociale, politieke en culturele ideeën. Zolang de politieke en sociale elite
geloof bleef houden in de gevestigde orde en in zichzelf, was grote verandering onwaarschijnlijk.
De Verlichting had aan het moderne Europa het concept van vooruitgang nagelaten, dat werd
aangevuld met het idee dat politieke vernieuwing niet mogelijk was zonder morele vernieuwing.
Veel ideologieën, zoals die van Rousseau, Marx en de fascisten, bouwden hierop voort en boden
hun aanhangers de overtuiging dat ze stonden voor de belangen van de mensheid als geheel,
vaak met verwoestende gevolgen voor degenen die het hier niet mee eens waren.
Het kan worden gesteld dat revoluties weinig hebben veranderd op het gebied van grotere
vrijheid, democratie of sociale gelijkheid die niet op andere manieren bereikt hadden kunnen
worden. John Dunn stelt dat wanneer revoluties hun verklaarde doelstellingen niet halen, ook
niet-revolutionaire regimes dit niet doen. Bovendien ontstonden revoluties juist wanneer het
oude regime niet adequaat reageerde op druk tot vernieuwing of niet in staat bleek een
hervormingsprogramma door te voeren. Koningen hielden vaak vast aan hun macht totdat een
grote ramp hen trof, terwijl parlementaire regimes gevoeliger waren voor publieke druk en een
grotere mogelijkheid tot hervorming lieten zien. Marx stelde dat in zulke gevallen de
arbeidersklasse zelfs zonder revolutie druk kon uitoefenen om sociale ongelijkheid te
verminderen.
De Oktoberrevolutie in Rusland bepaalde voor het grootste deel van de 20e eeuw de sociale en
politieke agenda van Europa, net zoals de Franse Revolutie dit had gedaan voor de 19e eeuw.
Hoofdstuk 5, Parker, De Amerikaanse revolutie 1763 – 1791
De Amerikaanse revolutie kan het best worden omschreven als een crisis in GB wat resulteerde
in het verlies van 13 kolonies. Vanuit Amerikaans perspectief was dit het bereiken van
onafhankelijkheid en het ontstaan van de Amerikaanse republiek. Dit proces had 3 elementen:
- Het ontstaan van overheden in elke staat tijdens de oorlog
- De schepping van een nationale staat
- Een aanzienlijke sociale verandering
Elk van deze punten deed ideologische vragen rijzen over de bron het legitiem gezag, de
bescherming van vrijheid, de noodzaak van overheidsmacht en de basis voor gelijkheid.