2025 – 2026
Leerdoelen
• Je laat zien dat je beschikt over basiskennis op tenminste begripsniveau van
orthopedagogische uitgangspunten gericht op het werken met gezinnen in complexe
opvoedsituaties (FK)
• Je kunt een gezin met meervoudige en complexe problemen herkennen en definiëren.
• Je beschikt over basiskennis van de ouderschapstheorie van Van der Pas en kan deze
toepassen bij het werken met gezinnen met meervoudige en complexe problemen.
• Je herkent kenmerken van trauma, LVB, gedragsproblemen, hechtingsproblematiek,
stemmingsproblematiek, scheidingsproblematiek, ASS en/of ADHD.
• Je kunt verklaringen geven voor trauma, LVB, gedragsproblemen,
hechtingsproblematiek, stemmingsproblematiek, scheiding, ASS en/of ADHD op basis
van een eenvoudige casus.
• Je hebt kennis van bouwstenen van effectieve behandelmethoden voor jeugdigen en/ of
opvoeders met trauma, LVB, gedragsproblemen, hechtingsproblematiek,
stemmingsproblematiek, scheiding, ASS en/of ADHD.
, Richtlijnen jeugdhulp
Inhoudsopgave
Les 1 - orthopedagogische blik ...................................................................................................... 3
Les 2 - gehechtheid ....................................................................................................................... 9
Les 3 – trauma .............................................................................................................................18
Les 4 – scheiding en contextuele benadering ................................................................................24
Les 5 – autismespectrumstoornis .................................................................................................31
Les 6 – LVB...................................................................................................................................41
Les 7 – gedragsproblemen en ADHD .............................................................................................44
Les 8 – stemming en suïcidaliteit ..................................................................................................53
2
, Richtlijnen jeugdhulp
Les 1 - orthopedagogische blik
Orthopedagogiek: ‘de wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere of specifieke opvoeding
en het in zijn ontwikkeling belemmerde kind’.
! Ouderschapstheorie van Van der Pas komt vraag over in toets !
3 aannames:
1. Elke ouder heeft een besef van verantwoordelijk-zijn
Ouders willen in de basis het beste voor hun kind; zelfs als hun gedrag weerstand oproept, is het
belangrijk te veronderstellen dat hun intenties goed zijn.
2. Ouderschap maakt kwetsbaar
Ouderschap brengt altijd uitdagingen met zich mee: ouders kunnen zich schuldig of beschaamd
voelen, kwetsbaar zijn voor falen, onzekerheid, etc. Bewust zijn van die kwetsbaarheid is
belangrijk voor professionals.
3. Ouders zijn eindverantwoordelijk
Ouders blijven – ook in moeilijke tijden – de mensen die de totale verantwoordelijkheid dragen
voor hun kind; de professional “loopt mee”, ondersteunt, helpt zicht of grip te krijgen, maar
neemt niet over.
4 buffers: De buffers vormen het veerkrachtsysteem van ouders en beschermen bij ongunstige en
zware omstandigheden.
1. De solidaire gemeenschap
Gemeenschap, zorgverleners en voorzieningen die oog hebben voor kwetsbaarheid en
complexiteit, die ouders ondersteunen en hun goede intenties erkennen.
2. Goede taakverdeling
Verdeling van verantwoordelijkheden binnen het gezin, én tussen gezin en instellingen.
Betekenis van een sociaal netwerk: hulp, tijd voor jezelf, steun etc.
3. Metapositie
Het vermogen van ouders om ‘boven de situatie te staan’, te reflecteren op hun eigen handelen,
effect van hun gedrag op het kind te zien, en te kiezen om eventueel gedrag aan te passen.
4. ‘Goede ouder’-ervaringen
Momenten dat ouders ervaren dat zij het goed doen, dat hun ouder zijn ertoe doet; deze
ervaringen geven vertrouwen, en zijn van belang om moeilijke momenten te overbruggen.
• Welzijn van de ouder, opvoedvertrouwen, oudersschapsbeleving worden gezien als
centrale onderdelen van wat het betekent om “goed” te kunnen ouderschap geven.
• Ouderschap is een continu proces: de invulling verandert per levensfase, per kind, per
context. Elke fase en elk kind vraagt andere dingen van de ouder.
• Professionals hebben een ondersteunende rol: niet om over te nemen, maar om mee te
lopen en te versterken, zodat ouders zelf (weer) de regie hebben.
( https://www.ncj.nl/wp-content/uploads/media-import/docs/443a5d62-ffa3-4365-8bbc-
a2201a9e3aee.pdf )
Een gezin met meervoudige en complexe problemen is een gezin met minstens één ouder en
een kind, dat langdurig te maken heeft met een combinatie van sociaal-economische en
psychosociale problemen.
3
, Richtlijnen jeugdhulp
Er is al hulp geweest, maar deze heeft geen duurzaam resultaat opgeleverd.
De betrokken hulpverleners ervaren dat het gezin moeite heeft om hulp te accepteren of
daadwerkelijk te gebruiken.
Een gezin met meervoudige en complexe problemen ervaart langdurige problemen om minimaal
zes van de zeven domeinen (en per domein minimaal één factor):
Factoren Voorbeelden factoren
1. Kindfactoren Psychische of psychosociale problemen inclusief
ontwikkelingsproblemen, gedragsproblemen,
psychosomatische problemen en verslavingen; cognitieve
problemen (zoals leerproblemen) en verstandelijke beperking;
slachtoffer of getuige van mishandeling, misbruik,
verwaarlozing of huiselijk geweld
2. Ouderfactoren Psychische of psychosociale problemen inclusief
psychosomatische problemen, gedragsproblemen (agressief en
crimineel gedrag) en verslaving; cognitieve problemen (zoals
laag IQ) en verstandelijke beperking; slachtoffer, getuige of
dader van mishandeling, misbruik, verwaarlozing of huiselijk
geweld.
3. Opvoedingsfactoren Onvoldoende of inconsistente opvoedingsstrategieën;
pedagogische onmacht (te veel of te weinig autoriteit, gebrek
aan controle, overbescherming); weinig consistentie; weinig
responsiviteit; veel harde discipline (weinig positieve
bekrachtiging); onveilige hechting ouder-kind.
4. Gezinsfunctioneren Verstoringen in het functioneren van het gezin als systeem,
zoals relatieproblemen; conflicten; communicatieproblemen;
weinig cohesie; veel externe locus of control (geloof dat je geen
controle hebt, maar dat externe factoren invloed hebben op
jouw situatie); geen organisatie/structuur; loszand (weinig
verbondenheid).
→ als gevolg van deze problemen vaak gescheiden
ouders/eenoudergezinnen
5. Contextuele factoren Slechte huisvesting; meerdere negatieve levensgebeurtenissen;
financiële problemen (schulden, armoede, uitkering afhankelijk,
laag inkomen); lage sociaal-economische status.
6. Sociaal netwerk Problemen binnen het sociale netwerk, zoals verstoord of
gebrek aan sociaal netwerk; conflicten met buurtbewoners en
vrienden, (in)formele contacten verlopen moeizaam.
7. Hulpverlening Lange geschiedenis van hulpverlening/ meerdere hulpverleners
betrokken (geweest) – zorgt voor gebrek aan coördinatie;
uithuisplaatsing.
- Je kunt een analyse maken van goed genoeg opvoederschap waarbij (de relatie tussen)
de ontwikkelingsbehoeften, de opvoedvaardigheden en omgevingsomstandigheden in
kaart zijn gebracht.
4