Samenvatti ng pathologie blok 3.2
Hoorcollege 1: immunologie
Immuunsysteem: beschermt tegen pathogenen(organismen die ziekten verwekken) en antigenen
(lichaamsvreemde stoffen).
Cellulair: cellen
Humoraal: stofjes
APC= antigeen presenterende cellen
Aspecifiek afweer systeem Specifiek afweer systeem
Cellulair Macrofagen en dendritische Lymfocyten
cellen in weefsels(APC)
Neutrofielen en monocyten
in bloed (APC)
Humoraal Complementfactoren Antistoffen
Antistof= maakt lichaamsvreemde stof dood
Antilichaam= Antigeen =lichaamsvreemde stof
Specifieke afweersysteem:
Fagocyten= pacman die alles opeet wat niet bekend is in het lichaam en vervolgens presenteerd aan
de rest van het lichaam (APC)
Lymfoiden organen
Primair (beenmerg en thymus)
Secundair (neus, keelamandelen, milt, peyers platen in darmen)
o 60% van alle lymfoide cellen zitten in de darmen (terminale illium met name)
o In submucosa zitten veel b-cellen die veel igA produceren.
o In darm zitten ook dendritische celllen (tussen epiteelcellen) en mcellen (in peyerse
platen) die de darminhoud in de gaten houden en antigenen kunnen opnemen en
presenteren APC’s
Cellulaire gedeelte van specifieke afweersysteem:
Lymfocyten (te vinden in lyfoiden organen rond om lymfe systeem en in bloed), 2 soorten:
B-cellen (gemaakt in beenmerg)
o Hebben antistoffen aan hun buitenkant van de cel, deze kennen 1 bepaalde structuur
molecuul, dan wordt hij geactiveerd. Na activatie vormt hij plasma cellen en memory
cellen.
, Plasma cellen/B-cellen (deze vormen gevormd met hulp van T-helper cel)
fabriekjes die produceren specifiek antistof tegen het antigeen
Memory cellen zorgen ervoor als je nog een keer dit antigen binnen krijgt
dat je dan al veel meer antistoffen in je lichaam hebt
T-cellen (gemaakt in thymus) kan alleen antigenen herkennen in APC
o T-helper suppressor cellen helpt andere T-cellen en B-cellen
o Cytotoxische T-cel/killer T-cel deze dood het antigeen
Humorale gedeelte van specifieke afweer systeem
Antistoffen
Bestaan uit immunoglobinen (IG) bijvoorbeeld igE
o Worden geproduceerd door de B-cellen de door de plasma cellen
o Er zijn 9 verschillende soorten (in pp staat belangrijkste 4 met functies)
igA: in oa moedermelk, speeksel, darmen. Doden micro organismen.
Voorkomt hechting aan slijmvlies door erop te gaan zitten.
igG: in bloed, bind aan allergenen en kan in weefsels treden. Gaan op micro
organismen zitten waardoor ze aantrekkelijk worden voor
fagocyten(pacmans) proces heet opsonisatie
igM: in bloed. doden micro organismen
igE: zit gebonden aan mestcellen (deze zitten vol met
ontstekingsmediatoren) heeft te maken met allergieën. Als ze in aanraking
komen met komen alle ontstekingsmediatoren vrij, een van die
ontstekingsmediatoren is histamine. Hier krijgt je lichaam een allergische
reactie van. Ontstekingsmediatoren zorgen voor:
vasodilatatie (verhoogde bloedstroom)
chemotaxis (aantrekking andere ontstekingscellen)
verhoogde permeabiliteit van capilairen bloeddruk
daaltherseren krijgen geen zuurstof meeranafylactische shock
contractie glad spierweefsel
Lichaam kan oneindig veel antistoffen maken, deze zijn tegen antigenen
, Hoorcollege 2: Voedselallergie
Allergieën
IgE gemedieerd: Mestcellen en basofielen zien er het zelfde uit. Alleen mestcellen zitten in de
weefsels en basofielen zitten in het bloed.
o Symptomen gelijk
Niet igE gemedieerd: T cel gemedieerd
o Symptomen na 6-96 uur
Niet immunologische reactie
Symptomen voedselallergie
Anafylactische shock (ontstekingsmediatoren komen vrij verhoogde permeabiliteit van
capilairen bloeddruk daaltherseren krijgen geen zuurstof meeranafylactische shock
Gastro intestinaal maagdarmstelsel klachten: misselijk bijv
Respiratoir ademhalingsstelsel: niezen, astma bijv
Dermatologisch aan de huid
Diagnostiek
Antihistaminica
Adrenaline inject epi pen (bij anafylactische shock) zorgt ervoor dat de vaten weer samen
gaan trekken en dat je hart weer sneller gaat kloppen
Dieet aanpassing via dietist
Preventie
Borstvoeding 6-12 maanden
Niet roken
Schaaldieren is de meest voorkomende allergie bij volwassenen in nl, bij kinderen is dat melk.
Hoorcollege 1: immunologie
Immuunsysteem: beschermt tegen pathogenen(organismen die ziekten verwekken) en antigenen
(lichaamsvreemde stoffen).
Cellulair: cellen
Humoraal: stofjes
APC= antigeen presenterende cellen
Aspecifiek afweer systeem Specifiek afweer systeem
Cellulair Macrofagen en dendritische Lymfocyten
cellen in weefsels(APC)
Neutrofielen en monocyten
in bloed (APC)
Humoraal Complementfactoren Antistoffen
Antistof= maakt lichaamsvreemde stof dood
Antilichaam= Antigeen =lichaamsvreemde stof
Specifieke afweersysteem:
Fagocyten= pacman die alles opeet wat niet bekend is in het lichaam en vervolgens presenteerd aan
de rest van het lichaam (APC)
Lymfoiden organen
Primair (beenmerg en thymus)
Secundair (neus, keelamandelen, milt, peyers platen in darmen)
o 60% van alle lymfoide cellen zitten in de darmen (terminale illium met name)
o In submucosa zitten veel b-cellen die veel igA produceren.
o In darm zitten ook dendritische celllen (tussen epiteelcellen) en mcellen (in peyerse
platen) die de darminhoud in de gaten houden en antigenen kunnen opnemen en
presenteren APC’s
Cellulaire gedeelte van specifieke afweersysteem:
Lymfocyten (te vinden in lyfoiden organen rond om lymfe systeem en in bloed), 2 soorten:
B-cellen (gemaakt in beenmerg)
o Hebben antistoffen aan hun buitenkant van de cel, deze kennen 1 bepaalde structuur
molecuul, dan wordt hij geactiveerd. Na activatie vormt hij plasma cellen en memory
cellen.
, Plasma cellen/B-cellen (deze vormen gevormd met hulp van T-helper cel)
fabriekjes die produceren specifiek antistof tegen het antigeen
Memory cellen zorgen ervoor als je nog een keer dit antigen binnen krijgt
dat je dan al veel meer antistoffen in je lichaam hebt
T-cellen (gemaakt in thymus) kan alleen antigenen herkennen in APC
o T-helper suppressor cellen helpt andere T-cellen en B-cellen
o Cytotoxische T-cel/killer T-cel deze dood het antigeen
Humorale gedeelte van specifieke afweer systeem
Antistoffen
Bestaan uit immunoglobinen (IG) bijvoorbeeld igE
o Worden geproduceerd door de B-cellen de door de plasma cellen
o Er zijn 9 verschillende soorten (in pp staat belangrijkste 4 met functies)
igA: in oa moedermelk, speeksel, darmen. Doden micro organismen.
Voorkomt hechting aan slijmvlies door erop te gaan zitten.
igG: in bloed, bind aan allergenen en kan in weefsels treden. Gaan op micro
organismen zitten waardoor ze aantrekkelijk worden voor
fagocyten(pacmans) proces heet opsonisatie
igM: in bloed. doden micro organismen
igE: zit gebonden aan mestcellen (deze zitten vol met
ontstekingsmediatoren) heeft te maken met allergieën. Als ze in aanraking
komen met komen alle ontstekingsmediatoren vrij, een van die
ontstekingsmediatoren is histamine. Hier krijgt je lichaam een allergische
reactie van. Ontstekingsmediatoren zorgen voor:
vasodilatatie (verhoogde bloedstroom)
chemotaxis (aantrekking andere ontstekingscellen)
verhoogde permeabiliteit van capilairen bloeddruk
daaltherseren krijgen geen zuurstof meeranafylactische shock
contractie glad spierweefsel
Lichaam kan oneindig veel antistoffen maken, deze zijn tegen antigenen
, Hoorcollege 2: Voedselallergie
Allergieën
IgE gemedieerd: Mestcellen en basofielen zien er het zelfde uit. Alleen mestcellen zitten in de
weefsels en basofielen zitten in het bloed.
o Symptomen gelijk
Niet igE gemedieerd: T cel gemedieerd
o Symptomen na 6-96 uur
Niet immunologische reactie
Symptomen voedselallergie
Anafylactische shock (ontstekingsmediatoren komen vrij verhoogde permeabiliteit van
capilairen bloeddruk daaltherseren krijgen geen zuurstof meeranafylactische shock
Gastro intestinaal maagdarmstelsel klachten: misselijk bijv
Respiratoir ademhalingsstelsel: niezen, astma bijv
Dermatologisch aan de huid
Diagnostiek
Antihistaminica
Adrenaline inject epi pen (bij anafylactische shock) zorgt ervoor dat de vaten weer samen
gaan trekken en dat je hart weer sneller gaat kloppen
Dieet aanpassing via dietist
Preventie
Borstvoeding 6-12 maanden
Niet roken
Schaaldieren is de meest voorkomende allergie bij volwassenen in nl, bij kinderen is dat melk.